2 APRIL 2015
Jezus en zijn leerlingen tijdens het paasmaal
« MIJN dierbare leerlingen, mijn goede metgezellen, mijn dienaars en, in alle waarheid, mijn vrienden, die mijn Vader Mij gegeven heeft om met Mij te zijn vanaf het begin, om het genoegen te smaken van mijn aanwezigheid en van mijn onderricht en aldus mijn werk van evangelisatie en redding van de wereld voort te zetten. Mijn Vrienden, zie hoe genadig, hoe goed het is voor broeders om samen te leven, om elkaar rond deze tafel te treffen voor dit paasmaal, de Eucharistie van mijn Lichaam dat voor jullie wordt overgeleverd, Eucharistie van het Nieuwe en Eeuwige Verbond in mijn Bloed: Ik draag het jullie op zoals Ik het eerst aan mijn Vader heb aangeboden, alvorens te lijden en mijn werk onder jullie te voltooien. » In die geest sprak de Heer Jezus tot zijn apostelen op de avond van het Laatste Avondmaal.
Ze omringden Hem, overstelpten Hem met vragen, bevangen door angst bij het voorgevoelen van wat er ging gebeuren. Reeds wendde Judas zijn blik af en stond hij op om te verdwijnen in de nacht en zijn schandelijk plan ten uitvoer te brengen…
« Meester, wat zal er gebeuren met ons die alles achtergelaten hebben om U te volgen? Wanneer dan zullen de dagen van het Heil aanbreken, het einde van onze kwellingen? Wanneer komt uw Rijk, Heer, voor eeuwig en tot aan de uiteinden van de wereld? Hoe zal dat gebeuren? Door welke mirakels? » Men hoorde zelfs de jonge Filippus naïef smeken tot de goddelijke Meester, op wiens Hart deze tweede maagdelijke apostel het hoofd had laten rusten, om een einde te maken aan hun wachten en het mysterie van zijn goddelijk Gelaat te onthullen: « Toon ons de Vader en dit zal ons volstaan! »
De Heer antwoordde hen vriendelijk, maar geheimzinnig. Het was een bewogen en plechtige, unieke avond: dat voelden allen aan. Reeds hadden ze het Lichaam van de Heer genuttigd, bij het breken van het brood waarover Hij de eerste Eucharistie had uitgesproken: « Dit is mijn Lichaam, overgeleverd voor u. » Hij had het hen gegeven opdat ieder er zijn deel zou van hebben. Ze zagen elkaar toen in God, hun wezen helemaal vervuld van de goddelijke Tegenwoordigheid.
En in hun verrukking stamelden ze nog: « Heer Jezus, laat ons niet achter! Verlaat ons niet! Niemand onder ons is klaar om uw werk voort te zetten, kinderen als we zijn! »
« Laat jullie niet verontrusten. Houden jullie dan niet van de herinnering aan de jaren die we samen hebben doorgebracht, onvergetelijke jaren, zo gelijkend op onuitputtelijke, grenzeloze schatten?
« Herinner jullie de dag waarop we, aan de oevers van de Jordaan, gedoopt werden, jullie en Ik, door mijn Voorloper: was het niet daar dat Ik jullie geroepen heb? Een roeping die jullie zo vreugdevol beantwoord hebben! Herinner jullie de bruiloft van Kana waar Ik jullie heb voorgesteld aan mijn geliefde Moeder! De vreugde was niet min, zo groot was jullie verrukking… Voorloper van het geluk van de Hemel waarvoor jullie nog steeds ontvankelijk zijn om ervan te genieten.
