PAUS FRANCISCUS EN 
« DE KATHOLIEKE CONTRAREFORMATIE »

Sinds de publicatie van de encycliek Ecclesiam suam door Paulus VI op 6 augustus 1964 is de Katholieke Contrareformatie systematisch in de oppositie gegaan tegen het Concilie en tegen de opeenvolgende pausen (met uitzondering van Joannes-Paulus I) om de dwaalleer die zij verkondigden en in de praktijk vorm gaven publiekelijk aan te klagen. Vandaag lijkt het er op dat de verkiezing van paus Franciscus volstaat om de kritiek plaats te laten maken voor lof, en wantrouwen voor groot vertrouwen. Hoe moet die verandering uitgelegd worden? Vermoeidheid? Zeker niet: zoals we zullen zien is de strijd nog lang niet gestreden! Zijn we “overgelopen” met bepaalde bijbedoelingen? Al evenmin. Zoals broeder Bruno gezegd heeft: « Wij zoeken niets voor onszelf. »

We zullen aantonen dat de KCR in feite nog altijd trouw blijft aan de leer en het voorbeeld van onze stichter, abbé Georges de Nantes. Het is niet de KCR die veranderd is... maar de paus!

Paus Franciscus
© dpa Picture-Alliance

ALS goede leerling van abbé de Nantes bestudeert broeder Bruno voortdurend de daden en woorden van de H. Vader; hij heeft er al verschillende conferenties en artikels aan gewijd [waarvan de samenvatting te vinden is in de laatste nummers van Hij is verrezen!]. Zijn beargumenteerd besluit dringt zich op: wij hebben een paus die het katholiek geloof bezit. En niet alleen dat: het onderricht dat wij van hem krijgen is ook terug te vinden in de doctrine van een katholieke Renaissance zoals onze geestelijke vader die uitgewerkt heeft. Ons gemeenschappelijk geloof en een geestelijke verwantschap op theologisch vlak volstaan dus om onze genegen steun aan de nieuwe paus te verklaren.

Er is nog een andere reden die de laatste twijfelaars moet overtuigen dat de KCR geen verraad pleegt: paus Franciscus beantwoordt helemaal aan de “robotfoto” van de paus van de katholieke Renaissance zoals die door abbé de Nantes veertig jaar van tevoren samengesteld werd. Het is interessant zijn teksten te herlezen om ons te behoeden voor de integristische geest die altijd in de Kerk bestaan heeft; de integristische reflex heeft in elke periode van geloofscrisis zijn verdienste gehad, maar is al te vaak omgeslagen in een schismatieke geest.

Dat is de belangrijkste les die onze vader getrokken heeft uit zijn magistrale studie over de grote crises van de Kerk, gepubliceerd in 1974-1975): « De ontdekking van het integristisch gevaar en de frequentie van de gevallen van schismatiek integrisme doorheen de eeuwen » (CRC nr. 99, november 1975).

Inderdaad bewijst de geschiedenis dat « de ketterse nieuwlichter of de progressist altijd een rationalist is die het geloof plooit naar de eisen van zijn eigen logica; het is een naturalist die de juwelen van de goddelijke genade naar beneden haalt tot op het niveau van de menselijke psychologie. » Van zodra hij verschijnt staan de aanhangers van de Traditie op. « Men noemt hen integristen, maar eigenlijk zouden zij de naam van verdedigers van het geloof moeten krijgen. [...] Hun afschuw van de hoogmoedige nieuwlichterij doet hen in verzet komen tegen de ketters, voor het behoud van het kostbaarste goed ter wereld: het geloof, de geloofsschat! En ze hebben gelijk. Het is een schuldige dwaasheid om de zekere, exacte, definitieve kennis van God en van de mysteries van ons heil op het spel te zetten, om te riskeren ze te verliezen, voor een of andere puur menselijke en goed in de markt liggende leer. De geloofsverdediger is in zijn recht en doet zijn plicht. »

