1. In de naam van de Vader en de Zoon en de H. Geest, door u, Onbevlekte Ontvangenis…

De trouwe katholiek is gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest en maakt deel uit van de Roomse Kerk. Van haar ontvangt hij, in een totale kinderlijke gehoorzaamheid, het licht van het geloof, op de ogenblikken door God bepaald. 

Door in 1854 de Onbevlekte Ontvangenis van de Allerheiligste Maagd Maria te definiëren opende de Z. Paus Pius IX voor de Kerk een tijdperk van ongeziene vruchtbaarheid, dat door de H. Pius X geroemd werd.

Het is in die geest dat onze vader, abbé de Nantes, de door hem gestichte Falanx toewijdde aan het Onbevlekt Hart van Maria op 8 december 1997. Sindsdien mediteerde hij onafgebroken over het “geheim” dat vervat is in dit bijzonder privilege van de H. Maagd, dat haar de eerste plaats geeft in de Kerk en in elk van onze levens.

Zo ontvangt de falangist de genade van het doopsel, zoals alle genaden, « door toedoen van het Onbevlekt Hart van Maria », zoals de H. Jacinta van Fatima zei, en wordt de gedoopte in eenzelfde omhelzing kind van God én van Maria.

1. Zoals een kind allereerst zijn moeder kent en haar alleen, en van haar leert zich naar zijn vader te wenden, zo ook is de Maagd Maria de eerste persoon die zich buigt over de ziel van de nieuwgeborene in de grote goddelijke familie; en hij hecht zich aan deze Onbevlekte Moeder met de spontane geestdrift van een kind van de genade.

2. Als volmaakt schepsel, ontoegankelijk voor het kwaad, het vlees, de wereld en Satan, aantrekkelijk door haar schoonheid en gratie, haar tederheid en zoetheid, haar maagdelijkheid, vurigheid en vroomheid, als metgezellin van God vandaag en in alle eeuwigheid, bekleedt zij zichtbaar de plaats van de onzichtbare Geest die haar bewoont en vervult met zijn zeven gaven. Zij is de Deur van de Hemel waarlangs elke katholiek binnentreedt in het intieme leven van de goddelijke Personen, in de liefdesuitwisseling tussen de Vader, de Zoon en de H. Geest die de theologen de “rondom omgaande liefde” noemen.

De falangist vindt dus in zijn toewijding aan de Onbevlekte de volheid van het sacrament van zijn doopsel, de absolute waarde van zijn bestaan, de drijfveer voor zijn daden en het uiteindelijke doel van zijn affecties. Niets kan in zijn ogen die christelijke mystiek overtreffen of benaderen, laat staan weerleggen. Wetenschap of kunst, macht of eer, bezit of wereldse genoegens: niets kan hem afbrengen van deze toewijding. Integendeel, ze is de kern en het hoogtepunt van zijn streven.    

De waarheden van het geloof vormen niet zomaar een aspect van zijn leven, een achtergrondgedachte waarvan hij kan afstappen, neen, heel zijn leven wordt aangestuurd door zijn geloof. Die trouw onderhoudt hij naar het voorbeeld van de stichter van de Falanx. 

3. Als kind van Maria behoort de falangist tot de Kerk, Bruid van Jezus Christus. Hij is katholiek van geboorte of door bekering, maar altijd in de lijn van de traditie, want in de orde van de genade wordt niemand als vondeling geboren. Trouw aan die verbintenis bewaart hij het katholiek geloof, ontvangt de sacramenten, neemt deel aan de liturgie van de Kerk en onderwerpt zich aan haar geboden. Hij doet dat loyaal en zonder valse schaamte, zowel in het openbare leven als in de privésfeer. De falangist ontwikkelt in zichzelf de goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde, naast de morele deugden van voorzichtigheid, kracht, rechtvaardigheid en matigheid. Hij leeft door de band genomen in de vrede en de vreugde die aan de leerlingen van Christus werden beloofd.

4. De falangist is bovennatuurlijk geïnspireerd, omdat hij zijn aards leven oriënteert op de heerlijkheid van het hiernamaals; omdat hij het heden beoordeelt op basis van de traditie van het verleden, waarin de mysteries verschenen die de grondslag vormen van ons heil; omdat hij hier beneden geen blijvende woning vindt, maar aan de overzijde van dood en geschiedenis de komst verwacht van het eeuwig Koninkrijk in al zijn volheid.