22 JUNI 2014
Op het Hart van Jezus
«EN zie, Ik ben met u tot aan de voleinding van de eeuwen...» Ik weet dat je bij de kerkvaders en bij andere kerkelijke schrijvers of bij de heiligen veel meditaties over deze uitspraak van Christus kan vinden en veel overwegingen over de aanwezigheid van Jezus in zijn Kerk. Maar vandaag wil ik het hebben over de meditatie van de Z. Charles de Foucauld.
Pater de Foucauld is een gevoelsmens, maar zijn gevoelens gaan zo diep dat ze langzaamaan zijn hart overspoelen en zijn verstand verlichten. Zijn teder hart voert hem mee tot middenin het mysterie van de aanwezigheid van Jezus, zonder daarom af te wijken van de strikte waarheid van de Openbaring.
Hij schrijft: « U bent altijd bij ons door de Heilige Eucharistie...» Het is waar dat in onze traditionele godsvrucht, in de 19de eeuw in het bijzonder, en zelfs vandaag nog, de goede gelovigen in de H. Eucharistie eerst en vooral Jezus Christus zien. Jezus woont in ons midden, in het tabernakel.
«... altijd bij ons door uw genade, altijd bij ons door de onbegrensdheid van uw goddelijke essentie die ons vervult, altijd bij ons door uw Kennis die ons voortdurend ziet, altijd bij ons door uw Voorzienigheid die ons voortdurend beschermt, altijd bij ons door uw Liefde, door uw Hart dat ons voortdurend bemint... O ja, mijn God, U bent altijd bij ons, en op hoeveel manieren! En met hoeveel liefde! Met welk een Hart! Wat zijn wij gelukkig. “Hoe waar is het dat wij goden zijn!” – een verrassende zin. “Vos autem dii estis”, ja, gij zijt goden, zegt de psalmist.»
Dat is speculatieve theologie, en het is allemaal goed en waar, maar deze filosofische aanwezigheid van God, die aan allen het bestaan geeft, is vrijwel niet te vergelijken met de warme aanwezigheid van Jezus in Persoon, hier in het tabernakel.
« God, op slechts twee meter van mij in dit tabernakel aanwezig, o mijn God, wat hebben wij meer nodig? Wat zijn wij blij! Emmanuel! God met ons, dat is om zo te zeggen het eerste woord van het Evangelie! En het laatste luidt: “Ik ben met u tot aan de voleinding van de eeuwen”. Wat zijn wij blij! Wat zijt Gij goed! “Emmanuel” in het begin dat is Jezus in de kribbe, en aan het einde gaat Jezus weg terwijl Hij zegt: “Zie, ik ben met u tot aan het einde van de eeuwen.” Aangezien u altijd bij ons bent in de H. Eucharistie, laten wij dan ook altijd bij U zijn, laten we U altijd gezelschap houden aan de voet van het tabernakel, laten wij niet door onze schuld ook maar één ogenblik waarin wij bij U kunnen zijn, verliezen.»
God is daar, wat zouden wij dan elders gaan zoeken? De monniken uit de oude tijden hadden de reële aanwezigheid niet in hun kerken, waar ze zevenmaal per dag gingen zingen of het goddelijke officie psalmodiëren. De gedachte aan de alomtegenwoordigheid van God was het voorwerp van hun voortdurende meditatie. Gingen ze hout kappen? God was met hen in het bos. Keerden ze terug om de dieren te voeren? God was met hen in de stal. Maar als ze naar de kapel gingen, zochten ze het tabernakel niet: God was in de kapel, zo baden zij tot Hem. Dat zal wel waar zijn, maar dat er in de grote benedictijnerabdijen vandaag nog steeds geen H. Sacrement is of dat je het uiteindelijk alleen maar vindt in een kleine zijkapel, dan begrijp ik dat niet! Pater de Foucauld zou het ook niet begrijpen. God is daar in de H. Eucharistie, wat zouden wij dan nog op een ander plek gaan zoeken?
Zeker, Hij is overal, maar dat is niet te vergelijken met zijn aanwezigheid daar in zijn Lichaam, zijn Ziel, zijn Bloed en zijn Godheid, Jezus die we liefhebben.
