DE HEILIGE DIE GOD ONS GESCHONKEN HEEFT
Hij is teruggekeerd met zijn groot hart, zijn vurig hart, met zijn geest vervuld van armoede
en zijn glimlach. Hij is teruggekeerd ! En het Onbevlekt Hart van Maria zal zegevieren !
IN de eerste jaren van de twintigste eeuw vermenigvuldigde de kleine Jacinta in Fatima gebeden en offertjes « voor de H. Vader », samen met haar broer Francisco en haar nichtje Lucia. Het eerste gebaar van paus Franciscus was haar na te volgen door van op het balkon aan zijn op het Sint-Pietersplein verzamelde volk te vragen voor hem « te bidden ».
De zienertjes van Fatima hadden een bijzondere reden om « voor de H. Vader » te bidden : het grote Geheim dat Onze-Lieve-Vrouw hen op 13 juli 1917 had toevertrouwd toonde hen inderdaad « een bisschop in het wit gekleed » die op alle punten overeenstemt met wat we de afgelopen maand gezien hebben.
« Wij hadden het voorgevoelen dat het de H. Vader was », schreef Lucia, zonder dat het dus echt duidelijk was, want het was eerder « een bisschop » hoewel hij « in het wit gekleed » was... Onze onzekerheid is even groot, want Franciscus verkiest de benaming « bisschop van Rome » boven die van « Paus », om een welbepaalde reden die we moeten doorgronden.
De reden is vervat in de formule waarmee kardinaal Vallini, zijn vicaris-generaal voor Rome, hem op 7 april ontvangen heeft in de basiliek van Sint-Jan van Lateranen, de kathedraal van de bisschop van Rome. Vallini herinnerde Franciscus aan zijn zending als opvolger van de H. Petrus, « de rots waarop de Kerk gesticht werd, die alle broeders bevestigt in de waarheid van het geloof, die alle Kerken voorzit in de naastenliefde en die iedereen met stevige zachtheid leidt over de wegen van de heiligheid. »
Deze formule vertoont een betekenisvol verschil met degene die tot dan toe uitgesproken werd : « Zoals de wijngaardenier van op een verheven plaats de wijngaard overziet, zo bevindt u zich op een verheven plaats om te regeren en het volk dat u is toevertrouwd te bewaren. » Het verschil ligt in de weglating van de “ verheven plaats ”, en in de definiëring van de zending in drie zinsneden :
1° alle broeders bevestigen in de waarheid van het geloof ;
2° alle Kerken voorzitten in de naastenliefde ;
3° iedereen met stevige zachtheid leiden over de wegen van de heiligheid... in de hoop op de Hemel ? Dat wordt niet verduidelijkt, maar het is onderverstaan.
Bevestigen, voorzitten, leiden. Geloof, liefde en hoop.
« ALLE BROEDERS BEVESTIGEN IN DE WAARHEID VAN HET GELOOF »
Dat doet paus Franciscus sinds zijn uitverkiezing, iedere dag, in elk van zijn preken en audiënties.
Maar eerst die weglating van de « verheven plaats ». Ten voordele van “ Vrouwe armoede ” ! De journalisten vertellen dat hij al in Buenos Aires « geen gebruik maakte van het bureau bestemd voor de aartsbisschop, een ruim bureau op de tweede verdieping dat, hoewel het sober was, toch een gevoelen van macht en zelfs van superioriteit kon geven. In plaats daarvan gebruikt hij een zeer bescheiden vertrek, nog kleiner dan het secretariaat [zoals abbé de Nantes de loge van de conciërge gebruikte !]. Zijn klein bureau is goed in orde. Onder een glazen plaat kan men enkele foto’s zien van zijn pastorale activiteit, onder andere een heel ontroerende van een arme inboorling uit het noorden van Argentinië.
« Een verdieping hoger bevindt zich zijn kamer, dezelfde die hij had als vicaris-generaal. Zij is uiterst gestreng ingericht : een eenvoudig houten bed, het kruisbeeld dat hij van zijn grootouders kreeg en een kleine elektrische radiator, want hoewel het gebouw van centrale verwarming voorzien is wil hij niet dat die wordt aangezet als er geen personeel aanwezig is. Uiteraard maakt hij elke ochtend zelf zijn bed op. Recht tegenover die kamer, ervan gescheiden door een kleine gang met achteraan een zeer mooi beeld van Christus als Man van Smarten, de “ Christus van het geduld ” (een deugd die hij bijzonder liefheeft), ligt zijn privé-kapel, die ook van al het overtollige ontdaan is. Tenslotte is er nog de bibliotheek, vol boeken en papieren. De kardinaal zegt ons dat hij zijn papieren op orde houdt “ om na mijn dood geen werk te veroorzaken. ” Het meeste van wat hij schrijft, gooit hij weg : “ Ik wil bij het verlaten van deze wereld zo weinig mogelijk achterlaten. ” Toch heeft hij toegelaten dat één geschrift, ondertussen vergeeld, bewaard wordt : een ontroerende Geloofsbelijdenis die hij neerschreef “ in een moment van grote geestelijke vurigheid ”, korte tijd voor zijn wijding ; hij zou ze ook vandaag nog ondertekenen. »
Hoe luidt dan die geloofsbelijdenis van Jorge Mario Bergoglio ?
