25 MEI 2014
Van een redelijk christen een heilige worden
HOE maakt de H. Geest zich kenbaar aan de christenen, hoe komt Hij hen te hulp heel hun leven lang? Sint-Paulus zegt ons: de H. Geest komt onze zwakheid te hulp. Sint-Jan van zijn kant schreef dat Jezus de apostelen aankondigde dat Hij een Trooster, een Helper, een Verdediger, een Voorspreker zou zenden. Al die namen moeten wij onderzoeken. Bij gebrek aan een gezicht, een gedrag en woorden, zoals die van Christus in het Evangelie, die ons helpen begrijpen wat het Woord van God is, hebben we voor de H. Geest enkel de woorden van Christus die ons openbaren wat die onzichtbare Persoon zal zijn. Laten we ze bijeen sprokkelen en overwegen.
Ten eerste is de H. Geest een gids, een geestelijke steun, aan christenen gegeven om hen te doen leven in Christus. « De Geest van waarheid, gij kent Hem want Hij zal tot bij u komen, Hij blijft bij u en is in u», zegt Sint-Jan in hoofdstuk 14 van zijn Evangelie. En verderop in Sint-Jan preciseert Christus de werking van de H. Geest: « Hij zal u alles leren en alles influisteren wat Ik u heb geleerd», dat wil zeggen: Hij zal u aan alles herinneren en alles verhelderen wat Ik u heb gezegd. « Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort, en u de toekomstige dingen verkondigen».
Deze andere verdediger zal dus geen andere Christus zijn, iemand die een historische rol onder de mensen bekleedt. Nee! Hij zal volledig afhankelijk van de Heer Jezus en binnen zijn uitstraling handelen. Het zal een Geest van innerlijke verlichting en energie zijn, die eerst zal tussenkomen in het middelpunt van de Kerk, in het middelpunt zelf van de ziel, en vervolgens in het hart van ons persoonlijke wezen, om God te erkennen, te dienen en te verheerlijken. We zien heel goed de vergelijking die zich aan onze geest opdringt: Christus, die de Bruidegom is, gaat weg en Hij laat zijn Bruid achter. Hij spreekt tot de apostelen, denkt aan elk van hen die Hij als wees zal achterlaten. Zowel zijn Bruid als zijn weeskinderen zullen zonder gids zijn, zonder kracht, zonder te weten hoe ze hun bootje moeten besturen, hoe ze de onderneming, de familie, na zijn vertrek verder moeten leiden. Christus zal hen iemand geven die geen nieuwe Bruidegom zal zijn, geen nieuwe Vader, maar iemand die binnen in hun hart zal zijn, een veelzijdige en Éne Geest, die hen zal doen handelen volgens Jezus, om Hem verder te zetten.
Laten we dan nu stilstaan bij de manier waarop de H. Geest zich manifesteert: hoe laat Hij zich kennen, hoe laat Hij zich zien? Dat zeggen de apostelen ons heel duidelijk in de Handelingen: door een geestelijke dronkenschap. In hoofdstuk 2 zeggen de brave mensen die de apostelen zien prediken in de straat voor het Cenakel: «Ze hebben te veel gedronken, ze zijn dronken!» De H. Petrus antwoordt hen: « Nee, nee, het is negen uur in de ochtend, om negen uur in de ochtend ben je niet dronken! Maar wij hebben van God de profetische dronkenschap gekregen die is aangekondigd door Joël voor de messiaanse tijden.» Hetmessiaanse tijdperk is aangebroken, de zielen zijn dronken van God en niet van een aardse wijn!
De charismen in de primitieve Kerk tonen het aan. Overal waar de Kerk is gesticht, vestigt zich een gemeenschap; en onmiddellijk verschijnen in de vergaderingen van deze gemeenschap de charismen van glossolalie (het spreken in vreemde talen), profetie, wonderen, alle soorten gaven van de H. Geest. Dat is opmerkelijk en zelfs absoluut onweerlegbaar! Ik herinner me een demonstratie van kanunnik Ostie over dit punt. Hij zei: «Het kan niet ontkend worden dat in die gemeenschappen allerlei soorten buitengewone dingen zijn gebeurd, die voor christenen de manifestatie van de Geest waren en voor de anderen het bewijs dat de H. Geest, dat God daar was.» Je vindt die gedachte terug in de eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs (14, 23 en 24).
Natuurlijk denken onze moderne geesten, die sceptisch en wetenschappelijk zijn geworden, onmiddellijk aan de Pinksterbeweging, aan collectieve hysterie enz. Je kan zeggen dat er altijd schijnvertoningen van aanwezigheid van de H. Geest geweest zijn in tal van sekten, dat er een heleboel zenuwziekten zijn die leiden tot hetzelfde resultaat. Maar je maakt met hysterische mensen en zenuwzieken geen martelaren, driehonderd jaar lang! En je sticht er geen Kerk als die van Christus mee!
Dus in deze Kerk was er wijsheid, orde, discipline, gezond verstand. Maar temidden van dit verstandige en volmaakte leven waren er ook bovennatuurlijke gebeurtenissen: openbaringen van de Geest, geestelijke dronkenschap, ongetwijfeld! De H. Geest heeft zich niet zelf in eigen Persoon getoond, maar Hij heeft gehandeld op een zichtbare wijze en Hij zet dat nog steeds verder.
