20. De godsdienstvrijheid, ondermijning van het geloof

1. Toen de liberaal-katholieken moegestreden waren en er genoeg van hadden om te vechten tegen een vijandige wereld, tegen de geheime genootschappen die de bronnen van de macht, de eer en het geld in handen hebben, besloten zij de Kerk te verzoenen met de wereld. Zij spanden zich in om begrip te tonen voor alle mogelijke opvattingen onder de mensen, zelfs voor die van de grootste vijanden van ons geloof – alsof het ja en het neen met elkaar kunnen worden verzoend, alsof er overeenstemming mogelijk is tussen de leerlingen van Christus en de antichristelijke atheïsten, tussen zij die arbeiden voor de uitbreiding van het Rijk van Jezus en zij hen die verwoede pogingen doen om het te vernietigen, tussen Christus en Belial!

2. De toenadering die de liberaal-katholieken nastreven is alleen mogelijk door de erkenning en afkondiging van een volledige godsdienstvrijheid, dat wil zeggen van het gelijke recht van alle godsdiensten en levensvisies om voor waar gehouden te worden en dus ook in volledige vrijheid en openlijk te worden beleden, ieder volgens zijn persoonlijke opvattingen. Eigenlijk is dat een Copernicaanse omwenteling. Vroeger stond de geopenbaarde godsdienst, met zijn goddelijke waarheid, zijn wetten en sacramenten die door Jezus vanuit de Hemel op aarde waren gebracht, radicaal tegenover de door de hel geïnspireerde duisternis van de dwaling en de goddeloosheid. Tegenwoordig komen alle religieuze of filosofische voorstellingen en overtuigingen gelijkelijk voort uit het menselijk geweten. De liberaal-katholiek ziet er geen fundamenteel verschil tussen. Wat iemand voor waar en goed houdt, heeft dezelfde rechten, dezelfde waarde, dezelfde authenticiteit als wat hij bij de anderen als dwaling of gebrek aan godsdienstigheid beschouwt.

3. Zo ziet de liberaal-katholieke opvatting over de godsdienstvrijheid eruit. Vandaag is zij de fundamentele overtuiging van heel de mensheid geworden en heeft zelfs de conciliaire Kerk haar geaccepteerd. Het gevolg is dat er geen vast en objectief onderscheid meer is tussen waarheid en dwaling. Niemand kan nog aanspraak maken op het privilege dat hij gelijk heeft, geen enkel sociaal gezag heeft nog de macht om respect voor het ware en het goede op te leggen of de leugen en het kwaad te beletten. Alles is vrije meningsuiting geworden. Wat uit een eerlijk geweten voortkomt, is toegelaten en mag niet verboden worden.

4. De liberaal-katholiek denkt dat hij zonder relativisme of scepsis zo'n gewaagde geloofshouding kan volhouden, waarvan hij subjectief zeker is, maar objectief onzeker! Om dat te kunnen onderscheidt hij twee van elkaar onafhankelijke sferen: het persoonlijke domein van de religieuze overtuigingen, waar een volstrekte zekerheid heerst, en het sociale domein van pluralisme en strikte gelijkwaardigheid van alle meningen, waar alles aannemelijk en niets zeker is. Als christen weet hij zich in de waarheid en toont hij er zich trouw aan; als burger – en zelfs als staatshoofd, bisschop of paus – aanvaardt hij dat anderen er een andere waarheid op nahouden. Hij heeft er begrip voor dat ze hem, die ze als dwalend beschouwen, elke openbare belijdenis van zijn waarheid verbieden, want die kan beledigend zijn voor hún waarheid. Hij verdraagt bijgevolg niet dat zijn ware godsdienst aan anderen wordt opgelegd, maar hij laat wel toe dat die van hem door hen onderdrukt wordt.

5. Om als oprecht over te komen moet die tweeslachtigheid elke dag méér uitgediept worden. De liberaal-katholiek komt er daarom toe te twijfelen aan een geloof waarvan hij toch zeker is. Alleen zo kan hij in andermans schoenen gaan staan en niettemin zichzelf blijven! Die co-existentie van geloof en twijfel, die dialectische synthese van tegengestelde zaken krijgt het etiket van "zoekend geloven", een typische kopie van het maçonniek “onderzoek”, maar dan tot in de kern van het christelijk geloof. De ziel van een liberaal-katholiek is een eigenaardig iets...

6. Het is bekend wat voor wetenschap en werken daar uit voortkomen. De liberaal-katholieke “wetenschap” bestaat erin alle apologetische bewijzen die rechtstreeks of onrechtstreeks de katholieke waarheid aantonen te ontkennen en te verwerpen. Anderzijds is ze uiterst goedgelovig, om niet te zeggen verblind, wanneer het gaat om andere godsdiensten. Deze pseudo-wetenschappelijkheid begunstigt het idealisme en het scepticisme. Ze heeft de katholieke intelligentie een dodelijke klap toegebracht.

De liberaal-katholieke actie is dus verderfelijk. Vooruitlopend op de aanvallen van de vijand en zich beroepend op zijn onberispelijk christen zijn en zijn evangelische ijver, bekritiseert en vernietigt de liberaal-katholiek elke uiterlijke manifestatie van het geloof, de zekerheid en de kracht van het katholicisme: dat zijn namelijk onduldbare vormen van agressie tegen de vrijheid van de anderen. Openbare eredienst, prediking, volkse tradities, zelfs gewoon maar de heldere geloofsbelijdenis door een katholiek: alles stoort hem, alles lijkt hem te schreeuwerig en te triomfalistisch. Hij wil het katholicisme herleiden tot iets wat onder het gemene recht valt, dat wil zeggen tot het niveau van een absoluut onbelangrijke stroming.

7. Het antwoord van de falangist is feilloos. Omdat hij Jezus Christus en zijn Moeder meer dan wie ook liefheeft, is hij aan niets zozeer gehecht als aan de Waarheid die uit hun Ene en Heilige Hart voortvloeit. Hij ontmaskert kordaat de ongodsdienstigheid en de valse religies, en meer nog het liberaal-katholicisme dat ze allemaal wil tolereren omwille van hun “spirituele waarden”.

Omgekeerd ontwikkelt hij de bewijzen van zijn geloof en komt hij tegenover de ongelovigen uit voor zijn godsvrucht. De H. Lijkwade van Onze Heer Jezus Christus, bevlekt met zijn Kostbaar Bloed en, overeenkomstig de meest performante wetenschap, de onbetwistbare getuige van zijn dood en Verrijzenis, is de standaard van de Falanx in haar kruistocht tegen het moderne ongeloof. Zij wil een openbare cultus voor deze eerbiedwaardige Relikwie, want het H. Hart van Jezus wil met pracht en praal binnentreden in de vorstelijke paleizen om er geëerd te worden, evenveel als Hij er tijdens de Passie beschimpt, misprezen en vernederd werd.