« Ik wil geloven in God de Vader, die van mij houdt als van een zoon, en in Jezus, onze Heer, die mijn leven doordrongen heeft met zijn Geest om me te doen glimlachen en me zo mee te voeren tot aan het rijk van het eeuwig leven. » Hier hebben we dan de Hemel !
« Ik geloof in mijn geschiedenis die werd doorkruist door de liefdesblik van God, die op een lentedag, de 21ste september [in het zuidelijk halfrond zijn de seizoenen omgekeerd], naar mij toegekomen is om me uit te nodigen Hem te volgen. »
Dat was op de feestdag van de H. Mattheüs. Alvorens aan te komen bij zijn vrienden met wie hij afgesproken had, hield Jorge Mario halt bij een kerk, trof er een priester, biechtte... en werd geroepen tot het religieuze leven.
« Er gebeurde iets » : de ervaring van het erbarmen, waardoor hij begreep dat « God ons als eerste verwacht ». Hij ging niet meer naar zijn vrienden toe en besloot dat hij geestelijke zou worden. Waarom in de Sociëteit van Jezus ? Omdat hij zich aangetrokken voelde door de veroverende kracht van de orde in de schoot van de Kerk en door de gelofte van gehoorzaamheid die aan het missionair elan een perfecte doeltreffendheid geeft. Hij was graag naar Japan gegaan, maar zijn zwakke gezondheid stond dat niet toe.
« Ik geloof in mijn lijden, dat zo weinig vruchtbaar is door toedoen van mijn egoïsme waarin ik me verschuil. »
Enkele jaren na het gebeuren van 21 september zweefde hij drie dagen lang tussen leven en dood. Brandend van koorts drukte hij zijn moeder tegen zich aan en vroeg haar : « Mama, zeg me toch wat er met mij aan de hand is ! » De dokters stelden uiteindelijk een zeer ernstige longontsteking vast : een deel van zijn rechterlong diende weggenomen te worden. Elke dag moest er serum ingespoten worden om het borstvlies en de littekens te reinigen. De primitieve omstandigheden waarin dat in die tijd moest gebeuren maakten dat de pijn op de rand van het ondraaglijke was.
De jonge Bergoglio hield niet van gelegenheidswoorden : « Het zal wel overgaan », « Wat zal je blij zijn wanneer je terug naar huis mag »... Op een dag kwam echter een bezoekster langs die hem écht opbeurde : zuster Dolores, die hem had voorbereid op zijn eerste communie en die hij nooit vergeten was. « Ze zei me iets dat in mijn hart gegrift bleef en me een grote vrede schonk : “ Je bent bezig Jezus na te volgen ! ” » De kardinaal vervolgt : « Het lijden is geen deugd op zichzelf, maar de manier waarop men het aanvaardt kan deugdzaam zijn. Onze roeping is de volheid en de gelukzaligheid [“ niet in deze wereld maar in de andere ”, zei Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes tegen Bernadette] en wanneer wij die nastreven is het lijden een begrenzing. Daarom begrijpt men de zin van het lijden pas echt doorheen de pijn van de mensgeworden God, Jezus Christus. »
« Ik geloof in de onbeduidendheid van mijn ziel, die er op uit is te grijpen zonder te geven... zonder te geven... »
Wij zijn hier ver verwijderd van het “ Ik geloof in de mens ”, dat men als titel heeft gekleefd op de Franstalige biografie van Jorge Mario Bergoglio ! Het oprechte besef van zijn nietigheid, zijn « onbeduidendheid », leidt tot het uitverkoren woord waarrond zijn levenslange meditatie draait : het woord « erbarmen ». Zijn devies is daarvan de uitdrukking : « Miserando atque eligendo ».
Deze woorden zijn ontleend aan Beda Venerabilis in zijn commentaar op de roeping van de H. Mattheüs, zoals de evangelist die zelf heeft verhaald : « Toen Jezus vandaar verder ging, zag Hij een man, Mattheüs genaamd, bij het tolhuis zitten. Hij zei tot hem : Volg mij. En hij stond op en volgde Hem » (Mt 9, 9). De blik van Jezus op Mattheüs... Jorge Mario heeft hetzelfde ervaren op die 21ste september, en zal het nooit meer vergeten.
