18. Tegen de antichristelijke vrijmetselarij
1. De falangist gelooft in Christus, Zoon van God. Hij hoopt op Hem en bemint Hem. Hij verdraagt dan ook niet de listige manoeuvres van de occulte machten, die onder het voorwendsel van een vrij en verdraagzaam humanisme in de eerste plaats streven naar de “ontvoogding” van de christelijke volkeren uit de welwillende en liefdevolle heerschappij van Jezus. Bij de vrijmetselarij en haar organisaties heerst een diepe haat tegen Christus: dat blijft weliswaar verborgen achter de mooie façade van universeel respect en sympathie voor alle geloofsovertuigingen, maar is gemakkelijk te doorzien. Die haat is de gemeenschappelijke noemer van alle loges, de band van hun satanische broederschap.
2. De Kerk heeft zich in het verleden met alle kracht verzet tegen het humanisme van Pelagius, tegen het rationalisme van Abélard en tegen het genotzuchtig heidendom van de renaissance, omdat die stromingen het Kruis van Christus uit het leven weghalen.
De erfgenaam van die naturalistische, antichristelijke traditie is het moderne humanisme, dat door de filosofen van de Verlichting tot een systeem werd uitgewerkt en door toedoen van de maçonnieke genootschappen gemeengoed is geworden. Het wil in de plaats van Jezus Christus, God die mens geworden is, de Mens zelf stellen, de idee van de Mens die van zichzelf een god maakt, waarin iedereen zichzelf kan herkennen en die men aanbidt. De Schepper kan in dat systeem nog wel blijven bestaan, maar dan los van de wereld en van de maatschappij; wie echter op hatelijke wijze uitgesloten wordt, is Christus, God die gekomen is om over de mensen te regeren. We horen het in de uitroep van Voltaire: « Écrasons l’Infâme », « Laten we de Eerloze verpletteren ».
3. De Franse Revolutie van 1789 heeft die vrijmetselaarsopvattingen aan de macht gebracht. De vergoddelijkte Rede verving de godsdienst, de republikeinse trilogie « Vrijheid, Gelijkheid, Broederlijkheid » kwam in de plaats van de drie christelijke deugden geloof, hoop en liefde. Tenslotte is plechtig het handvest van de moderne wereld afgekondigd, de Verklaring van de Rechten van de Mens, om de Tien Geboden en de evangelische wet van de liefde tot God en de naaste schaakmat te zetten.
4. De falangist is de vijand én het mikpunt van de geheime genootschappen in hun meedogenloos en vandaag de dag ogenschijnlijk triomferend gevecht tegen Christus. Hij bestrijdt openlijk hun filosofische dogma’s, hun wetenschappelijke pretenties en hun historische argumenten. Hij stelt hun occulte organisaties, hun pressiegroepen en hun politieke partijen aan de kaak en doorprikt hun filantropische en culturele alibi’s. Met alle wettige middelen probeert hij deze “Synagoog van Satan” te doen verbieden en op te doeken, voor de wereldwijde overwinning van Jezus Christus.