9 MAART 2014
Jezus en zijn leerlingen oog in oog met de verleidingen van Satan
ELKE eerste zondag van de Vasten brengt ons weer bij de wonderbaarlijke gebeurtenis van de drievoudige bekoring van Onze Heer Jezus Christus in de woestijn. Hoe is dat kunnen gebeuren? Hoe heeft de Heer de zeer reële aanwezigheid van Satan kunnen verdragen? Hoe heeft Hij zich door de duivel naar de tinnen van de Tempel kunnen laten meevoeren en vervolgens naar de top van een hoge berg? Dat contact heeft iets weerzinwekkends en mysterieus en wij zullen nooit klaar zijn met te mediteren over dit drama.
De Heer wilde die geweldige schok, die hevige strijd in zijn menselijk wilsvermogen ondergaan. Als mens moest Hij een soort indruk van de aanwezigheid van de duivel ondergaan, terwijl Hij wel wist met wie Hij te maken had. Maar deze indruk is uiteraard niet in zijn Hart doorgedrongen in de vorm van genoegen in of toestemming aan de verleiding. Jezus was ondoordringbaar voor deze verleidingen, maar Hij werd er wel door geraakt, getroffen, vernederd en gekwetst.
We kennen de drie bekoringen. Als de Heer Jezus er als overwinnaar uit komt, dan is dat om aan te kondigen dat met Hem een nieuw tijdperk begint waarin de duivel zal worden verslagen door Hem en door degenen die de naam van Jezus aanroepen. Zelf heeft Hij de duivel niet zo maar geboden Hem te verlaten. Uit bescheidenheid en om ons een voorbeeld van nederigheid te geven heeft Hij zijn toevlucht genomen tot de aanroeping van de Heilige Schrift en in het bijzonder psalm 90, die een zeer troostende meditatie is. Jezus is het mensgeworden Woord van God. Welnu, Hij heeft het Woord van God opgeroepen met citaten uit het Oude Testament om ons te tonen dat wij met de kracht van God sterker dan Satan zullen zijn. Hij is het, het Woord van God, die de bron van de genade is waarmee wij zelf de bekoringen van ons af kunnen duwen.
Welke zijn nu deze drie bekoringen? Het zijn de bekoring van het vlees, de bekoring van de dwaasheden van de verbeelding en de bekoring van de hoogmoed.
Valse mystiek uit zich in zinnelijkheid. Wanneer je niet echt verenigd bent met God, heb je er behoefte aan je te verlustigen in de vleselijke dingen. Dat is een zonde.
De tweede bekoring is die van de verbeelding. Ik heb er al over gesproken en aangetoond hoe de valse mystici zich in de politiek gooien en doen alsof ze de Messias zijn, als een soort van compensatie voor de leegte van hun ziel. Zij hebben geen vroomheid, geen liefde tot God en willen daarom de menselijke natuur wijzigen, ze willen de wereld veranderen. Maar opgelet! Alle mensen die in vuur en vlam staan voor de grote dictators of de grote revolutionairen, in plaats van rustig en bescheiden het rozenhoedje te bidden, zijn zelf ook deelachtig aan diezelfde zonde, aan diezelfde valse mystiek.
Zoals ik reeds heb aangetoond is de derde verleiding de hoogmoed van het verstand dat de grenzen van het Credo verbrijzelt. Want de geloofsbelijdenis is te bekrompen voor ons, denken alle hoogmoedigen. Daarom vinden zij grote ideologieën uit, intellectuele systemen die hun ego strelen. Zij denken dat ze doordrongen worden door geestelijke uitstralingen, dat ze de harmonie van de zintuigen ontdekt hebben of dat ze in de omwenteling van de sterren de geheimen van het universum hebben doorgrond. Dat zijn de mensen die verloren lopen in hun theorieën, zoals Teilhard de Chardin is overkomen. Hij geloofde dat de materie in evolutie was, dat Christus in de materie zat; in een stuk ijzer zag hij een stuk Christus, en dit alles was aan het veranderen in de Alfa en de Omega van een totale Christus! Kortom, dwaasheden. Mensen smullen van deze dingen. Ze geloven dat ze slimmer zijn dan Jezus Christus en zij rekenen Hem onder hun voorgangers! Dat is fout, maar ja, wij kunnen bekoord worden om deze paden te bewandelen, ieder van ons naar zijn eigen kleine of grote maat.
Toen ik vanmorgen mediteerde over psalm 90 werd ik van emotie vervuld. Wie zich toevertrouwt aan de Heer is veilig. Ook al moet hij door alle kwaad, alle verleidingen, alle beproevingen heen, God helpt hem. Hij zendt hem zijn engelen die hem op hun handen dragen zodat zijn voet niet tegen de steen op zijn pad stoot. Dat woord wilde de duivel gebruiken om de Heer Jezus te bekoren. De duivel wilde dat Jezus God op de proef zou stellen. Maar Jezus heeft zich niet in een buitengewone situatie willen begeven om te tonen dat God Hem ten dienste stond.