« Ik geloof dat de anderen goed zijn en dat ik hen moet liefhebben zonder angst en zonder hen te verraden, en nooit om in hen een veiligheid voor mezelf te vinden. »
“ De anderen ”zijn beter dan ik. “ De anderen ”, dat wil zeggen mijn naaste. Niet “ de Mens ”...
« Ik geloof in het religieuze leven. »
En niet in de “ promotie van de leken ”, die de oorzaak is van de ondergang van alle religieuze congregaties sinds Vaticanum II.
« Ik geloof dat ik veel wil liefhebben. »
Wat betekent “ liefhebben ” ? Het betekent zijn leven geven voor hen van wie men houdt.
« Ik geloof in de dagelijkse dood, die ik ontvlucht maar die naar me glimlacht en me uitnodigt haar te aanvaarden. »
“ Quotidie morior ”, woord van Sint-Paulus. « Ik ben de zeventig voorbij », aldus de kardinaal, « en er blijft niet veel draad meer over op het bobijntje. Ik ga niet nog zeventig jaar leven en ik begin mezelf te zeggen dat ik alles moet achterlaten. Maar ik neem dat heel sereen op. Ik ben niet ongelukkig. De dood begeleidt dagelijks mijn gedachten. »
« Ik geloof in het geduld van God, verwelkomend en zacht als een zomernacht. »
« Ik geloof dat papa in de Hemel is bij de Heer. Ik geloof dat pater Duarte [zijn biechtvader van 21 september] er ook is en dat hij bemiddelt voor mijn priesterschap. »
« Ik geloof in Maria, mijn Moeder, die van me houdt en die mij nooit in de steek zal laten. »
De belofte van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima aan Lucia op 13 juni 1917 !
« En ik hoop elke dag op de verrassing waarin zich de liefde, de kracht, het verraad en de zonde zullen openbaren, tot aan de definitieve ontmoeting met het heerlijke Gelaat waarvan ik de trekken niet ken, want het ontkomt voortdurend, maar dat ik wil kennen en beminnen. Amen. »
« Het verraad » ? Bijvoorbeeld de gebeurtenis waarvan hij zichzelf nederig beschuldigt... tegenover journalisten !
Op een dag – hij was in die tijd vicaris-generaal – moest hij een retraite prediken in een klooster in een verre buitenwijk van Buenos Aires. Daarvoor moest hij de trein nemen. Zoals zijn gewoonte was, wou hij eerst een ogenblik halt houden in de kathedraal om te bidden voor het H. Sacrament, enkele minuutjes maar. Binnen in het Godshuis voelde hij zich gesterkt door de stilte en ook door de koelte, die schril afstak tegen de brandende hitte buiten.
Op het moment dat hij terug naar buiten stapte, werd hij aangesproken door een jongeman die er geestelijk niet helemaal normaal uitzag en die hem vroeg om zijn biecht te horen. Jorge Mario moest zijn best doen om een gebaar van irritatie te onderdrukken bij de gedachte aan het oponthoud dat dit zou betekenen...
« Deze jongeman van een jaar of 28 sprak alsof hij dronken was, maar ik voelde aan dat hij ongetwijfeld eerder onder het effect van een psychiatrische behandeling verkeerde. En ik, de getuige van het Evangelie en naar eigen zeggen de apostel ervan, ik zei hem : “ Dat is nu niet mogelijk, maar zo dadelijk komt er een priester en dan kan je biechten, want ik heb iets aan de hand. ” Ik wist heel goed dat die priester pas tegen vier uur zou arriveren, maar ik zei tegen mezelf dat de jongeman onder de invloed van medicatie was en zich geen rekenschap zou geven van de duur... En ik ging opgemonterd naar buiten. Maar op straat voelde ik een verschrikkelijke schaamte opkomen, en ik keerde op mijn stappen terug om tegen de arme jongen te zeggen : “ De pater komt niet onmiddellijk, ik zal zelf je biecht horen. ” Daar gaat mijn trein, dacht ik nog.
