106. De economische democratie is asociaal

De politieke democratie, die goddeloos, absurd en vernietigend voor de naties is, betekent bovendien een catastrofe voor het welzijn en de stabiliteit van de fundamentele menselijke gemeenschappen. Voor de families is zij een ramp die tot de dood leidt.

1. De moderne economie is een anti-ecologie, vooreerst omdat ze zichzelf profileert als democratisch en dat ook ten volle is. Ze probeert bewust de reële noden van de individuen te vervangen door hun ingebeelde verlangens, de dwingende behoeften van hun situatie door willekeurige en voorbijgaande wensen, hun vaststaande plichten door hun afgekondigde rechten, hun waarachtig welzijn door de geneugten van het moment. De belangrijkste onvoorzichtigheid, die verheven is tot opperste wet van elke economische democratie, bestaat er in de gelukzaligheid te verplaatsen van God naar de mens, van de Hemel naar de aarde, van de toekomst naar het heden, van het geestelijke naar het lichamelijke. Het mystieke Lichaam van Christus, broederschap van de kinderen van God en van Maria, wordt vervangen door het individu, die eenzame, inhalige en afgunstige godheid.

2. De utopische eis van onmiddellijk materieel geluk voor iedereen leidt tot de ontbinding van de maatschappij. Want elk individu krijgt als opperste regel dat hij uit alles profijt moet trekken voor hemzelf alleen, zonder eerbied voor wat dan ook, zonder vrees voor een sanctie, zonder liefde voor eender wie. Alles draait om de dwaze of onbeschaafde cultus van het eigen ogenblikkelijk plezier. Dat komt neer op de totale ontkenning van de objectieve realiteit van het ecologisch leven, namelijk de familie. Het betekent het volkomen miskennen van de praktische kunst om in familieverband voorzichtig te zoeken naar een haalbare vorm van welvaart die gemeenschappelijk is voor alle leden, maar die ook getuigt van eerbied voor het welzijn van andere families.

3. Spijtig genoeg hebben de hedendaagse katholieke economisten, door een bijzonder droeve neiging om zich te confirmeren, zich bij dit systeem aangesloten door het stichten van een ... christendemocratische economie! Ze hebben de monumentale fout van het systeem behouden: het individualisme. Ze dachten er aan te sleutelen door het « personalisme » te noemen en het om te vormen tot een zeer hoogstaande – een al te hoogstaande! – zoektocht naar de waardigheid, het welzijn, de geestelijke en morele rechten van de persoon tijdens zijn leven hier op aarde. Op die manier zou heel de economie weliswaar niet ten dienste moeten staan van het individu (dat volgens hen afhangt van de maatschappij en dus naar believen kan uitgebuit worden), maar ten dienste van de persoon, de bezitter van heilige, onschendbare en onaantastbare rechten die bijgevolg verheven is boven elke wet die voor de gemeenschap geldt.

Neen! De economische gemeenschap is er niet voor de persoon; zij is er niet voor zijn welzijn (theorie van de jaren 1930-1960) en evenmin voor zijn bevrijding (theorie van de jaren 1960-1980). De waarheid is dat de mens, die alles ontvangt van zijn familie en haar alles verschuldigd is, slechts zijn eigen ecologische bestemming vindt in het gemeenschappelijk goed van de familiale voorspoed. Elk systeem, al zou het een godsdienst zijn, dat deze fundamentele waarheid ontkent, zal de ontbinding van de maatschappij en de families met zich mee brengen. Deze waarheid ontkennen is bijgevolg een misdaad.