Als wij bescheiden onze weg gaan als goede christenen dan mogen we er zeker van zijn dat God ons zal beschermen. De wereld is niet zo mooi en vriendelijk als men ons zo dikwijls zegt. Het leven is moeilijk en het zal altijd maar moeilijker worden. Wat doet een christen dan? Hij zweeft niet bovenop de golf zoals een handige surfer. Hij gaat onder de golf door, hij maakt zich klein. Hij zegt: ik ben klein maar ik doe mijn werk, ik vervul mijn plichten van staat, ik pratikeer mijn heilige godsdienst en zo zal ik de bescherming van God verkrijgen.
De monniken hebben deze psalm 90 gebeden terwijl ze altijd maar voortgingen met hun arme, zwaar beproefde leven, doorheen oorlogen, pestepidemieën, alle mogelijke ellende die de mensheid van generatie op generatie op haar weg vindt. Telkens als ik aan Clairvaux denk, denk ik aan die honderden monniken die elkaar eeuw na eeuw opvolgden en die daar hebben geleden en gezwoegd.. Elke avond zongen zij deze psalm, die hen uitnodigde om weer moed te vatten, om op God te vertrouwen tot aan de volgende dageraad. Over zo’n groot klooster zijn veel gebeurtenissen gekomen, veel onrecht, veel vervolgingen, oorlogen, rooftochten, branden. Als je de geschiedenis van een klooster doorheen de eeuwen leest, ben je verbaasd over al het leed dat het overkomen is.
Wij ook, wij zullen daar doorheen gaan. Dat vind ik zo bewonderenswaardig in de heilige katholieke Kerk. Zij is geen creatie van een ogenblik, geen moderne theorie, geen technisch en schitterend systeem, maar blijft altijd hetzelfde. Kloosterzusters zijn binnengegaan in de karmel, piepjong nog, om zich aan God te geven, in afzondering, in stilte en gebed, en hebben zo, minzaam, heel hun leven doorgebracht. Dat is geweldig omdat het ons toont dat je gewoon een beetje afstand van het zinnelijke moet nemen, van het denkbeeldige, van het buitensporige en vervolgens van de intellectuele hoogmoed.
Wij weten dat wij heel ons leven lang hetzelfde Credo zullen zingen, dat wij elke zondag naar de Mis zullen gaan en dat wij jaar in jaar uit dezelfde evangelies en dezelfde preken zullen krijgen. Jaar na jaar zullen het dezelfde verleidingen zijn die ons overvallen en ons soms doen vallen; en het zal altijd aan dezelfde priester zijn dat we dezelfde zonden zullen belijden.
Hoe zou ik mij dan niet bekeren? Laat ons geen theorieën uitvinden zoals die dwaas van een Luther om ons te rechtvaardigen. Als ik me niet bekeer, is dat niet de schuld van de goede God, is het niet de Kerk die me bedroog, maar is het omdat ik gebrek aan moed heb. De genade is mij gegeven, en wanneer ik uit mijn biecht kom, heb ik reden om te zeggen: nu heb ik de genade, ik kan een heilige worden, zelfs al weet ik in mijn diepste binnenste dat ik zal hervallen, herbeginnen, want ik ben een arme zondaar. Het is niet de schuld van God, het is mijn schuld en ik vraag er dus heel nederig vergeving om aan de goede God, aan mijn broeders of zusters, en ik ga verder in de vreugde van bemind te zijn. Dit werk van heiliging is de sleutel tot het geluk. Want God heeft de mens geschapen om hem een massa geluk te geven, hier beneden al, maar als voorsmaak van een nog geweldiger, nieuwer en zoveel aantrekkelijker geluk in de Hemel.
Tijdens deze Vasten wordt ons gevraagd Christus na te volgen. Gedurende veertig dagen leefde Hij zonder te eten, bood Hij zo het hoofd aan de duivel en aan de zwakheid van het vlees door zijn wil om trouw te blijven. Hij kwam als de winnaar uit de strijd. Laten wij, zijn volgelingen die bekleed zijn met zijn kracht, gedurende veertig dagen worstelen tegen onze zinnelijkheid, onze buitensporige verbeelding en onze hoogmoed. Zo komen we uit in de Goede Week en zullen we die herbeleven in een vurig van-hart-tot-hart met onze Verlosser. Op Goede Vrijdag zullen we bij wijze van spreken met Hem sterven, om met Hem herboren te worden en een volmaakte liefdesvereniging te kennen op de dag van Pasen, die een beetje de voorafspiegeling zal zijn van ons geluk in de Hemel.
abbé Georges de Nantes
preek van 17 februari 1991