« Maar in het station stelde ik vast dat de trein vertraging had, en ik kon hem dus toch nog nemen... Bij mijn terugkeer ging ik niet onmiddellijk naar huis maar zocht mijn biechtvader op, want wat ik gedaan had woog zwaar op mijn hart : “ Als ik niet biecht, kan ik morgen in die toestand de Mis niet opdragen. ” »
De kardinaal velt over zichzelf een streng oordeel : « In die tijd dacht ik dat ik Tarzan was ! Het was hoogzomer, kardinaal Quarracino was op reis vertrokken en als vicaris-generaal was ik belast met het bisdom. In de voormiddag onderzocht ik de dossiers op de curie, in de namiddag nam ik de trein om de Geestelijke oefeningen aan religieuzen te geven... Ik was vol van mezelf ! Ik zondigde zonder dat ik het me realiseerde. Ik zei tot mezelf : “ Zie toch eens hoe goed en belangrijk je bent, hoeveel werk je kan verzetten. ” De hoogmoed bedreigde me ! »
Zo leerde Jorge Mario Bergoglio het geduld, tegenover zichzelf en tegenover de anderen, met in gedachten het geduld van God.
« ALLE KERKEN VOORZITTEN IN DE NAASTENLIEFDE »
« Alle Kerken » : de uitdrukking duidt op de Kerken van Parijs, Lyon, Marseille, Buenos Aires... alle Kerken waarvan Rome de Mater et Magistra is. Dat is de katholieke betekenis van de uitdrukking.
Maar paus Franciscus geeft er een bredere, universele betekenis aan : een oecumenische betekenis.
Eerst de katholieke betekenis. Hij heeft die uitgelegd aan de bisschoppen van Spanje, in 2006, toen hij hen de Geestelijke oefeningen van Sint-Ignatius preekte tijdens een retraite. De tekst ervan werd kort na de pauskeuze gepubliceerd onder de titel : « Liefde, dienstbaarheid, nederigheid ». Ondertitel : « De Kerk volgens het hart van paus Franciscus ». Onwillekeurig doet het ons denken aan de bundel « Brieven aan beroemde mensen » van Albino Luciani, paus Joannes-Paulus I, van wie het devies « Humilitas » was...
In de tekst van die retraite schetst kardinaal Bergoglio het ideale portret van elke bisschop, of hij nu gekleed is in het violet, in het rood – als hij kardinaal is – of in het wit, als hij paus is en dus bisschop van Rome.
« De bisschop is degene die zorg draagt voor de hoop door te waken voor zijn volk. » Welke hoop ? De kardinaal preciseert het niet, maar hij nodigt de bisschoppen van Spanje uit tot een echt gewetensonderzoek, want « de Heer verwijt ons onze onbekwaamheid om samen met hem te waken. » Hij vervolgt : « Wanneer Petrus zijn priesters aanmaant : “ Weidt Gods kudde die aan uw zorgen is toevertrouwd ; niet uit dwang, maar gewillig, zoals het God behaagt ” (1 P 5, 2), dan omvat de pastorale opdracht die hij hen toevertrouwt verschillende spirituele houdingen : overzien, bewaken en waken. » Drie vertalingen voor het Griekse werkwoord episkopein, waarvan het substantief episkopos, bisschop, afgeleid is.
« Wanneer hij die aanbevelingen formuleert, denkt Petrus ongetwijfeld terug aan het verwijt dat de Heer hem maakte in de nacht dat het Lijden een aanvang nam : “ Simon, slaapt gij ? ” (Mc 14, 37-38). De Heer wil dat wij met Hem waken. » Wat betekent dat ?
« Dat waken omvat verschillende aspecten. Overzien verwijst eerder naar het bewaken van de leer en de riten in hun uitdrukking en praktijk, terwijl waken veeleer duidt op de zorg om zich ervan te verzekeren dat er zout en licht in de harten is. »
Zout ? In de biografie El Jesuita (2010) vertelt Jorge Mario dat hij zijn moeder hielp bij het koken : « Na haar vijfde bevalling was moeder gedurende een zekere tijd niet in goede doen. Wanneer wij dan van school thuiskwamen, vonden we haar zittend op een stoel terwijl ze aardappelen schilde, met rondom zich allerlei ingrediënten. Ze zei ons hoe wij die moesten mengen en vervolgens koken, want natuurlijk hadden wij daar geen benul van. Ze legde ons alles uit en zo hebben wij leren koken. [...] Nu heb ik daarvoor geen tijd meer, maar toen ik op het Colegio Maximo de San Miguel was, deed ik ’s zondags, toen er geen kokkin was, de keuken voor de studenten. »
Zo leerde Jorge Mario Bergoglio zijn “ beroep ” van bisschop, dat erin bestaat « zich ervan te verzekeren dat er zout is... » En het is maar al te waar dat hij aan al zijn tussenkomsten sinds zijn uitverkiezing zout toevoegt dat niet smakeloos wordt, en « licht in de harten » stort !
Om terug te keren tot het waken, daarover zegt de kardinaal nog : « Om te waken moet men in staat zijn de essentie te zien. »
Wat is de essentie ?