Niettemin gebeurt het dat deze verdedigers « in de passie van de strijd geleidelijk aan de dogma’s die zij beschermen, vervormen tot een harde en kille ideologie, herleid tot hun eigen maat. [...] Op dat moment dienen zij de Kerk niet meer en komen zij er zelfs toe haar evenveel kwaad te doen als zij haar tevoren goed deden. »

De les van de geschiedenis is onontkoombaar, én actueel: « De bijstand van de H. Geest heeft gemaakt dat, zelfs in de moeilijkste periodes, de deugd van kracht geschonken werd aan vele heiligen – kerkleraars en pausen, monniken en maagden, martelaren en belijders – die zo in staat waren om de dwaling te bestrijden en de aartsketters met behulp van anathema’s te overwinnen, zonodig met de hulp van de wereldlijke arm. Maar van zodra de ketterij overwonnen was, heeft diezelfde goddelijke bijstand de heiligen geïnspireerd tot zachtmoedigheid en welwillendheid, geduld en mildheid om de afgedwaalden opnieuw aan te halen, het verloren schaap op te zoeken, de zwakken die gevallen waren weer op te richten; om de wonden te verbinden en te hechten en om het grootst mogelijke aantal schismatieken en ketters, door slechte herders van het rechte pad afgebracht, terug te voeren tot de eenheid van één enkele kudde en één enkele Herder.

« Dat grote werk van vredestichting en verzoening, niet minder noodzakelijk dan dat andere, van strijd en verscheurdheid – maar hoeveel troostender – is iets waarvan wij vandaag [1975!] dromen voor binnen een afzienbare tijd. »

Abbé de Nantes maakte daarom een voornemen: « De gedachte aan die volgende stap van vrede en broederlijke verzoening heeft zijn weerslag op de tijd van oorlog en onbuigzaamheid. Zij dwingt ertoe een maat te zetten op de felheid van de strijd; de verdedigers van het geloof moeten hun passie gedurig aan in toom houden om geen excessen te begaan en de kansen van de vrede niet te compromitteren door een te grote hardheid in de repressie! [...] We moeten dus geloven in de vrede, hopen op de vrede en ze voorstellen, en wel op het moment dat de strijd nog volop woedt. »

Dat is altijd de fundamentele houding van onze vader geweest. Moeten we herinneren aan zijn loyale onderdanigheid aan Paulus VI, daags na de pauskeuze, ondanks wat hij allemaal wist over kardinaal Montini? Of aan zijn vraag tot verzoening van 1978? Of nog aan zijn met redenen onderbouwde instemming met Joannes-Paulus II tijdens de eerste maanden van dat pontificaat? In dezelfde lijn heeft broeder Bruno gedurende meer dan een jaar de toespraken en daden van Benedictus XVI in een ondubbelzinnig gunstige zin geïnterpreteerd, waarbij hij de harde kritiek die de geschriften van kardinaal Ratzinger verdienden opzettelijk buiten beschouwing liet.

Het is dus volledig in de lijn van de weg die de Katholieke Contrareformatie vroeger bewandeld heeft dat wij vandaag het grote werk van herstel dat paus Franciscus begonnen is niet alleen moeten aanvaarden maar ook steunen; want zijn preken, toespraken, daden en nu ook zijn eerste encycliek weerspiegelen een rechtzinnig katholiek geloof met een mystieke inslag. Zeker, de leerstellige dwalingen die zich door toedoen van Vaticanum II in heel de Kerk verspreid hebben, worden niet veroordeeld, en in plaats dat er over de aartsketters anathema’s worden uitgesproken lijkt voor hen de hoogste eer weggelegd. Maar de woorden en de houding van paus Franciscus spreken hen tegen. Het katholieke geloof en de katholieke moraal, verstikt door de uitdeinende apostasie, komen daardoor weer tot leven. Het optreden van de H. Vader schept een klimaat van wedergeboorte en hernieuwing. Daaruit zal, op zijn tijd, een leerstellige verheldering voortvloeien, en die verheldering zal een vooruitgang en een verdieping van de katholieke doctrine betekenen – en geen gewone terugkeer naar vroeger!

In het besluit op het einde van zijn studie over de grote kerkelijke crises schreef abbé de Nantes nog: « Wij, traditionalisten, hebben de indruk – om niet te zeggen de zekerheid! – dat wij de waarheid in ons bezit hebben tegen de modernistische dwaling... Onze strijd tegen de “moordenaars van het geloof” is rechtvaardig. Toch mogen wij niet vergeten dat wij in ons eentje onmogelijk de totaliteit van de Waarheid op onfeilbare wijze kunnen kennen, omvatten of bezitten. Onze overwinning op één bepaald punt is geen waarborg dat wij morgen op een ander domein niet zullen dwalen of partijdig zijn. Wij zouden de hele Kerk moeten zijn, in de ruimte en zelfs in de tijd, om de ganse goddelijke Waarheid in één synthetische blik te kunnen vatten. Wanneer het bijgevolg zal aankomen op verzoening en herstel, dan moeten wij een heroïsche nederigheid aan de dag leggen, een bovennatuurlijke wijsheid die in contrast staat met de zelfzekerheid en de hardheid van de polemiek die wij vandaag voeren. »

Onze geestelijke vader riep dus op tot een intelligent traditionalisme, waarin hij drie voordelen zag als dit de bovenhand zou halen op de brutale integristische reactie:

Abbé Georges de Nantes
Abbé de Nantes in 2003, reeds getekend door zijn ziekte. Hij zei toen over Jorge Mario Bergoglio, over wie hij van Argentijnse vrienden een uitvoerig en lovend dossier ontvangen had : « Ik voorzie de uitverkiezing van kardinaal Bergoglio, en nu al bid ik voor hem. »

« Het eerste voordeel is al op vele plaatsen zichtbaar, ook al wordt het door sommigen voor een kwaad en een vorm van verraad gehouden. Het ligt in de gemeenschap, de communio, die de traditionalisten ten allen koste met de andere katholieken in de parochie, het bisdom, de Kerk willen bewaren. Want zij weigeren de Kerk gelijk te stellen met de conciliaire kanker die haar verteert en het kind met het badwater weg te gooien. » Voegen we hieraan toe dat dit de eerste reden was voor de stichting van het Maison Sainte-Thérèse in Canada, ver weg van de leerstellige strijd die de Kerk in Frankrijk verscheurde; abbé de Nantes verlangde ernaar aan te tonen dat de Katholieke Contrareformatie even goed aan die communio in de schoot van de Kerk wou werken als zij voor de verdediging van het geloof streed 1.

« Het tweede voordeel zal pas later duidelijk worden: het terugwinnen van de grote massa van de gelovigen vanaf het moment dat een nieuwe paus en een nieuw concilie de eerste beslissingen in de geest van een waarachtige Contrareformatie bekend maken. En dat terugwinnen zal sneller en vollediger gebeuren in de mate waarin wij ons niet afgescheiden hebben van de gewone gelovigen door onrechtvaardige banvloeken.

« De derde en beste vrucht van de hier beschreven traditionele wijsheid zal van leerstellige, morele, liturgische en canonieke orde zijn. Ondanks de zo schadelijke conciliaire “hervorming” en de stoet dwalingen en ondeugden in het kielzog ervan houdt de immense Kerk van God toch niet op te leven; zij past zich aan de tijd en zijn noodwendigheden aan, zij bloeit en groeit door het harde werk van arbeiders met uiteenlopende talenten: theologen, apostelen, missionarissen. De kanker is aanwezig, maar op een onzichtbare wijze vecht het organisme en ontwikkelt het zich om te overleven. Het is bijzonder dwaas te doen alsof we simpelweg gaan terugkeren naar de Kerk van 1958! »

JOANNES-PAULUS I, HET MODEL

Dit intelligent traditionalisme, gebaseerd op een vurige liefde voor de Kerk, liet abbé de Nantes toe om het pontificaat van Joannes-Paulus I naar waarde te schatten – nog voor hij wist, door de profetie van zuster Lucia uit 1977 en de bekendmaking van het Derde Geheim van Fatima in juni 2000, dat Albino Luciani de uitverkorene van het Onbevlekt Hart van Maria was.

Zelfs als er « tussen hem en ons, tussen de erfenis van Joannes (XXIII) en Paulus (VI) die hij verklaarde verder te willen zetten en onze Liga van Contrareformatie, een fundamentele tegenspraak op heel precieze en belangrijke geloofspunten bleef bestaan », toch was het duidelijk dat een tijdperk van rust aangebroken was. « Joannes-Paulus I had niet die verwaandheid van de Nieuwlichters, dat ongelooflijk dogmatisme van de Nieuwe Theologen en Hervormers die in alles verzekerd zijn van hun onfeilbaarheid, ook al druist die in tegen de Kerk en haar leergezag doorheen de eeuwen [en van wie kardinaal Ratzinger, de latere Benedictus XVI, het archetype was: zo weigerde hij de kritiek van onze vader te onderzoeken “om principiële redenen”, in flagrante tegenspraak met het kerkelijk recht]. »

Na de moord op de « glimlachende paus »2 vond abbé de Nantes sterkte in zijn onwrikbaar vertrouwen in de boodschap van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima, die de triomf van haar Onbevlekt Hart en een tijd van vrede had aangekondigd; gedreven door zijn geloof in de Kerk besloot hij: « De Kerk zal zichzelf een nieuwe Opperherder geven, die het hart en de geest van Joannes-Paulus I zal hebben. »

Joannes-Paulus II, paus Wojtyla, was een bron van ontgoocheling, en met reden. Maar onze geestelijke vader bleef de terugkeer van de paus van het Geheim verwachten. Vanaf januari 2001, toen ons tijdschrift van titel veranderde en eerst « Résurrection », daarna « Il est ressuscité! » heette, verscheen bovenaan de eerste bladzijde een motto: « Hij zal terugkeren met zijn groot hart, zijn vurig hart, met zijn geest vervuld van armoede en zijn glimlach. Hij zal terugkeren! En het Onbevlekt Hart van Maria zal zegevieren! »

In hetzelfde nummer hernam broeder Bruno in het artikel « Het testament van een martelaar » de les die abbé de Nantes uit het korte pontificaat van paus Luciani getrokken had: « In het zachte licht van de eerste paus-martelaar van het moderne kapitalistische tijdperk zie ik in: het is door de Armoede dat de uitgezuiverde Roomse Kerk de wereld zal redden. Dat is het echte testament van Joannes-Paulus I. »

Op basis van lange uittreksels uit een studie van abbé de Nantes uit augustus 1984 tekende onze broeder overste in dat artikel ook een portret van paus Luciani, dat nu een profetisch karakter blijkt te hebben: we herkennen er de huidige H. Vader in!

« Op 21 september 1978 zei Joannes-Paulus I: “Ik zal in Rome de H. Gregorius de Grote navolgen, die gezegd heeft: De herder moet vol medelijden dicht bij al zijn gelovigen staan. Hij moet zijn rang vergeten en zichzelf beschouwen als de gelijke van zijn goede gelovigen, terwijl hij anderzijds niet bang mag zijn om tegen de boosdoeners de rechten van zijn gezag te doen gelden. ”

« Voor de “goede gelovigen”, de priesters, bisschoppen en kardinalen was dit een uitnodiging tot vroomheid, naastenliefde en toewijding in plaats van eeuwig te discussiëren, een uitnodiging tot hervorming van zichzelf eerder dan tot afbrekende kritiek en steriele projecten voor utopische hervormingen van de Kerk. Zoals kardinaal Confalonieri zei in de homilie tijdens de begrafenis van de paus had Joannes-Paulus I in herinnering gebracht dat iedereen zich moet inspannen om de wereld beter te maken, en dat men dat allereerst kan doen door zélf beter te worden. En wat de “boosdoeners” betreft: wie waren dat? Laat ons eerlijk zijn: in de ogen van Joannes-Paulus I waren dat zowel de integristen als de modernisten. Aan beide groepen werd gevraagd om terug te keren in de wijdopen armen van de gemeenschappelijke Vader, om zich te verzoenen en van hem de normen te krijgen voor hun ideeën en hun actie ten dienste van God en van de Kerk. »

