26 JANUARI 2014

De Blijde Boodschap van
de goddelijke barmhartigheid

SINT-JAN de Doper had geen volle klaarheid over wat het Evangelie zou brengen. Hij zei: «Doet boete, want het Koninkrijk des Hemels is nabij» en hij voegde er verschrikkelijke zinnen aan toe zoals deze: «Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehouwen en in het vuur geworpen». Hij kondigde de Messias aan als degene die de mensen zou oordelen: «Er komt er één die u zal dopen met de Heilige Geest en met vuur. Hij heeft zijn wan in de hand en Hij zal zijn dorsvloer zuiveren: de tarwe verzamelen in zijn schuur, maar het kaf verbranden in onuitblusbaar vuur».

Sint-Jan de Doper geloofde dat het oordeel van God ging komen. Hij dacht dat de Messias zou komen en de goeden van de slechten zou scheiden, en dat dit het eindpunt van de geschiedenis zou zijn.

Vanuit dat oogpunt wist hij niet dat de beweging van bekering, die hij had ingeluid en waarvan Christus de leiding had genomen, zou uitlopen op het jaar van barmhartigheid dat door de profeten was voorzien: op het Evangelie, op de Blijde Boodschap van de redding waarvan de Heer Jezus de schoonheid en de goedheid zou prediken aan de mensen van Galilea in een eerste deel van zijn openbaar leven. Het Goede Nieuws is dat God zich nogmaals over ons ontfermt en zich buigt over de mensen van goede wil. Dat is het Goede Nieuws dat de engelenkoren in Bethlehem verkondigden: «Glorie aan God in de hoge en vrede op aarde aan de mensen van goede wil». Dat zullen we nu ten gronde bestuderen.

DE BLIJDE BOODSCHAP, HET EVANGELIE

JezusDe Blijde Boodschap was zo onverwacht, zoveel mooier dan alles waarvan de profeten hadden kunnen dromen! Zij spreekt tot ons hart over de goedheid van het Hart van Jezus. Na de tussenschakel die Sint-Jan de Doper is treden we in de volheid, in het ongelooflijke wonder van het Nieuwe Testament, zoals het verschijnt op het Aangezicht van Onze Heer Jezus Christus. De profeten hadden dit niet kunnen dromen. Ze hadden gedroomd van een Rechter die de goddelozen zou uitroeien en aan de rechtvaardigen een eindeloos geluk zou schenken. Maar ze hadden zich niet – of misschien van verre, op een nogal duistere manier bij Isaias – deze goedheid van het Hart van God kunnen voorstellen waarvan het Benedictus spreekt, deze tedere goedheid die zal verschijnen in de Heer Jezus en die de menigten van Galilea zal verrukken.

Tot onze zondige wereld, tot de ellendige en steeds weer in hun zonde hervallende mensen, zendt God zijn Zoon om hen te redden. Dat is wat de engelen zingen in Bethlehem: «Vrede aan de mensen van goede wil.» De huidige letterlijke vertaling: «Vrede aan de mensen die Hij liefheeft» is juist, in tegenstelling tot wat velen denken. Ze is juist, maar ze wordt nu slecht begrepen. De juiste letterlijke vertaling wordt fout in de mond van hen die ze aan ons prediken. Zij begrijpen de subtiliteit van de oorspronkelijke taal niet. De dag van de geboorte van Jezus in Bethlehem kondigden de engelen een tijdperk van vrede aan, met deze nuance dat die vrede aan de zondige mensen wordt toegekend door een geïrriteerde God die op een dag hun rechtvaardige Rechter zal worden. De engelen kondigen aan dat een parenthese wordt geopend, dat voor de laatste keer een tijd van goedheid zal heersen tot redding van de mensen die willen beantwoorden aan de liefde van God. Het is een wapenstilstand waarin de liefde van God zich zal uiten en een laatste troef zal uitspelen, die aan de mensen wordt aangekondigd met grote versterking van engelenkoren en trompetgeschal in de nacht van Bethlehem, opdat allen het zouden weten en in de vreugde terug hoop zouden krijgen.

Deze tederheid van God wordt niet alleen gepredikt door de engelen in Bethlehem, maar ook beleefd in Nazareth, in een leven waarvan de oude catechismus ons zei dat het een leven was van gebed, gehoorzaamheid en arbeid. Dit tijdperk van aardse vrede zal op aarde het paradijs heropenen, dat was gesloten door de schuld van Adam. Het paradijs krijgt op aarde terug vorm in een klein hoekje van Palestina, in het vergeten Nazareth, in een simpel huisje. Daar leven, zoals Adam en Eva in het paradijs, Jozef, Maria en het kind Jezus en stellen zij het goed. Het is een paradijs op aarde omdat de genade van God daar woont die de naturen doordrenkt, hen herstelt in hun oorspronkelijke waardigheid en zelfs, zoals een tekst van de mis het zegt, «de natuur verheft» op een nog bewonderenswaardiger manier dan op de dag van de schepping. De gerechtigheid, de goedheid van Adam en Eva zijn niets in vergelijking met deze volheid van de deugd, van liefde tot God en tot de naaste die heerst in Nazareth.