De eerste grote beslissing van paus Franciscus duidt daar misschien op, want zij bestond erin pater José Rodriguez Carballo, de huidige algemene overste van de franciscanen-minderbroeders, 59 jaar oud, te benoemen tot secretaris van de Congregatie voor het Godgewijde Leven. Voorrang aan het religieuze leven voor de verrijzenis van de Kerk ! Hij is niet vergeten dat hij zijn carrière begonnen is als novicemeester en provinciaal van de jezuïeten in Argentinië tussen 1973 en 1979 : de moeilijkste jaren, die van de bittere vruchten van het pontificaat van Paulus VI.
Deze beslissing bewijst dat Franciscus wel degelijk als Opperherder handelt.
In een artikel verschenen in het Franse dagblad La Croix krijgt de orthodoxe geestelijke Vladimir Zielinsky de kans om zijn indrukken over de nieuwe paus te geven : « Afgezien van de persoonlijkheid van de paus, die vanaf nu gekenmerkt wordt door de naam Franciscus, heeft de manier zelf waarop hij zich aan de mensen voorstelt een theologische betekenis. Vooral voor de orthodoxen. »
Hij kon het niet beter formuleren. Abbé de Nantes zocht al in 1978 deze « theologische betekenis » in de geschriften van de grote Russische denker Vladimir Solovjov. « Als het immense, machtige oeuvre van Solovjov in het Westen beter was ontvangen en geapprecieerd geweest, dan zouden we die kinderachtige en steriele bewondering voor de goddeloze hersenschimmen van figuren als Teilhard de Chardin vermeden hebben [...] De wijsheid van Solovjov is in de eerste plaats een bovennatuurlijke wijsheid, die geïnspireerd is door de overtuiging van de menswording van het Woord » (CRC nr. 131, juli 1978, p. 6).
Zielinsky van zijn kant schrijft : « Gedurende vele eeuwen heeft de Kerk van het Oosten, aan de andere kant van de grote kloof die door het schisma [van 1054] geslagen is, altijd min of meer hetzelfde verwijt gemaakt aan haar westerse zuster : wij erkennen het ere-primaatschap van de bisschop van Rome zoals dat tot stand gekomen is tijdens de eerste tijden van het christendom, wij vereren alle heilige pausen van het eerste millennium die ook onze heiligen zijn, maar wij kunnen het papisme niet aanvaarden. »
Wat bedoelt hij daarmee ? « Eerst en vooral het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid, de paus als staatshoofd, de onmiddellijke jurisdictie van de bisschop van Rome over alle gelovigen, en andere zaken van die aard, in de eerste plaats de stijl van uitoefening van de macht. Welnu, de stijl maakt de man, zoals men weet. Maar de man kan ook het klimaat veranderen binnen de onveranderlijke Roomse tempel. »
Onze Vader las al bij Solovjov dat rekwisitoor « tegen het middeleeuwse en het moderne Westen, tegen de Latijnse Kerk », maar hij was van mening dat « deze bijtende en ongetwijfeld overdreven kritiek uiteindelijk zal uitdraaien op een buitengewone erkenning en verheerlijking van de Heilige Roomse Kerk, het primaatschap van Petrus en de noodzakelijke en providentiële Theocratie die zij over de hele wereld moeten verspreiden » (art. cit., p. 10).
Om dat te bereiken moet iedereen om te beginnen zijn eigen tekortkomingen erkennen : de passiviteit van het Oosten en de ijdelheid van het Westen.
« In Byzantium », zei Solovjov fijntjes, « waren er meer theologen dan christenen. » Abbé de Nantes wijst op « de oosterse neiging tot docetisme [de leer dat Christus slechts een schijnbare lichamelijkheid zou gehad hebben], waardoor het volwaardig menselijke, reële en unieke karakter van Jezus Christus, Zoon van God, uitgeveegd wordt ten voordele van een onmenselijke God, onzichtbaar en ontoegankelijk. Aan het eind van de weg van het Oosten doemt, heel logisch, de islam op ! »
Daartegenover « is de zonde van het Westen, volgens Solovjov, die van een Kerk die zodanig geloofd heeft in de incarnatie van God in de mens dat zij is gaan denken dat de mens almachtig is in zijn rede, zijn recht, zijn gezag, zijn politiek – dat de mens in zichzelf goddelijk is, dus soeverein en onfeilbaar. En het eindpunt daarvan is stoppen met effectief in God te geloven ! »
Paus Franciscus is al begonnen met de hervorming van de Curie, door acht kardinalen te benoemen met de opdracht deze hervorming voor te bereiden. Het Staatssecretariaat – waarvan onze Vader betreurde dat het zo almachtig geworden was – is niet meer het middelpunt van alle beslissingen. De paus heeft vertrouwensmannen gekozen. De enige Italiaan, kardinaal Bertello, verantwoordelijk voor het bestuur van Vaticaanstad, staat bekend om zijn integriteit ; toen hij destijds nuntius in Mexico was, verhief hij zijn stem tegen de Curie om een einde te maken aan de vele “ levens ” van pater Maciel, stichter van de Legionairs van Christus. Kardinaal O’Malley, een kapucijn, aartsbisschop van Boston, heeft daar de strijd tegen de pedofilie geregeld. Verder gaat het om kardinaal Monsengwo, aartsbisschop van Kinshasa ; kardinaal Pell, aartsbisschop van Sydney ; de Chileense kardinaal Ossa, een grote vriend van Franciscus ; kardinaal Gracias van Bombay ; en kardinaal Marx van München-Freising. De veeltalige kardinaal Maradiaga van Honduras is belast met de coördinatie.