Veel dieper echter dan in de charismen verschijnt de rol van de H. Geest in de zielen in dezelfde brief aan de Corinthiërs (hoofdstuk 1), op een wijze die niet charismatisch (buitengewoon, bovennatuurlijk) is, maar die eigen is en gebruikelijk in de Kerk en bij de christenen. We hebben daarmee te maken wanneer de wijsheid van de wereld waanzin wordt in de ogen van God, en de wijsheid van God dwaasheid in de ogen van de mensen. Want ook als de mensen van de Kerk zich overgaven aan glossolalie en buitengewone genezingen, belette hen dat niet om, wanneer ze terug tot zichzelf kwamen, de ware evangelische leer te onderrichten – waanzin in de ogen van de Joden, monsterachtigheid in de ogen van de heidenen: een God die mens is geworden, een dode die verrijst enzovoort. Wel, deze christenen hingen die leer aan met hun volle gezond verstand, geweten en geloof. Ze waren dus dwaas in de ogen van de wereld, maar verstandig in de ogen van God. Zo’n werk is eigen aan de H. Geest.
Om dat christelijk geloof, om die wijsheid aan te hangen, is een bewijs van geloofwaardigheid, zoals wij zeggen, niet meer genoeg. Ook een uitwendig oordeel over de Kerk dat ons aantoont dat, al met al, al die dingen redelijk zijn en dat de Kerk de Ark is van de redding van de menselijke samenlevingen, enz. volstaat niet. En evenmin is de deugd van geloof genoeg, die ons op een intelligente en theologische wijze het geloof doet aannemen, waardoor we ontdekken dat de dogma’s mooi, groot en absoluut waar zijn.
Als men echt volledig christelijk is, is dat te danken aan een instorting van de H. Geest, waardoor de menselijke geest zijn eigen horizon, de zone van zijn vertrouwde zekerheden overstijgt om uit te monden in de oneindige oceaan van het ontoegankelijk licht, dat de goddelijke Wijsheid zelf is. Sint-Paulus zegt ons: « Niemand kan dit mysterie van God kennen tenzij de Geest van God» en degenen die Hij inspireert en die zich door Hem laten leiden.
Niet iedereen laat zich leiden door de H. Geest. Er gaapt een afgrond tussen de brave christenen die trouw blijven aan hun vanzelfsprekendheden en aan hun aardse verslavingen en hen die de dwaasheid van het Kruis omhelzen. Dat is uiterst belangrijk voor ons allemaal!
Net zoals er een soort van zichtbare grens is die, volgens de H. Teresia van Avila, de familie van de contemplatieve zielen scheidt van de andere zielen, zo is er een zelfde grens tussen christenen die zich beperken tot het menselijke, ondanks hun geloof en de bovennatuurlijke beoefening van hun menselijke vermogens, en anderzijds degenen die dat zijn overstegen om de dwaasheid van het Kruis te omhelzen.
Wanneer degene die dwaas is in de Geest probeert een beetje van zijn “waanzin” mee te delen aan redelijke mensen, dan hebben die redelijke mensen de indruk dat ze hem begrijpen. In feite begrijpen ze hem niet. Ze vinden dat het zijn manier van doen is, zijn temperament. Deze redelijke christenen willen zich er absoluut geen rekenschap van geven dat zij eigenlijk niet zijn zoals het zou moeten, en zoals ze zouden kunnen zijn. Er is geen manier om het hen te doen begrijpen, omdat ze denken dat ze goed bezig zijn. De christen die dwaas is in de H. Geest weet niet hoe hij aan deze redelijke mensen moet tonen dat ze beter kunnen, omdat hij niet weet wat hij hen zou verwijten: ogenschijnlijk doen ze alles goed. De geestelijke vader of de novicenmeester zal zeggen: « Ik weet niet wat ik je moet verwijten, het is goed, ja... » En als hij enkele onschuldige details in het licht stelt, die echter wel verhelderend zijn voor een bepaalde onvolmaaktheid, een verborgen gebrek, zal de geestelijke zoon of de novice geschokt zijn dat er een belang wordt toegeschreven aan deze details die vanuit hun redelijk gezichtspunt onbelangrijk zijn...
Deze goede christen, deze goede novice, deze goede monnik gaat rustig vooruit, met een bepaalde wijsheid, een bepaalde deugd, met geloof, hoop en liefde. Ja! Maar in de ogen van de H. Teresia van Avila, in de ogen van zijn geestelijke vader, in de ogen van Jezus zelf, gelijkt hij op de rijke jongeling die sinds zijn jeugd alles heel goed heeft gedaan, maar aan wie iets ontbreekt. Wat ontbreekt er? De H. Teresia vertelt het ons in een notendop: « Hun rede is nog steeds meester van zichzelf en de liefde is niet sterk genoeg om hem in een roes te brengen...»
Er is dus een grotere gave, maar daar is een elan voor nodig dat de kracht van de ziel overtreft. Het is het werk van de H. Geest door zijn gaven. Ja, deze zielen hebben nog steeds hun eigen onderneming goed in de hand door hun theologale deugden van geloof, hoop en liefde en hun morele deugden. Ze hebben die. Maar het is niet genoeg, God wil iets anders. Wat? God wil dat zijn H. Geest hen in bezit neemt en hen werken doet realiseren die de menselijke natuur overstijgen. Dat is de echte heiligheid en eigenlijk het echte mystieke leven: het leven van de ziel als gegrepen door de H. Geest en boven zichzelf uitgeheven om helemaal in Christus te zijn.
Abbé Georges de Nantes
«Het ideale klooster»