12. Het H. Hart van Jezus
en Maria, heil van de wereld
Het gebeuren van het Kruisoffer deelt de geschiedenis van de mensheid in tweeën: tevoren heersten de duisternis, de slavernij van de zonde, het bederf en de dood; nadien kwamen het licht, de vrede, de vreugde, de vrijheid en ook al het eeuwig leven. Het Kruis deelt de wereld op in twee rijken. Aan het ene moet men verzaken om aan het andere te kunnen toebehoren. Men moet kiezen tussen het rijk van God en het rijk van Satan, die ooit het eeuwige Paradijs en de eeuwige hel zullen zijn.
1. De falangist heeft een sombere kijk op de wereld zonder God. Toch staat hij even ver van het calvinistisch pessimisme als van de mythe van de “goede wilde” van Jean-Jacques Rousseau. De falangist wantrouwt alles wat Christus nog niet heeft aangeraakt en geheiligd. Hij heeft medelijden met de ongelovigen om hun ellendige toestand en werkt voor hun bekering, maar hij bestrijdt hen als ze arrogant en agressief zijn. Hij heeft slechts haat voor de Wereld waarvoor Christus niet gebeden heeft en waarvan Satan de vorst is.
De falangist heeft vertrouwen in de christelijke volkeren en in zichzelf, maar dat vertrouwen is niet vermetel. Hij weet dat zij en hij kunnen rekenen op de genade en de kracht van God, maar slechts dankzij de verdiensten van Christus en de onafgebroken gave van de vruchten van de Verlossing. Bovenal moet men trouw zijn.
2. Jezus Christus is waarachtig God en waarachtig mens. Hij is de Heer, onze Meester en onze Verlosser. Dat is de geheiligde, absolute, objectieve, universele en definitieve waarheid, waartegenover geen enkele andere theorie of aanvoelen stand kan houden. Wie het gelooft, is in de waarheid; hij heeft de juiste weg gekozen en is al in het eeuwig leven. Wie het echter niet gelooft, verkeert in dwaling en ongerechtigheid en is op weg naar het verderf. Hoe verdraagzaam men om redenen van voorzichtigheid en naastenliefde tegenover die persoon ook wil zijn, men kan niet ontkennen dat hij in gebreke blijft tegenover God, de mensengemeenschap en zijn eigen welzijn; hij mag niet in die toestand blijven en evenmin mogen de ware christenen hem daarin laten.
3. Gevormd door de lessen van het Evangelie, gesterkt door de genade van het Kruis en zich verheugend in de heerlijkheid van de Verrezene wil de falangist onderdaan van die glorierijke Koning zijn. Christus en de Onbevlekte Maagd Maria heersen over zijn gedachten, zijn gevoelens, zijn inzet en al zijn doen en laten. Hij leeft slechts door hen, met hen, zoals hen, in hen en voor hen. Het gaat daarbij niet om een willekeurige individuele keuze die hij altijd kan herroepen, maar om de vrije en definitieve persoonlijke erkenning van het soevereine gezag en dus van het universeel, absoluut recht van Jezus Christus en zijn Moeder over elk schepsel dat door hun Bloed is vrijgekocht.
4. Jezus is de opperste Koning en de opperste Heer. Hij draagt de drievoudige kroon van macht, wijsheid en liefde en deelt die van in alle eeuwigheid met zijn Moeder, want beiden hebben zij de mensheid geschapen, verlost en geheiligd. De falangist plaatst zich enthousiast onder de banier van de Onbevlekte en in de dienst van Jezus Christus opdat deze de eeuwen door zou heersen over elk schepsel en elke knie zich voor Hem en haar zou buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde.