Aan zijn naaste het Kruis toewensen
« ZO iemand tot Mij komt, en zijn vader niet haat, zijn moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, hij kan mijn leerling niet zijn. En wie zijn kruis niet opneemt, en Mij niet volgt, kan mijn leerling niet zijn » (Lc 14,27). Dat is de boodschap van het Evangelie, het woord van de Heer. Het klinkt hard in de oren, vandaag evengoed als tweeduizend jaar geleden, want het herinnert ons er aan dat het enkel door het kruis is dat we tot de glorie zullen geraken. « Per crucem ad lucem », het kruis en de onthechting hier beneden zijn de wegen die ons naar het licht van de glorie en van het eeuwig geluk in de hemel leiden… Ieder van ons zal daar doorheen moeten, en daarvan zijn we ondersteboven.
Iedereen weet dat we nog wel een beetje moed kunnen bijeengaren om ons te onthechten als het over onszelf gaat. Wij weten goed dat het leven niet gemakkelijk zal zijn, dat je gezellig in je zetel genesteld niet naar de hemel kan: Jezus zelf droeg op zijn weg ernaartoe zijn kruis en stierf schandelijk tussen twee bandieten. Wij beseffen dus dat wij zullen moeten instemmen met verzakingen, met harde ogenblikken. En alles bijeen aanvaarden wij die wel voor onszelf. Maar voor de anderen, voor hen van wie wij houden, kunnen wij dat veel moeilijker slikken.
Onze-Lieve-Heer heeft vreselijk veel geleden tijdens zijn passie. Maar voor de H. Maagd aan de voet van het kruis was het feit haar enige Zoon te zien lijden volgens alle kerkvaders een martelaarschap van medelijden, dat bijna gelijk was aan het martelaarschap van Christus.
Laten we nog verder mediteren, want het voorbeeld van Jezus en Maria zet ons op de weg van de zuivere liefde. Als wij onze naaste echt zouden beminnen, zouden wij voldoende godsdienstige en zuivere gevoelens moeten hebben om voor hem of haar het kruis te verlangen. Een moeder verlangt voor haar kind spontaan dat het gelukkig is en droomt van grootse dingen voor hem, van een schitterende carrière... Als het een heilige moeder is, droomt zij van heiligheid voor haar kind. Maar het is voor haar heel moeilijk om voor haar zoon of dochter het perspectief van verzaking, lijden en kruisen te verdragen.
En toch… Jezus heeft deze weg gekozen en Hij heeft gezegd: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” Vermits men door de dood moet om naar het leven te gaan, moeten wij, als wij van iemand houden, de wijsheid hebben om onbevreesd het kruis te wensen zelfs voor het wezen dat ons het meest nabij is en het meest geliefd. Als wij zo bang zijn van de beproeving voor hen van wie wij houden, dan is dat ook een beetje omdat wij geen vertrouwen hebben in hun persoonlijke energie. Je kan het vergelijken met autorijden. Als je zelf aan het stuur zit, voel je je veel veiliger dan wanneer iemand anders rijdt. Maar dat is maar een indruk.
Als het over beproevingen gaat, lijkt het ons dat we ze wel kunnen dragen als ze onszelf zouden overkomen. Maar bij de gedachte aan het lijden van onze naaste, van het kind waarvan wij houden en dat wij heel zijn leven aandachtig hebben gevolgd en voor het kwaad hebben proberen te behoeden, bevangt ons een soort duizeligheid. En toch... Het antwoord is dat dit kind óók de H. Geest heeft. Iedere persoon van wie wij houden heeft in zich de kracht van God die Christus bij zijn vertrek heeft nagelaten en die de Vertrooster heet, de Aanspoorder, de Helper, degene die aan iedereen krachten schenkt om de moeilijkheden te overwinnen, om zijn kruis dapper te dragen en zo naar de hemel te gaan. Wij moeten dus beseffen dat zij van wie wij houden de H. Geest hebben en wij moeten vertrouwen hebben in hen – niet in henzelf maar in hun goddelijke roeping en in deze gave die hen geschonken is.
Daarom denk ik dat wij bij het oproepen van het woord “ kruis” en bij wat dat inhoudt de vrede in ons hart moeten bewaren, of het nu over onszelf gaat of over de anderen. Het kruis moet juist een werkelijkheid worden, streng, jazeker, moeilijk en pijnlijk in ons leven, maar een werkelijkheid die wij niet ontvluchten omdat wij weten dat het kruis het beste van alle dingen is. Morgen zal ik misschien bij toeval een persoon ontmoeten die een lang leven met veel verdriet gekend heeft, en ik zal hem zeggen: als dit leven voorbij zal zijn, dit leven met zoveel kwellingen, verzakingen en offers, denk je dan niet dat je een rijker leven zal gehad hebben dan wanneer je een leven had geleid zonder verdriet en lijden, een veilig, egoïstisch leven?
We zien goed hoe waar het is wat Jezus over zichzelf zei tegen de leerlingen van Emmaüs: « Wisten jullie niet dat de Christus moest lijden om binnen te gaan in zijn heerlijkheid? » Dus, weten jullie niet, kinderen, weten jullie niet, ouders, broers, zussen, dat ook al onze lieve naasten door de smeltkroes van het lijden moeten gaan? Maar wees niet bang: het is de weg waarlangs zij de glorie van de hemel zullen bereiken. Wens hen dus de beproeving toe, samen met de genade om die goed te dragen. Dan zullen zij groot zijn in de hemel, dan zal hun geestelijk moederschap of vaderschap vrucht dragen op aarde.
Daarom zeggen wij terecht met de H. Andreas: « O bona Crux ! » Heilig, goed Kruis, onze enige hoop! En daarom gaan we het, van zodra het zich aan ons of aan onze naasten aanbiedt, niet ver weg gooien. We zullen het aanvaarden en omarmen zoals Jezus en zijn Moeder, en we zullen van dit kruis het vertrekpunt maken van onze heiliging en van de redding van de anderen.
Het heilig Kruis is het teken van de christen, en natuurlijk en bij uitstek het teken van de bruid van Christus, omdat Christus zelf, die de Bruidegom is, het heeft gedragen en ons het voorbeeld gegeven heeft…
abbé Georges de Nantes
sermoen tijdens de vespers van zaterdag 28 april 1979