Heel zijn leven beminde Albino Luciani – en nu Jorge Mario Bergoglio! – de armoede, en (wat zeldzamer is) bracht ze ook in de praktijk. « Hij hield ook van de armen en wenste voor hen geen rijkdom; hij onderhield hen ook niet over de manieren om rijk te worden. Maar hij leed voor hen en hij wou dat de Kerk tegenover hen de evangelische naastenliefde beoefende. Zij moest er het voorbeeld van geven, soms op spectaculaire wijze, zoals de heiligen van vroeger dat durfden doen, vóór de tijd van het liberaal kapitalisme en het revolutionair socialisme. Tegen deze achtergrond van evangelisch leven worden zijn grote economische en politieke zienswijzen duidelijk. Ze zijn choquerend voor veel gelovigen met een eenzijdige overtuiging... Eén enkel voorbeeld: zijn sterk wantrouwen, zijn vijandigheid jegens de dictators van Zuid-Amerika schokt ons. Maar wie van ons houdt er rekening mee dat er voor één Pinochet, die zijn land gered heeft van het bolsjewisme, twintig andere dictators bestaan die volledig onderworpen zijn aan de vrijmetselarij en het kapitalisme, die al twee eeuwen lang de volkeren van dit immense continent onder de duim houden en de apostolische krachten van de Kerk vervolgen?3

« Het beginsel van paus Luciani: Leven voor God, in misprijzen voor het geld. Zijn werk op lange termijn: religieuze, politieke en ecologische instellingen stichten die de sociale rechtvaardigheid kunnen herstellen en ze kunnen vervolmaken door de christelijke naastenliefde; daarbij mag onder geen enkel beding toegegeven worden aan het geïnstitutionaliseerde geweld van de ploutocratie, schepping van de vrijmetselarij, en al evenmin aan het opstandig geweld van socialisme of communisme. »

2003: DE ZACHTE EN NEDERIGE KARDINAAL BERGOGLIO

Kardinaal  Bergoglio
Kardinaal Bergoglio, 2003

Dat is de reden waarom onze geestelijke vader, toen hij in 2002 van Argentijnse vrienden een dossier kreeg over kardinaal Bergoglio, aartsbisschop van Buenos Aires, in deze hem totaal onbekende prelaat de karakteristieken herkende van de paus van de wedergeboorte van de Kerk. Het was zijn diep verlangen hem Joannes-Paulus II te zien opvolgen.

Op aanwijzing van abbé de Nantes stelde broeder Bruno een editoriaal op getiteld: « Naar een nieuwe H. Pius X? De zachte en nederige kardinaal Jorge Mario Bergoglio » (Hij is verrezen! nr. 2, maart-april 2003, p. 7). Daarin citeerde hij uitvoerig uit artikels die de aartsbisschop van Buenos Aires als de voornaamste papabile beschouwden. Sandro Magister, één van de belangrijkste Vatican watchers, zei in een interview dat kardinaal Bergoglio in vergelijking met Joannes-Paulus II « meer soberheid en innerlijkheid uitstraalt » en dat hij « op een meer rechtstreekse wijze de essentie van het Evangelie uitdrukt ». Hij vervolgde: « Op de synode van 2001 [...] werden de toekomstige uitdagingen voor de Kerk geformuleerd en het profiel van de volgende paus: een paus die het Kruis moet preken en die moet terugkeren tot de kern van het Evangelie. Het spreekt voor zich dat een persoon als Bergoglio de volkomen belichaming is van deze eis tot terugkeer naar het Evangelie, tot een grotere soberheid waarmee de Kerk de strijd moet aangaan en haar diepste wezen moet openbaren. »

Het editoriaal eindigde met een citaat van onze vader: « Ik spreek zonder schrik om iemand te compromitteren: ik voorzie de uitverkiezing van kardinaal Bergoglio, en ik bid al voor hem. »

Dat niemand ons dan zegt dat de KCR haar vijftigjarige strijd verloochent, terwijl zij er in werkelijkheid de voleinding van ziet naderen: in Franciscus herkennen wij de paus die in staat is om de Kerk los te trekken van de apostasie en onze landen van de antichristelijke ideologieën.