In zijn homilie in Sint-Paulus-buiten-de-muren heeft paus Franciscus een jacht op de idolen gelanceerd die duidelijk weergeeft wat zijn geestestoestand is om deze reusachtige hervorming aan te pakken. Hij vroeg dat de katholieken zich zouden ontdoen van « de vele grote en kleine idolen die wij koesteren en waarin wij ons verschuilen, en waarin wij vaak onze veiligheid zoeken. Het zijn idolen die wij het liefst verborgen houden : ambitie, zucht naar succes, zichzelf in het middelpunt plaatsen, de neiging om anderen te domineren, de pretentie de enige meesters over ons leven te zijn » (Le Figaro van 15 april 2013).
Met andere woorden : Franciscus bant de cultus van de Mens die Paulus VI en Joannes-Paulus II zo dierbaar was !
In september 1978, tijdens het kortstondig pontificaat van Joannes-Paulus I, schreef abbé de Nantes : « De wedergeboorte van de Kerk zal ingeluid worden wanneer zij opnieuw de nederige dienstmaagd van de Heer wordt, en niet meer de hoogmoedige dienares-meesteres van een afvallige wereld. Wanneer zij zichzelf opnieuw zal aanvaarden als vrouw, maagd, enige en geliefde dochter van God alleen, bruid van het Woord en tempel van de H. Geest.
« De Kerk van Rome bezit in zichzelf de goddelijke energie die altijd actief is en die het kenmerk is van de H. Geest.
« De triestige geschiedenis van alle schisma’s bewijst het, zoals Solovjov het aantoont voor het oosters schisma : wanneer de lokale Kerken zich afscheiden dan stagneren het denken en de liturgie, dooft het missionair elan uit en capituleert de godsdienst voor de wereldlijke macht. De krachtige Geest van de Godmens ontbreekt hen, zodat ze gaan lijken op weduwen of prostituees » (CRC nr. 133).
Paus Franciscus openbaart de mysterieuze macht van de katholieke Kerk. In zijn persoon zien we de Kerk herboren worden !
« IEDEREEN MET STEVIGE ZACHTHEID LEIDEN
OVER DE WEGEN VAN DE HEILIGHEID »
In 2006 sprak kardinaal Bergoglio als volgt tot de Spaanse bisschoppen :
« Wij zijn geboren tot heiligheid in een heilig lichaam, dat van onze heilige moeder de Kerk, en het is door met beslistheid binnen dat lichaam te blijven dat wij beantwoorden aan onze roeping om “ heilig en onberispelijk te zijn vóór zijn Aangezicht ”. »
Heel andere taal dan die van kardinaal Ratzinger in 1985... Die had het over “ de heilige katholieke Kerk ”, tussen aanhalingstekens : « Als we vrijuit willen spreken dan moeten we erkennen dat de verleiding groot is om te zeggen dat de Kerk niet heilig en niet katholiek is... Het Tweede Vaticaans Concilie zelf kwam ertoe om niet meer gewoon over de heilige Kerk maar over de zondige Kerk te spreken. En als men het Concilie op dat punt bekritiseerd heeft, dan was het om het te verwijten dat het zich te bescheiden uitdrukte... » Abbé de Nantes was bijzonder verontwaardigd over deze belediging aan het adres van onze eigen Moeder, de Bruid van Christus (CRC nr. 212, juni 1985).
En wat doet paus Franciscus ? Hij richt onze ogen op « haar die zonder zonde is, zuiver en zonder vlek » : de Onbevlekte Ontvangenis. « De heiligheid van de Kerk wordt weerspiegeld op het gelaat van Maria. » Daar had Ratzinger niet aan gedacht.
