6 APRIL 2014
De opstanding van Lazarus gisteren en vandaag
SINDS haar bekering is Maria Magdalena U trouw gebleven, Jezus. U bent haar Alles op aarde, haar hulp, haar steun, haar licht, haar troost, haar wet, haar wijsheid, haar intelligentie. Ze weet dat zij niets is, dat U haar Alles bent en dat zij niet kan leven zonder U.
In de nacht vol doodsangst van Witte Donderdag vreest zij het ergste en durft zij het beste niet verhopen. Zij is goed geplaatst om het ergste te vrezen, maar zij is ook goed geplaatst om het beste te denken, er in te geloven en er met al haar kracht op te hopen. Ze herinnert zich dat ze nauwelijks een paar dagen geleden bang was dat haar broer Lazarus zou sterven. U had hem laten sterven, Jezus, maar het was om uw macht en uw gehechtheid aan deze heilige familie beter te kunnen tonen. U hebt hem laten sterven opdat uw heerlijkheid groter zou zijn door hem te doen verrijzen.
Vandaag is ze bang dat U zichzelf zal laten sterven. Arme vrouw! Zij heeft noch de Heilige Geest, noch de sterkte, het licht of de durf om te geloven dat U dit laat gebeuren om uzelf te doen verrijzen en dat niets méér vergelijkbaar is met uw leven en uw lot dan het leven van Lazarus, haar broer, die U uit liefde voor haar hebt laten sterven om hem terug op te wekken. Wat een mysterie is het Hart van God! Wat een mysterie is het Hart van de Bruidegom! Wat een mysterie is het hart van de vrouw die bekeerd is en bevestigd in de genade en die nochtans, zonder Hem, als een wees verloren is. Maar dan, om haar angst te onderdrukken, herinnert ze zich:
« Nu was er een zieke, een zekere Lazarus van Bethanië, uit het dorp van Maria en Martha, haar zuster. Het was die Maria welke de Heer met reukwerk gezalfd had en zijn voeten met de haren afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. De zusters lieten Hem dus berichten: “Zie, Heer: hij, die Gij liefhebt, is ziek.”» (Jo 11, 1).
Ze stellen geen vraag, ze durven niet vragen, maar ze weten dat Jezus niet ongevoelig zal blijven voor deze eenvoudige informatie.
« Toen Jezus dit vernam, zei Hij(Sint-Jan heeft het gehoord): “Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar ze dient tot glorie van God, en om Gods Zoon te verheerlijken.” Jezus had Martha met haar zuster en Lazarus lief.»
De liefde van Jezus! Uw liefde voor het hele universum, uw liefde voor allen, o Jezus, belet niet dat U elk van ons bij onze naam liefhebt, elk van ons liefhebt omwille van ons eigen hart, waarbij U het verschil tussen ons maakt volgens Uw oordeel alleen. U houdt van wat klein, bescheiden en verloren is en U verafschuwt de hoogmoedigen, de zelfverzekerden, degenen die beweren rechtvaardig te zijn en die U niet nodig hebben om helder te zien en om juist te handelen. Wat een dwaling! En dus hield U terecht van de familie van Lazarus, Martha en Maria.
« Toen Hij had vernomen dat hij ziek was, bleef Hij toch nog twee dagen ter plaatse, waar Hij zich bevond. Nu eerst sprak Hij tot de leerlingen: “Laat ons weer naar Judea gaan.” De leerlingen zeiden Hem: “Rabbi, kort geleden zochten de Joden u te stenigen, en gaat Gij nu opnieuw daarheen?” Jezus antwoordde: “Heeft de dag geen twaalf uren? Zo iemand wandelt bij dag, dan stoot hij zich niet, omdat hij het licht dezer wereld ziet; maar als hij wandelt bij nacht, dan stoot hij zich, omdat hij geen licht heeft.” Zo sprak Hij (zij begrepen zijn woorden niet). Daarna zei Hij tot hen: “Onze vriend Lazarus is ingeslapen; maar Ik ga hem wekken.” Zijn leerlingen zeiden Hem: “Heer, als hij slaapt, zal hij genezen.” Maar Jezus had van zijn dood gesproken, terwijl zij meenden dat Hij van gewoon inslapen sprak.»
Wat is het moeilijk om Jezus te begrijpen!
« Daarom zei Jezus hun toen ronduit: “Lazarus is gestorven. En om u verheug Ik mij dat Ik er niet aanwezig was, opdat gij geloven moogt. Maar laat ons nu naar hem toegaan.” Toen zei Thomas, ook Didymus geheten, tot zijn medeleerlingen: “Laat ons ook gaan om met Hem te sterven.”