HIJ ZAL VEEL TE LIJDEN HEBBEN

Niettemin blijft er een groot verschil bestaan tussen paus Franciscus en Joannes-Paulus I. Laatstgenoemde was vol van de openbaring die hij te horen had gekregen van zuster Lucia van Fatima in Coïmbra, op 11 juli 1977; hij gaf dat toe aan don Germano Pattaro, een theoloog uit Venetië die hij naar Rome geroepen had om zijn raadgever te worden: « Het gaat om een zaak die me het hele jaar lang heeft doen tobben. Ik ben er mijn innerlijke vrede en geestelijke rust bij verloren. Sinds die bedevaart ben ik Fatima niet vergeten. [...] Het was niet te geloven, en toch is de voorspelling van zuster Lucia uitgekomen. Ik ben hier. Ik ben paus. [...] Als ik in leven blijf, zal ik teruggaan naar Fatima om de wereld en in het bijzonder de volkeren van Rusland toe te wijden aan de H. Maagd, volgens de aanwijzingen die zij aan zuster Lucia gegeven heeft. »

Een vergelijkbare uitspraak vinden wij in het geheel niet bij paus Franciscus, die de boodschap van Fatima integendeel niet lijkt te kennen. Ondanks zijn grote mariale devotie wekt hij de indruk niet begrepen te hebben wat de unieke plaats is van de Onbevlekte Ontvangenis in de goddelijke orthodromie en wat het belang is van de cultus waarvan God de instelling wil. « Om de zielen van de arme zondaars te redden wil God in de wereld de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria instellen », zei Onze-Lieve-Vrouw op 13 juni en 13 juli in Fatima. Het is de weigering van de Kerk, en in het bijzonder van de paus, om zich te onderwerpen aan deze goddelijke wil die sindsdien geleid heeft tot alle rampen die onze tijd getroffen hebben: van wereldoorlogen tot hongersnood en tot de verschrompeling van de Kerk, die half in puin ligt.

Zolang paus Franciscus niet voldaan heeft aan deze vragen moet men geen profeet zijn om te voorspellen dat hij op ontzaglijke moeilijkheden zal stoten, die hij niet te boven kan komen op eigen krachten, zelfs niet met zijn groot charisma.

Op hetzelfde ogenblik dat onze geestelijke vader de terugkeer van Joannes-Paulus I voorzag, zoals we hierboven gezegd hebben, voorzag hij dus ook dat de komende Opperherder veel zou moeten lijden. Zo zei hij in een homilie op 26 januari 1997:

« Ik ben heel erg onder de indruk van het buitengewone mirakel van de H. Petrus die op het water wandelt. Het komt me voor dat ik hem zie. Vol geloof stapt Petrus uit de boot en wandelt op het water, en hij heeft schrik. Op het moment dat hij schrik heeft, zinkt hij en Christus steekt zijn hand uit om hem uit de diepte naar boven te trekken. Wat een les! Wat Petrus als voorafbeelding heeft gedaan, doen de pausen van generatie tot generatie. De paus wandelt op de wateren van al die dwalingen, van al die ongeordendheden, hij trekt de bossen door vol roofdieren die de valse godsdiensten belichamen, de valse politieke partijen, alle ontketende boze machten. Hij is daar met de macht van Christus, die hem bij de hand houdt en hem verzekert van de overwinning.