Als Jezus gedurende dertig jaar een verborgen leven wilde leiden, is dat om ons de nieuwe wet te laten zien die Hij wilde invoeren voor de eeuwen der eeuwen, tot het einde van de wereld. Er is nu genoeg genade op aarde opdat ieder van ons, in zijn dagelijkse leven, in zijn aardse, natuurlijke leven de wet van God kan gehoorzamen en dit leven kan vullen met een goddelijk leven. Daarom bezongen in de middeleeuwen de monniken hun klooster als een hervonden paradijs, «paradisus claustri». Jezus kwam ons niet alleen het voorbeeld, maar ook de kracht geven om van ons leven en van onze gemeenschappen waarachtig goddelijke levens en gemeenschappen te maken, onderworpen aan de wet van God en heilig.

Dat is het Evangelie, dat is het Goede Nieuws. Alle inspanningen van de mensen om te leven volgens God hadden gefaald, maar met de komst van Jezus in deze wereld bloeide alles op wonderbaarlijke en eenvoudige wijze weer op, eerst in Nazareth en daarna veel verder. Wanneer tenslotte Sint-Jozef sterft en Jezus meerderjarig wordt, op de leeftijd van dertig jaar, begint hij zijn openbaar leven. Wat zal Hij doen? Wat anders dan eerst deze heiligheid, deze perfectie van leven uitstralen en er andere mensen toe roepen! Door zijn wonderen en profetieën bewijst Hij dat Hij de Messias is. De Jezus van het openbaar leven richt zich tegelijkertijd tot ons verstand en tot ons hart.

Hij richt zich tot ons verstand. Ook al leert Hij ons niet om het leven van een reus of van een held te leiden, ook al is Hij een eenvoudige en gewone mens tussen andere mensen, toch moet Hij ons bewijzen dat Hij de Messias en de mensgeworden Zoon van God. Hij bewijst het aan ons verstand door wonderen en profetieën. Deze wonderen zijn verbazingwekkend. De eerste wonderen van de Heer slaan de mensen van Galilea met verstomming en hechten zijn leerlingen stevig aan Hem. Waarom? Om twee redenen: niet alleen omdat de wonderen buitengewoon zijn, maar omdat deze wonderen Hem maken tot de Bevrijder van de mensheid.

Er is iets zeer opvallends in de wonderen in de vroege dagen van Galilea, namelijk het grote aantal gevallen van bezetenheid door de duivel waarvan Jezus mensen bevrijdt. De Heer toont zich de Meester van de mensen en hun Bevrijder uit de macht van de duivel. Hoeveel bezetenen storten zich voor Hem neer! Jezus drijft met kracht de duivel uit, bij voorbeeld uit de bezetene die voor Hem over de grond rolt terwijl hij stuiptrekt en luide kreten uitstoot. Deze bezetene is enkel de afspiegeling van de mensheid, die sinds eeuwen door Satan onder de knoet van de zonde werd gehouden. Op dezelfde manier waarop de Heer de duivel uit deze mens verjaagt, is Hij de wereld aan het bevrijden uit de kwaadaardige greep van de Boze. Dat is de vreugde van het Nieuwe Verbond, dat is de vreugde van het Evangelie.

Jezus bevrijdt de mensen van de duivels, maar ook van hun ziektes. Als hij de zieken geneest, is het om te bewijzen dat Hij de mensgeworden Zoon van God is. Het is ook om aan te tonen hoe Hij zijn goedheid op de mensheid zal uitoefenen. Hij zal de zielen hun gezondheid weergeven. Hij heeft het heel dikwijls gezegd: «Ik ben niet gekomen voor de gezonden, maar voor de zieken», om ze te genezen. En Hij zal zelfs doden doen opstaan. Het zijn grote wonderen om zijn goddelijkheid te bewijzen, maar nog veel meer om te doen begrijpen wat Hij op aarde komt doen: het leven teruggeven aan wie dood was, d.w.z. het leven terugschenken aan de zielen die de zonde had verwijderd en afgesneden van God. Zo zien we hoe deze wonderen ook onthullingen van zijn leer zijn. Hij komt om de mensen te beminnen, om hen te vergeven, om hen te bevrijden uit de slavernij, om hen te redden uit hun ondeugden en hun ziekten, nog meer geestelijk en moreel dan fysiek. Hij komt om hen de vreugde te schenken.

De Christus van Galilea is een Messias die de menigte verrukt, die zo'n goedheid, zo’n zachtheid bezit en tegelijk zo’n macht in dienst van zijn liefde voor zijn broeders, de mensen, dat Hij de besten van hen op een verbazingwekkende manier aan zich hecht. Op zijn woord verlaten de eerste leerlingen hun netten, hun boot en hun vader, ze hechten zich aan Jezus Christus. Zij zijn bevrijd van de duivel en volgen Hem overal waar Hij gaat. Zij waren zondaars, zij waren overweldigd door hun zonden, zoals de overspelige vrouw en Maria Magdalena, en er is hen vergeving geschonken. Ze waren gierig en hebzuchtig, gehecht aan het geld zoals Zacheüs en Levi, en toen zij Jezus ontmoet hadden, braken zij met deze gehechtheid, werden ze vrij en volgden ze Jezus.

abbé Georges de Nantes
verklaring van onze geloofswaarheden