« De Welbeminde, ons Alles, is daar in het tabernakel. Hij nodigt ons uit om Hem gezelschap te houden. En wij zouden ons er niet naartoe haasten? Wij zouden ook maar één ogenblik elders doorbrengen als Hij ons toelaat aan zijn voeten te blijven bidden?»
Alle andere dingen, foto's, relikwieën, bedevaarten, boeken, zijn heel eerbiedwaardig en God wil dat bepaalde zielen er gebruik van maken als uitstekende middelen om tot Hem te komen om meer over Hem te leren, Hem beter te beminnen en te kennen. Maar deze middelen zijn slechts dode wezens, die we moeten gebruiken om naar Jezus te gaan, wanneer Hij ons te kennen geeft dat het zijn wil is. Maar als Hij ons niet doet weten dat Hij het zo wil, als het van ons afhangt om naar de H. Eucharistie te gaan, laat ons dan nooit elders naartoe gaan. De H. Eucharistie, dat is de hele Jezus.
« In de H. Eucharistie bent u helemaal en springlevend, mijn welbeminde Jezus, zo volledig als U het was in het huis van de H. Familie te Nazareth, in het huis van Maria Magdalena te Bethanië of te midden van uw apostelen. Zo bent u ook hier, mijn welbeminde, mijn alles. Laat ons nooit één ogenblik wegblijven van de aanwezigheid van de H. Eucharistie, als Jezus ons toestaat om daar te zijn. Amen.»
Wat een hart had pater de Foucauld!
« En geef deze genade, mijn God, niet aan mij alleen, maar aan al uw kinderen, in U, door U en voor U. Geef ons heden ons dagelijks brood, geef het aan alle mensen, dit echte brood dat de H. Hostie is...»
Ook pater de Foucauld wil niet blijven stilstaan bij de gangbare interpretatie van het Onze Vader. Hij herinnert ons aan de grote openbaring van het zesde hoofdstuk van het Evangelie van Sint-Jan: Jezus is het Brood des levens.
« Maak dat alle mensen het beminnen, aanbidden, vereren en dat hun universele eredienst U moge verheerlijken en uw Hart troosten. Amen.»
Het gaat er dus niet zozeer om de Derde Wereld het brood dat hen ontbreekt te sturen of hen hopen graan te zenden, waarmee zij trouwens niet weten wat te doen, maar dat hen te lui maakt om hun eigen land te bewerken. Het gaat er om hen de Eucharistie te brengen, dat wil zeggen: missionarissen om hen te bekeren.
« Aangezien U altijd met ons bent door uw genade, laten wij er altijd bij zijn, laten we geen enkele van zijn inspiraties verwaarlozen...»
Bevrijd ons, Heer, van het verwaarlozen van uw inspiraties!
« Aangezien U altijd met ons bent door de uitgestrektheid van uw wezen, laten wij onophoudelijk de gedachte aan uw aanwezigheid bewaren met eerbied, liefde en geluk, laten wij voortdurend praten tot Hem die altijd in ons is, met ons, laten wij onafgebroken tot Hem bidden, voortdurend naar Hem kijken, laten we proberen Hem nooit te mishagen, Hem altijd zoveel mogelijk te behagen.»
Hij herneemt de volledige lijst van de verschillende soorten aanwezigheid waarmee de scholastici ons hebben gebombardeerd; maar hij legt er heel zijn hart in...
« Aangezien U altijd met ons bent door uw kennis, laten wij dan proberen om onophoudelijk te behagen aan Hem die we liefhebben en die ons voortdurend ziet, laten wij onophoudelijk proberen om alle ogenblikken van ons leven onze liefde te tonen aan deze Welbeminde die voortdurend naar ons kijkt, Hem voortdurend vertellen dat we van hem houden. Aangezien U altijd met ons bent door uw Voorzienigheid, die ons beschermt, ons voortdurend ondersteunt, laten we dan onophoudelijk bij U zijn met onze erkenning, laat onze ziel vol dankbaarheid zijn, mijn God, en moge deze onafgebroken dankbaarheid overstromen in heel ons leven.