« Herinner jullie ons gelukkig leven in Galilea, aan de oever van het meer, in het huis van Simon Petrus, en onze boot van waarop Ik de vreugdevolle menigte toesprak die achtergebleven was op de oevers, waar wij de wonderen hebben meegemaakt van de onverwachte, enorme visvangst, maar ook die van de plotse storm die Ik met één woord, één gebaar tot bedaren heb gebracht. Herinner het jullie! Ach, hoe gevuld was jullie leven in die dagen! Dat was zo opdat jullie, in het diepst van je hart overstelpt met deze rijkdommen, er nu en in de toekomst waarheden zouden kunnen uit putten van een nieuwe en tegelijkertijd oude wijsheid. Zoals Ik midden onder jullie was, zouden jullie ook zo niet moeten aanwezig zijn midden in de wereld, op het schip van de Kerk waarvan dat andere, dat van het meer van Tiberias, slechts de belofte was?
« Herinner jullie ook dat we ernaar verlangden ons te terug te trekken in de heuvels en dat het goede volk ons toen kwam omringen op de hellingen, terwijl Ik jullie de zaligsprekingen en de vervloekingen onderrichtte die jullie weldra zouden gaan prediken aan de mensen. Herinner jullie tenslotte het moment waarop ik Petrus, Jacobus en Joannes apart genomen heb om ze getuige te maken van het verborgen mysterie van mijn Glorie en van mijn komend Lijden… »
« Maar, geliefde Heer en Meester, zal dat zoete verleden dat U oproept niet veeleer een oorzaak van spijt en kwelling zijn, meer dan dat het vreugde, kracht en hoop geeft? Wat zal er van ons worden zonder U die onze weg, onze waarheid en ons leven bent? »
« Mijn kinderen, Ik heb jullie mijn Lichaam gegeven en jullie zijn erdoor gevoed. Ik zal deze maaltijd van het paasoffer niet beëindigen zonder jullie de genade te schenken om te drinken van mijn kelk, de beker van mijn Bloed dat vergoten is voor jullie en voor de menigte. En jullie zullen begrijpen op welke heilige, verborgen manier Ik voor altijd in jullie zal zijn, tot aan de voleinding der tijden, een Bron van opborrelend water en van een Geest van heiligheid en liefde. Dan zullen alle gebeurtenissen van ons kort gemeenschappelijk leven jullie voor de geest komen, voor jullie en voor de eeuwen van deze aarde en voor altijd! Duizenden boeken zullen spreken over de rijkdom ervan. Schitterende hymnen zullen de warmte ervan doen herleven tot op het punt dat ze jullie zullen doen branden van erkenning en liefde voor jullie hemelse Vader en mijn eeuwige Vader, bewerker van dit Evangelie.
« Ja, in mijn bloed zullen jullie in staat zijn tot de meest volmaakte liefde voor elkaar. Jullie zullen onder elkaar één Lichaam worden, liefdevol verbonden met Mij als het ene hoofd, de ene Herder en Vader. In mijn vlees zullen jullie je voedsel vinden, net zoals in Galilea, in de Dekapolis en tot in Judea: overal waar jullie Mij gevolgd zijn heb Ik jullie brood bezorgd en ben Ik onophoudelijk en vol bekommernis tussenbeide gekomen voor al jullie noden.
« Op deze Dag van mijn offer moeten jullie vooral het complete mysterie van onze liefde zien, schitterend door duizend herinneringen aan onze aardse wegen en aan alle woorden uitgesproken tijdens onze feestelijke avonden die als kostbare edelstenen zijn. Niets van wat we beleefd hebben, van zoveel schoonheid, genade en heilig vuur zal ons ooit ontgaan. Ik zal jullie gevoelig maken voor het geluk ervan door mijn mystieke Duif en de H. Geest opdat jullie één zouden zijn en verteerd door heiligheid tot aan mijn glorievolle terugkomst.
« Herinner jullie dan mijn belofte! Jullie zullen schitteren in het rijk van mijn Vader zoals fonkelende sterren aan het firmament, jullie, mijn leerlingen, mijn apostelen, mijn broeders, mijn vrienden. »
abbé Georges de Nantes
meditatie naar aanleiding van eeuwige geloften, 1 mei 1994