15 APRIL 2018

De ware boodschap van de Verrezen Jezus
aan zijn leerlingen en apostelen

ALS priester ben ik, bij het ter hand nemen van het Evangelie om de homilieën van de paastijd voor te bereiden, verbaasd, ik zou bijna zeggen: geschokt. Het is toch al te weinig, Heer! Aan het zo buitengewone historische feit van uw Verrijzenis, aan een zo moeilijk te geloven mirakel – schandaal voor de heidenen, dwaasheid voor de Joden – hebben uw evangelisten slechts enkele kleine bladzijden gewijd: de H. Marcus twee hoofdstukken, de H. Mattheüs twee hoofdstukken, de H. Lucas nauwelijks iets meer, de H. Johannes drie hoofdstukken! Dat is alles... Ik zou verschillende pagina’s en hoofdstukken met exacte, nauwkeurige verslagen en talrijke getuigenissen van ernstige personen gewild hebben.

Heer, waarom hebt U zich enkel geopenbaard aan uw leerlingen en, wat meer is, aan vrouwen? Waarom had U niet kunnen verschijnen in de Tempel waar u zodanig vernederd, zodanig bestreden werd? Als U daar, heel plots, verschenen was aan de hogepriester, een roemvol man, drie dagen tevoren door hem gedood, als U, voortaan verrezen, verschenen was voor heel dat volk dat verzameld was op het feest van Pasen, als U zich aan uw volk had opgedrongen, zouden ze zich voorover gebogen hebben en zou de wereld geweten hebben dat U waarlijk verrezen was!

En wat antwoordt Jezus mij? « Gij zoudt gewild hebben dat ik wonderen deed, tekenen aan de hemel, die mensen zouden dwingen Mij te erkennen als hun Verlosser! Wat ik wil is de harten raken! En voorts ben ik zacht en nederig van hart en houd Ik ervan mijn vrienden te belonen. Ik ben vol liefde voor deze vrouwen. Waarom ben ik verschenen aan de vrouwen? Eenvoudigweg omdat zij het zijn die naar het graf zijn gekomen. Zij zijn het die gekomen zijn en niet de apostelen. Het schijnt dat men moet steunen op de mannen? Maar de mannen sliepen tijdens de doodsstrijd en misschien ook nog op paasmorgen! Die vrouwen zijn dus naar het graf gekomen en toen ze ontdekten dat het graf leeg was, heb ik hen een engel gezonden om mijn boodschap over te brengen aan de apostelen die zich niet verplaatst hadden. Wat is er meer normaal?»

Maar, Heer, dat is niet erg handig! Vanuit apologetisch standpunt is het veeleer desastreus...

« Laat je apologetiek achterwege! Men opent de ogen van blinden niet door heftige procedures

Beminde broeders, Jezus heeft zijn Kerk willen bouwen op vriendschap. Veeleer dan aan de eis van de rationalisten van alle tijden te beantwoorden opdat hun volledig onpartijdige getuigenissen zijn Verrijzenis zouden erkennen, heeft Jezus van de Kerk een familiale aangelegenheid gemaakt. Hij is verschenen aan de vrouwen die zich zo hebben ingezet voor Hem; Hij is verschenen aan zijn dierbare apostelen, in het bijzonder aan de H. Petrus, vervolgens aan de H. Jacobus. En voorts heeft Hij zich tevreden gesteld met dat kleine aantal mensen dat helemaal geen invloed bezat, opgesloten in het Cenakel uit angst voor de Joden. Het is aan hen dat Hij verkozen heeft te verschijnen en de enorme taak toe te vertrouwen om zijn Verrijzenis aan de wereld te verkondigen.

Heer, dat was zeer paradoxaal en nochtans bent U erin geslaagd! Het zijn die toegewijde vrouwen, het zijn die arme apostelen innerlijk veranderd door de H. Geest die de wereld geëvangeliseerd hebben en het is dankzij hen dat we heden het geloof in uw Verrijzenis hebben.

Wat heeft de verrezen Jezus willen zeggen? Wat heeft Hij aan zijn vrienden, aan zijn leerlingen en apostelen willen herinneren?

Men moet hiervoor naar de H. Lucas luisteren want hij is gehaast om ons dezelfde boodschap als Christus mee te delen. Eerst vanuit de mond van de engel, gericht tot de vrouwen. Vervolgens uit de mond van Jezus zelf, gericht tot de leerlingen van Emmaüs. Daarna van Jezus tot de apostelen op paasavond.

Deze woorden van Jezus die de reden aangeven van zijn Lijden en zijn Verrijzenis moeten ons hart raken: « De Engel sprak tot de heilige vrouwen: "Herinnert u, hoe Hij nog in Galilea tot u gezegd heeft: de Mensenzoon moet overgeleverd worden in zondige mensenhanden en aan het kruis geslagen, maar op de derde dag verrijzen." En zij herinnerden zich deze woorden

Beseffen we dat de engel hen de godsdienstige betekenis van dit groot mirakel uitlegt. Christus moest overgeleverd worden in zondige mensenhanden, Hij moest lijden tot de dood toe, maar Hij moest ook verrijzen. Het programma dat zijn Vader voor Hem uitgetekend had, programma van zuivere goddelijke wijsheid, is volbracht.

Vervolgens opent Jezus de ogen en het hart van de leerlingen van Emmaüs door hen dezelfde les te geven: « O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?»

En tenslotte is het Jezus zelf die aan de apostelen op paasavond zegt: « Alles wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes, in de profeten en psalmen moet vervuld worden. Zo staat er geschreven: dat de Christus moest lijden en op de derde dag verrijzen uit de doden en dat in zijn naam bekering tot vergiffenis van de zonden gepredikt moet worden onder alle volken, te beginnen met Jeruzalem. Gij zijt getuigen hiervan

Aldus werden de apostelen belast met de enorme zending om aan de wereld de vergiffenis van zonden te verkondigen. De zending van de apostelen zal die van de Mensenzoon hernemen. Ze zullen slechts die waarschuwing van de verrezen Christus bij hun christenen herhalen. Denk bv. aan Sint-Paulus gedurende zijn reizen, apostolische zendingen en bezoeken aan de gemeenschappen die hij gesticht had en die hij terugvond, vervolgd door de Joden én door de heidenen. Wat zei hij hen? Hetzelfde als wat Jezus en de engel zeiden op de dag van Pasen: « Men moet heel wat beproevingen doorstaan om het Koninkrijk van God binnen te gaan

We leven in een tijd waarin het lastig is om als goede christenen te leven. We hebben heel wat beproevingen te doorstaan, zowel materiële als morele, maar als we trouw blijven aan Jezus dan zullen we vooruit gaan terwijl we ons kruis dragen en zal onze hoop op een glorievolle verrijzenis des te groter zijn.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 7 april 1985