23 MAART 2014
Het Hart van Jezus weet alles
NAARMATE we verder lezen in het Evangelie zien we Jezus altijd met hetzelfde opperste gezag spreken, met een formule die we nergens anders aantreffen: « Amen, amen, dico vobis ...», « Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u...». Hij verwijst naar niemand anders. Hij is het die spreekt en Hij heeft het onfeilbaar gezag van de wetgever, veel meer dan Mozes ooit heeft gehad. Hij verheldert dit gezag en legt het op aan vriend en vijand. Hij zegt niets, doet niets, wil niets dat de Vader niet eerst heeft gewild. « De Vader handelt, en ook Ik handel.» Als Hij spreekt, is dat het woord van de Vader. Als Hij wonderen doet, is het omdat de Vader het wil. En de Vader getuigt dat Hij akkoord gaat met zijn Zoon, met de Mensenzoon. Hij heeft getuigd door Sint-Jan de Doper, Hij getuigt door de wonderen, Hij getuigt door de geschriften van Mozes. Dat vinden we in de grote passage waarin Jezus tot de Joden zegt: « Gij gelooft niet in Mij, maar toch getuigen duizenden dingen van Mij. Geloof tenminste mijn werken. Het is de Vader die zo voor Mij getuigt. Als gij geloofde in Mozes, zoudt gij in Mij geloven, want Mozes heeft aangekondigd dat er na hem een andere profeet zou komen, groter dan hij, een andere Mozes», en deze profeet dat is Hij, Jezus.
Wanneer we nu het Evangelie lezen vanaf het begin tot het einde stellen we vast dat Jezus alles weet!
Tot Nathanaël zegt Hij: « Voordat Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgenboom» (Jo 1, 48-49).
Terwijl in Jeruzalem vele Joden zich bekeren bij het zien van de tekenen die Jezus doet, maakt deze zich geen illusies: « Maar Jezus zelf had geen vertrouwen in hen, omdat Hij allen kende, en omdat Hij niet nodig had dat men Hem over iemand inlichtingen gaf. Want zelf wist Hij heel goed wat er omging in de mens» (Jo 2, 24). Dat is wat Psalm 138 zegt van God. God weet wat er in de mens is, het is niet nodig Hem in te lichten! Hij weet wat de mensen zijn, alle mensen, Hij ziet door hen heen. En Jezus ook.
In het eerste Boek der Koningen lezen we (8, 39) het gebed van Salomon. Hij richt zich tot God, tot Jahweh van het Oude Testament: « Want Gij kent de harten; Gij alleen kent het hart van alle mensen.» Lees het Evangelie: de apostelen zijn ervan overtuigd, en ze signaleren het heel het Evangelie door, dat Jezus het hart van iedereen kent, net zoals God.
Neem bijvoorbeeld de Samaritaanse vrouw. Ik ben eigenlijk verliefd op de Samaritaanse vrouw! Ik zie haar vóór mij: een gedegradeerde, bezoedelde, arme vrouw. Zij is een beetje heks, een beetje valsspeelster, een beetje verleidster. Maar intelligent, vol verlangen en vroomheid ook. Jezus is daar met zijn ernst en kijkt haar onderzoekend en nadenkend aan. Dat allemaal leid je af uit hun gesprek: « Ga je man halen! – Ik heb geen man! – Hoe, je hebt geen man? Je hebt er vijf gehad en degene die je nu hebt is je man niet; dat laatste zeg je terecht.» De Samaritaanse: « Heer, ik zie dat u een profeet bent!» Plotseling begint ze te praten over godsdienst... en tot slot zegt ze Hem: « Ik verwacht de Messias.» Jezus kijkt naar haar... Als je de blik van Jezus niet ziet, kan je het niet begrijpen! Hij zegt tot haar: « Ik ben het, die met je spreek.» Ze staat versteld! Ze zegt geen woord meer en loopt naar haar stad om overal te gaan zeggen: « Ik heb de Messias ontmoet! Ik heb de Messias ontmoet! Kom kijken naar een man die mij heeft gezegd alles wat ik gedaan heb!» Het Hart van Jezus doorgrondt iedereen.