En Franciscus vervolgt : « De liefde en de devotie tot onze Moeder de Kerk kan gelijkgesteld worden aan de liefde en de devotie tot ieder van haar kinderen in het bijzonder. Wij hebben veel heiligen in onze Kerk, wij komen er elke dag tegen : in het leven van onze parochies, in de biechtstoel, in de geestelijke leiding. Ik vraag me vaak af of de bittere kritiek op de Kerk [genre Ratzinger...] niet voortkomt uit het feit dat wij ons niet genoeg voeden met deze nabijheid van de heiligheid, die verzoent omdat God op die manier zijn volk bezoekt. »
Ook deze opvatting roept de figuur van Joannes-Paulus I terug voor de geest, van wie het pontificaat begon op 26 augustus 1978 in wereldwijde blijdschap en brutaal werd afgebroken op 28 september daarop. In drieëndertig dagen « had deze godsdienstige paus, die sterk in het geloof stond, die zo goed en vriendelijk was, alleen al door zijn verschijning de eenheid van het christenvolk hersteld in wat de hoofdzaak is : de cultus van God, het geloof, de persoonlijke vroomheid en de beoefening van de deugden, vooral de broederlijke liefde. En de Kerk voelde zich herboren worden, bevrijd uit het keurslijf van de postconciliaire nieuwlichterijen, van de tirannie van de hervormingsgezinde intellectuelen, van de onverdraaglijke eisen van de opening op de wereld. Zo eenvoudig was het dus om katholiek te zijn ? De glimlach van de paus toonde aan en predikte dat gelovig zijn een vreugde en een geluk is. Op die manier werd de eeuwenoude maar ondertussen in vergetelheid geraakte band hersteld tussen de Paus en het volk, los van de hervormingspartij en haar opperste sovjet. En dat zal niet vergeten worden : de Opperherder van morgen zal weten over wat een ontzaglijke populariteit de paus beschikt om de herder van zijn volk te zijn » (CRC nr. 134, oktober 1978).
Na een tussenperiode van 35 jaar volgt paus Franciscus Joannes-Paulus I op om dat werk van spontane Contrareformatie over te nemen. Nu al, na 35 dagen, voelen wij ons allemaal broeders, door hem verzoend in de teruggevonden vurigheid, het vertrouwen in God, de gehoorzaamheid van zonen aan de gemeenschappelijke Vader. Nu al stellen wij in de parochies, bij de priesters, in de katholieke pers een spontane, ongedwongen, blije terugkeer naar de zuivere godsdienst vast !
TOEWIJDING AAN HET ONBEVLEKT HART VAN MARIA
In antwoord op de vraag die hij tweemaal stelde aan kardinaal Policarpo, patriarch van Lissabon, hebben de Portugese bisschoppen beslist om het pontificaat van paus Franciscus op 13 mei toe te wijden aan Onze-Lieve-Vrouw van Fatima.
Wat is « Onze-Lieve-Vrouw van Fatima » anders dan een Hart, het Onbevlekt Hart van Maria ? De paus wijdt zich toe aan dat Onbevlekt Hart bij monde van de bisschoppen van Portugal. Zo brengt hij zijn eigen onderricht aan de Spaanse bisschoppen in de praktijk : « Wij moeten het mysterie van vruchtbaarheid van de Kerk beminnen zoals men het mysterie van Maria, Maagd en Moeder, bemint. Laten we in het licht van deze liefde het mysterie liefhebben van het feit dat we onnutte knechten zijn, in de hoop dat de Heer dit woord tot ons richt : “ Goede en trouwe knecht... ” »
Als « onnutte knecht » geeft Franciscus de leiding dus door aan de Onbevlekte, zoals abbé de Nantes dat deed in 1997 tijdens een triduum waarin hij deze belangrijke beslissing nam : « De H. Maagd Maria voortaan absoluut boven alles plaatsen : boven al onze affecties, overtuigingen en gedachten, al onze uitwendige werken en al onze verlangens. »
Deed hij daarmee tekort aan Christus ? Neen, « want het is dat precies wat onze Heer en Meester wil en verwacht van onze generatie om haar te redden. Sinds de H. Grignion de Montfort, sinds Onze-Lieve-Vrouw van La Salette, sinds de H. Maximiliaan-Maria Kolbe en sinds Fatima... God, wiens oneindige Liefde sedert alle eeuwigheid op haar gericht is, wil dat wij beginnen met ons aan haar toe te wijden als wij Hem willen behagen. »
Paus Franciscus heeft een heel dwingende reden om zijn ambt toe te wijden aan het Onbevlekt Hart van Maria : het is immers aan haar dat God « heel de orde van het erbarmen » heeft willen toevertrouwen, en dat laatste staat in het pauselijk devies : « Miserando atque eligendo ». Jorge Mario Bergoglio is werkelijk uitgekozen als bedienaar van het erbarmen bij de « arme zondaars » die wij allemaal zijn, knielend aan de voeten van de H. Moeder van God :
« Voor mij is zich zondaar voelen één van de mooiste dingen die iemand kunnen overkomen, als dat hem leidt tot de uiterste consequenties. Ik verklaar mij nader. Sprekend over de verlossing overwoog Sint-Augustinus eerst de zonde van Adam en Eva en nadien het Lijden en de Verrijzenis van Jezus, en zei : “ Gelukzalige zonde die ons zulk een Verlossing heeft waardig doen zijn ”... Wanneer iemand er zich rekenschap van geeft dat hij een zondaar is en dat hij gered is door Jezus, dan erkent hij deze waarheid voor zichzelf en ontdekt hij de kostbare parel, de verborgen schat. Hij ontdekt wat groot is in het leven : Iemand die innig van hem houdt en die zijn leven voor hem gegeven heeft.