« Aangezien U steeds bij ons bent met uw liefde, met uw Hart, laat ons dan altijd met U zijn met het onze; dat alle kloppingen van ons hart voor u mogen zijn. Mochten wij enkel ademhalen om U te beminnen, mochten al onze gedachten, onze woorden, onze handelingen geïnspireerd zijn door uw liefde en zo gebeuren dat ze uw Hart zoveel mogelijk behagen. Mochten alle ogenblikken van ons bestaan gebruikt worden om U zoveel mogelijk te beminnen.
« En er moet nog iets worden overwogen, mijn God, namelijk dat U ons niet alleen ziet, bemint, bij ons bent vanuit het tabernakel, vanuit het diepst van ons hart, vanuit de Hemel. Tijdens alle ogenblikken van uw sterfelijk leven hebt U alle momenten van het bestaan van ieder van ons gezien. U hield vurig, hartstochtelijk, op goddelijke wijze van ieder van ons....»
De laatste overweging die Charles de Foucauld doet aan de voet van het altaar, naast Jezus in het tabernakel, is denken en doen denken aan Jezus die, gedurende de tijd van zijn sterfelijke leven, 2000 jaar geleden, in zijn goddelijke en menselijke persoon, aan ieder van ons dacht op ditzelfde ogenblik waarin we ons nu bevinden. Hij zag, van alle tijden, alle mensen, in zijn immense en oneindige gedachte, in zijn immense en oneindige liefde; Hij heeft dus al met ons het ogenblik dat wij nu beleven beleefd. Dat is een echt mystieke overweging!
« En omdat U toen kon lijden, bezorgde elk ogenblik van ons leven U ofwel genot ofwel lijden, afhankelijk van het feit of het werd gebruikt voor het goede of voor het kwade. En dit genot en dit lijden waren meer of minder afhankelijk van de graad van het goede of slechte dat we deden... U kon dus genieten of lijden op elk ogenblik van uw sterfelijk leven, op elk ogenblik van het mijne, op elk ogenblik van het leven van iedere mens...»
Jezus is daar in het tabernakel, Hij ziet ons, Hij houdt van ons. Hij voelt het lijden van onze zonden, onze tekortkomingen, onze verstrooidheden, al is Hij op hetzelfde ogenblik in de Hemel en lijkt dat te beletten dat Hij lijdt. Pater de Foucauld vindt de uitweg en zegt:
« Tijdens uw sterfelijk leven hebt U aan mij gedacht, ik die deze ochtend slaap in plaats van te luisteren, te bidden, aandacht aan U te schenken. U bent bedroefd geweest om deze lauwheid, ik zal het goed maken en ik weet op voorhand dat U blij was om dit herstel dat ik U nu aanbied.»
Het is ingewikkeld, maar dat is de liefde van Charles de Foucauld.
« Aangezien u dus zo met ons was, met ieder van ons, door de kennis, door de liefde, door het genot, door de pijn, tijdens elk moment van uw sterfelijk leven, hoe moeten wij dan verlangen, bidden, werken opdat U zoveel mogelijk zou getroost worden door alle ogenblikken van ons leven, het mijne eerst en vervolgens dat van de zielen die U in het leven rondom mij gezet hebt, en tenslotte dat van alle mensen die nu leven en nog zullen komen...
« Mochten wij U zoveel mogelijk troosten, op alle ogenblikken van ons leven, dat is mijn enige wens, mijn welbeminde Jezus. Vervul deze wens in U, door U en voor U. Amen.»
Telkens als wij deze meditatie hernemen, zullen wij stoppen met onszelf als middelpunt te zien. Wat zijn mijn meditaties naast deze liefdesvloed? Laten wij van het hart van pater de Foucauld naar het Hart van Jezus gaan, die in het H. Sacrement aanwezig was in de kleine kapel van de clarissen in Nazareth, en mochten onze harten een beetje branden van die liefde van Jezus dankzij de Eucharistie. Laten wij op het eucharistisch Hart van Jezus en van de H. Maagd blijven rusten.
abbé Georges de Nantes
meditatie van 5 september 1996