« Maar bij zijn aankomst vond Jezus hem reeds vier dagen in het graf. Daar Bethanië dicht bij Jeruzalem lag, op ongeveer vijftien stadiën afstand, waren er veel Joden naar Martha en Maria gekomen, om haar hun rouwbeklag te doen over haar broer. Zodra Martha Jezus’ aankomst vernam, ging zij Hem tegemoet; Maria bleef thuis. En Martha zei tot Jezus: “Heer, zo Gij hier waart geweest, was mijn broer niet gestorven. Maar zelfs nu weet ik nog, dat God U zal geven, wat Gij Hem vraagt.” Jezus sprak tot haar: “Uw broer zal verrijzen.” Martha zei Hem: “ Ik weet dat hij verrijzen zal bij de opstanding op de jongste dag.” Jezus sprak tot haar: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven; en wie leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven voor eeuwig. Gelooft ge dit?” Zij zei Hem: “Ja, Heer; ik geloof, dat Gij de Christus zijt, Gods Zoon, die in de wereld komt.”
« Na deze woorden ging zij heen, om Maria, haar zuster, te roepen; heel in stilte zei zij haar: “De meester is daar en roept u.” Zodra deze het hoorde, stond zij haastig op en ging naar Hem toe. Jezus was nog niet in het dorp gekomen, maar bevond zich nog op de plaats waar Martha Hem had ontmoet. De Joden, die bij Maria in huis waren om hun rouwbeklag te doen, zagen haar ijlings opstaan en heengaan; ze volgden haar, in de mening dat zij naar het graf ging, om er te wenen. Zodra Maria kwam, waar Jezus was, en Hem zag, viel zij voor zijn voeten neer, en sprak tot Hem: “Heer, zo Gij hier waart geweest, was mijn broer niet gestorven.” Toen Jezus haar zag wenen, en de Joden zag wenen, die haar vergezelden, werd Hij hevig bewogen en ontroerd. Hij sprak: “Waar hebt ge hem begraven ?”
Zo’n emoties in een mensgeworden God? Dat is het Hart van Jezus !
« Ze zeiden Hem: “ Heer, kom het zien.” En Jezus weende. De Joden zeiden: “Zie, hoe Hij hem liefhad.” Maar sommigen hunner zeiden: “Kon Hij, die de ogen van de blinde heeft geopend, niet evengoed zorgen, dat deze niet stierf?”
« Jezus dan, opnieuw bewogen, kwam bij het graf. Het was een grot, en een steen sloot de ingang af. Jezus sprak: “Neemt de steen weg”. Martha, de zuster van de overledene, zei Hem: “Heer, hij riekt al; want het is reeds de vierde dag.” Jezus sprak tot haar: “Heb Ik u niet gezegd: wanneer ge gelooft, zult ge Gods heerlijkheid zien”? Men nam dus de steen weg. Toen sloeg Jezus de ogen omhoog, en sprak: “Vader, Ik dank U, omdat Gij Mij hebt verhoord. Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort; maar Ik zeg het terwille van de omstaande menigte, opdat ze mogen geloven dat Gij Mij gezonden hebt.”»
Martha maakt een tegenwerping. Maria niet, zij heeft het geloof en de liefde.
« Na deze woorden riep Hij met luide stem: “Lazarus, kom uit.” En de dode kwam tevoorschijn, de voeten en handen in windels gewikkeld, en zijn gezicht met een zweetdoek omwonden. Jezus zei hun: “Maakt hem los en laat hem gaan.”»
De verrijzenis van Lazarus brengt heel Jeruzalem in beroering. Voor sommigen is het de aanleiding om Christus’ bescheiden triomf van Palmzondag voor te bereiden, voor anderen – de Farizeeën en de Sadduceeën, de Schriftgeleerden en de hogepriesters – om tot de moord op Jezus te besluiten.
Vandaag daagt deze opstanding van Lazarus op de smeekbede van Martha en Maria Magdalena ons uit. Waarom? Omdat het christenvolk gelijkt op Lazarus. Het heeft zich van God verwijderd en het is erg ziek. Het lijkt dat het op sterven ligt. Natuurlijk doet het een beroep op Christus en eist het meer dan ooit de Heilige Geest op, net zoals de Joden in het belegerde Jeruzalem in de tijd van Jeremias dachten dat ze onoverwinnelijk waren omdat ze de Tempel van God bezaten. Zij werden verslagen, geruïneerd, verbannen. Wij lijken op hen, wij die de Heilige Drie-eenheid nog alleen aanroepen om onze passies te ondersteunen en het Woord van God om onze dwaasheden te stutten en er het christenvolk toe te dwingen. Wat is God ver weg! En hoe ziek zijn wij, stervend zelfs!
Maar Jezus is nooit verloren voor zijn Kerk. Martha en Maria roepen Hem al te hulp. Als Hij weerstaat, als Hij wacht met zijn antwoord op de smeekbeden en de tranen van de nederige gelovigen en de bedroefde contemplatieve zielen, is dat opnieuw om pas op te treden nadat alles verloren was, om ons te redden op zo’n schitterende en bewonderenswaardige manier dat de wereld in Hem zal geloven!
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de Lettre à mes amis nr. 193 en uit een preek van 16 april 1987