Het Hart van Jezus weet alles. Hij weet dat het water in wijn is veranderd (cf. Jo 2, 1-11). Hij weet dat Hij de zoon van de koninklijke beambte op afstand genezen heeft (cf. Jo 4, 46-53). Jezus weet, als Hij de kreupele bij het Bezatabad ziet, dat die al achtendertig jaar in deze toestand leeft. Hij weet ook welk leven deze man heeft geleid want Hij zegt tot hem: « Ga en zondig niet meer, opdat u niets ergers overkomt»(cf. Jo 5, 1-7). Jezus weet wat Hij zal doen. Hij weet dat de leerlingen onder elkaar over Hem fluisteren. Jo 6, 64: « Want Jezus wist van de aanvang af, wie het waren, die niet geloofden; en wie het was, die Hem verraden zou.» Hij wist dus wat ze dachten daar rondom Hem, Hij kent de harten.
Hij kent ook de schriften en heel de wetenschap van de Schriften (3, 15). De Schriftgeleerden en Farizeeën zijn verbaasd: « Hoe komt het dat Hij de schriften kent, zonder ze bestudeerd te hebben?» Wanneer ze Hem de overspelige vrouw voorleiden, schrijft Hij met zijn vinger de zonden van degenen die haar beschuldigen in het zand... Zij voelen zich ontmaskerd en gaan heen. Jezus weet dat noch de blindgeborene noch zijn ouders gezondigd hebben. Hij weet dat Lazarus niet zal sterven. In Bethanië weet Hij dat Hij zelf zal sterven en dat de zalving door Maria Magdalena als een begrafenisritueel is. Hij voorspelt dat dit gebaar over heel de wereld beroemd zal worden. Hij weet het, Hij kent verleden en toekomst.
Hij weet dat zijn uur gekomen is (Jo 12, 28) en hoe Hij zal sterven (vers 33). Het is een refrein dat je terugvindt in Sint-Jan: « Jezus wist dat zijn uur gekomen was», « Jezus wist dat één van hen Hem zou verraden», « Jezus wist dat Petrus Hem verloochend had» enzovoort. De apostelen zijn daar en zeggen:Wij weten nu dat Gij alles weet, het is niet nodig U te ondervragen. Jezus weet! Hij weet wat Thomas zei, Hij is overal. Hij kent de toekomst van Petrus.
Sint-Jan de Evangelist voelt deze alwetendheid aan die eigen is aan God, aan Jezus, maar bij de synoptici is het ook zo: wanneer de zondares aankomt (Lc, 7), zegt de Farizeeër: «Als Hij wist wie deze vrouw is en wat ze gedaan heeft!» Maar Jezus weet het. In een andere omstandigheid bespieden ze Hem (Lc 6, 8; 5, 22) ; Jezus ziet hun gedachten, weet wat er in hen omgaat. Wanneer de apostelen zich moe maken door naar het midden van het meer te roeien, midden in de nacht terwijl Jezus op de berg ging bidden, schrijft Marcus, die visueel is ingesteld: « Jezus zag hen vermoeid roeien.» Als je al eens op pelgrimstocht geweest bent, moet je jezelf maar eens voorstellen dat je op de berg bent aan de andere kant, ten oosten van het meer, midden in de nacht, helemaal alleen om te bidden en dat je dan een bootje zoekt in het midden van het meer, als een speelbal in het oog van de storm! Maar Jezus weet!
Het schijnt dat vóór onze Heer de zielen een beetje verloren waren en als ze de ogen hemelwaarts richtten niet wisten wie er woonde, welke de naam van die mysterieuze God was die hen geschapen had. Ze wisten niet welke relatie ze met Hem moesten onderhouden en Hij heeft zich geopenbaard met dit woord van een ondoorgrondelijke diepte: « Ik ben.» Wie bent U, Heer? « Ik ben: Ik ben», Jahweh. Het is het oneindige bestaan.
Onze Heer komt met een stoutmoedigheid die onwaarschijnlijk zou zijn als het de waarheid niet was. Hij stelt zich in de plaats van God, Hij toont eerst zichzelf, het is door naar Hem te kijken dat wij de Vader zien, het is door Hem heen dat we God zien. Hij is om zo te zeggen de eerste, althans voor zover wij weten, het is door Hem dat we naar de Vader gaan en Hij openbaart de Vader aan wie Hij wil. Prachtig, buitengewoon is dat! Nu vinden wij God in de mens of beter in de Mensenzoon.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit « Het Evangelie in het licht van de Psalmen»