« Er zijn mensen die in zekere zin het christelijk onderricht en geloof aanvaarden maar die niet de ervaring hebben gered te zijn. Het is één ding het verhaal te horen van een kind dat aan het verdrinken was in een rivier en door iemand nog op tijd uit het water gehaald is ; het is iets helemaal anders dat gebeuren met eigen ogen te zien, en nóg iets anders dat kind te zijn dat aan het verdrinken was en op het nippertje gered werd.
« Voor mij is de zonde geen vlek die ik moet wegwassen. Wat ik moet doen is vergeving vragen en me verzoenen. Ik moet Jezus ontmoeten die zijn leven voor mij gegeven heeft. Anders gezegd : de zonde die bewust en oprecht aanvaard wordt, is de geprivilegieerde plaats van de persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus, de Verlosser. Het is de ontdekking van het diepe gevoelen dat Hij tegenover mij ervaart. Het is tenslotte de mogelijkheid om de schok te ervaren van gered te zijn. »
Onder een dergelijke Opperherder zullen wij misschien eindelijk genezen van de formidabele hoogmoed van de menselijke Persoon, vrij, autonoom en onafhankelijk, zoals hij door het Tweede Vaticaans Concilie en zijn “ godsdienstvrijheid ” gefabriceerd is. Van dat laatste biedt Mgr. Fellay, de opvolger van Mgr. Lefebvre, een typisch voorbeeld.
Op 16 april verkondigde Mgr. Fellay, die al meer dan drie jaar met Rome “ dialogeert ”, « Urbi et orbi » (dat is de titel van zijn Brief aan vrienden en weldoeners !) dat « de toestand van de Kerk nagenoeg onveranderd blijft »... vermits de canonieke normalisering van de Priesterbroederschap van de H. Pius X nog altijd niet geregeld is.
Hij kreeg dezelfde dag nog een striemend antwoord van de paus, tijdens de Mis die Franciscus opdroeg ter intentie van Benedictus XVI, van wie het de 86ste verjaardag was. De paus becommentarieerde de eerste lezing, waarin de H. Stephanus het Sanhedrin aan de kaak stelt : « Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en van oren, altijd weerstaat gij de Heilige Geest ! », en paste deze woorden toe op de « hardnekkige » discipelen van Mgr. Lefebvre : « Dat noemt men dwaas en traag van hart zijn. » Waaruit dan weer het erbarmen van Franciscus blijkt, want dat is het minste wat men kan zeggen... Zeker, Mgr. Fellay « houdt zich ver van elke rechtstreekse aanval op de nieuwe paus Franciscus... » Maar dat soort chantage staat eigenlijk gelijk met het verbreken van de gemeenschap met Rome, dat wil zeggen met Franciscus, bisschop van Rome, bisschop in het wit gekleed, bisschop van het Hart van Maria. Zoiets is werkelijk de zonde tegen de H. Geest.
Het komt er niet op aan een “ dialoog ” op te starten, maar wel om vol vreugde binnen te treden in die grote beweging van verzoening tussen broeders en zusters, allemaal kinderen van de Rooms-katholieke Kerk. Dat kan alleen in de waarheid. Abbé de Nantes, onze Vader, heeft het Tweede Vaticaans Concilie en de pausen Paulus VI en Joannes-Paulus II beschuldigd van ketterij, schisma en schandaal. Hij heeft zich kunnen vergissen : hij was niet onfeilbaar. De paus alleen is onfeilbaar. Hij zal de knoop doorhakken.
broeder Bruno van Jezus-Maria
18 april 2013