« Ik heb die zinnen herlezen en bij mezelf gezegd: geduld, moed. Tenzij er een mirakel gebeurt denk ik niet dat Joannes-Paulus II zich zal bekeren. Hij is te oud, hij heeft teveel ingezet op de zaken die tegenstrijdig zijn met het geloof, de hoop en de naastenliefde. In die bezetenheid om herdenkingsfeesten te organiseren en op reis te gaan, altijd maar opnieuw, wordt hij beheerst door één gedachte: het patroneren van het grote feest van het jaar 2000. Hoe willen jullie dan dat hij zou terugdenken aan zijn jonge jaren en zou merken dat hij sinds zijn jeugd heeft toegegeven aan de hoogmoed van de nieuwlichterij? Maar vermits het pausdom niet kan sterven denk ik dat de volgende Opperherder de hierboven beschreven paus zal zijn, voor wie wij al op voorhand bidden.

« Als die paus nu naar Rome zou komen, dan zou hij er al die roofdieren in volle vrijheid aantreffen. Want men kan niet terugkomen op het Concilie, op de dwalingen die overal binnen de geestelijkheid verspreid zijn, zonder het mikpunt en de martelaar van alle vijandige machten te worden. We hebben dus een paus nodig die bereid is om gekruisigd te worden zoals de H. Petrus. Maar het sermoen van Sint-Leo [onderwerp van de homilie van abbé de Nantes] bewijst ons dat de H. Vader in staat zal zijn om de boze machten te domineren. Wat een opluchting en een vreugde betekent dat voor ons! Wij die behandeld worden als paria’s en vervloekten zullen plots de medewerkers worden van die paus, zijn strijdgenoten! »

Deze voorspelling van een paus van de wedergeboorte van de Kerk die echter nog veel zal moeten lijden stemt overeen met de twee profetische visioenen van de kleine Jacinta van Fatima, die nog altijd geen realiteit geworden zijn. Het eerste visioen toont ons de H. Vader die vreselijk afziet: « Ik weet niet hoe, maar ik heb de H. Vader in een heel groot huis gezien, op zijn knieën voor een tafel, met zijn hoofd tussen zijn handen en in tranen. Buiten waren er heel veel mensen; sommigen wierpen stenen naar hem, anderen vervloekten hem en slingerden hem veel lelijke woorden naar het hoofd. Arme H. Vader! We moeten veel voor hem bidden! »

In het tweede visioen bidt de H. Vader – eindelijk! – tot het Onbevlekt Hart van Maria... maar na wat voor verschrikkelijke straffen! « Zie je niet hoeveel straten, wegen en velden er vol dode mensen liggen die hun bloed verliezen, en andere mensen die wenen van de honger en niets te eten hebben? En de H. Vader die in een kerk bidt voor het Onbevlekt Hart van Maria? En zoveel volk dat met hem meebidt? »

Als de paus gehoorzaamt aan de vragen van Onze-Lieve-Vrouw zal gebeuren wat abbé de Nantes al in 2001 zei: « De verrijzenis van de Kerk zal niet in verhouding staan tot wat ondertussen allemaal al is gebeurd en nog moet gebeuren. Deze verrijzenis zal aanbreken wanneer God het wil, zelfs als alles ons het tegendeel lijkt te zeggen. Het zal een wonder zijn, en tegelijkertijd zal het snel en soepel gebeuren, eenvoudig en heel natuurlijk! »

broeder Pierre van de Transfiguratie


(1) Zo worden de laatste jaren ook broeders en zusters uitgezonden naar het Franse platteland om er bescheiden bijhuizen te stichten en zo opnieuw aan evangelisatie te doen.

(2) Zie het artikel « De moord op de Goede Herder » in Verrijzenis nr. 3, mei-juni 2001.

(3) Lees ter illustratie het dubbelartikel over de Mexicaanse Cristeros: « Viva Cristo Rey ! » (Hij is verrezen ! nr. 57, mei-juni 2012) en « Het verraad van de katholieke hiërarchie » (Hij is verrezen ! nr. 58, juli-augustus 2012).