8 APRIL 2018
Het Evangelie van het H. Aanschijn
O mijn God, ik stel mij in uw tegenwoordigheid door me uw Heilig Gelaat voor de geest te roepen met gevoelens van aanbidding, geloof, onnoemelijke eerbied en liefde, maar ook met dankbaarheid en vreugde. Mocht ik, door de goedheid van de H. Geest, door het gebed tot de Allerheiligste Maagd Maria, gedurende enige ogenblikken de uitstraling van uw Allerheiligste Gelaat beleven, o Jezus, beeld van de Vader, mijn Heer en mijn God! Als U ons hiervan de foto gegeven hebt, dan is het werkelijk opdat ik er mijn voordeel zou uithalen, omdat U van oordeel was dat ik er nood aan had. Het deed mij goed om, naast uw Eucharistie in het tabernakel, voor mijn ogen, ter concurrentie van zovele lelijke en slechte beelden, uw zacht Gelaat ter aanschouwing te hebben tot ik erdoor verzadigd werd en tot ik het uiteindelijk opnieuw, volledig onthuld, zal aanschouwen in eeuwigheid.
« O Woord, o Christus, hoe schoon zijt Gij! Hoe groot zijt Gij!», fluisterde pater Chevrier. Vandaag zullen we niet mediteren over de afschuwelijke pijn die uw H. Gelaat werd aangedaan, want het is de Paastijd. Die smarten zijn te ontzaglijk en hebben al te grote gevolgen zonder dat ik er in herinnering kan aan voorbijgaan en er bedroefd en beangstigd door ben. Ik verheug me veeleer dat dit voorbij is, dat U in de Hemel bent, voor altijd verheerlijkt, met uw Lichaam, uw Bloed, verrezen, glorievol omwille van het doorstane lijden.
Ik ga dus mediteren om bij mezelf liefde, dankbaarheid en navolging op te wekken. U hebt ervoor gekozen ons een foto van U na te laten, maar niet tijdens een feestdag, met lachend gezicht te midden van uw leerlingen en apostelen. Evenmin hebt U een afbeelding willen nalaten van uw door pijn verwrongen Gelaat, maar U hebt ons iets tussen beide in willen nalaten, als het beeld van uw leven en het onze, een ernstig Gezicht, een Gelaat vol majesteit, een goddelijke majesteit, en stralend van een onbeschrijfelijke goedheid, een oneindige schoonheid.
Tegelijkertijd kent U al de slechtheid, al de onrechtvaardigheid van de wereld: U draagt er de bloedende stigmata van, maar U aanvaardt ze. Door deze aanvaarding vergeeft U en door te vergeven zuivert U en door te zuiveren richt U op, zodanig dat U dat beeld kan geven van uzelf, Prins van vrede, God van vrede.
Hoe zou ik kunnen weerstaan aan de aantrekkingskracht van dat Gelaat? Hoe kan ik in mijn hart weerstaan aan het Evangelie dat dit Gelaat me stilzwijgend predikt? Het lijkt me dat U tegelijkertijd streng bent voor de slechten en liefdevol voor de nederigen. Terwijl ik naar U kijk, acht ik U in staat woedend tegen mij te zijn als ik volhard in het kwade en steeds klaar voor een grenzeloze goedheid als ik van U begin te houden, als ik U een sprankeltje liefde geef, als ik een enkele traan van berouw laat zien, als ik vertrouwen in U stel.
Neen, het leven als mens is geen periode van amusement. Neen, het belangrijke is niet de vreugde, vermits U ons dat Gelaat hebt nagelaten, die herinnering, die tegenwoordigheid. Neen, het leven is geen aanhoudende droefheid, verdriet, wanhoop, zelfbeklag en geklaag over de anderen, vermits U ons dat vreedzaam, tot rust gekomen Gelaat hebt nagelaten dat misschien altijd kalm gebleven is, zelfs in de doodsstrijd: dat ernstig maar volledig sereen Gelaat. Zo is het leven! De voorouders hadden ongelijk een droevige godsdienst te prediken, de modernisten hebben ongelijk een leven van plezier te prediken. O Jezus, mocht mijn leven vreedzaam en ernstig, wijs, gestreng maar zacht als het uwe zijn!
Als ik soms bij het lezen van het Evangelie van uw kant de indruk van hardheid, van koelheid van gevoelens heb, dan stuurt uw Gelaat deze indruk bij. U stond boven hardheid, geweld, woede, kilheid, zwakheid, grappenmakerij, gelach, dwaasheid, nonchalance, vitterij. Hoezeer moet men zich in uw nabijheid beschermd gevoeld hebben! Ik voel mij beschermd door de beschutting van uw Aanschijn, verstopt in het geheim van uw Gelaat, hier aan de voet van de Eucharistie. Hoe goed bent U geweest voor Veronica door haar uw Heilig Aanschijn aan te bieden zoals niemand het zich gedurende eeuwen had ingebeeld? Ik heb genoeg aan uw Gelaat. Wat mij niet volstaat is mijn geringe vurigheid, mijn geringe aanhankelijkheid, het weinige aan meditatie en dus het geringe voordeel dat ik hiermee doe. Verberg mij in het geheim van uw Aanschijn, o mijn God!
Gisteren hebben twee van onze zusters zich toegewijd, de ene aan uw Heilig Aanschijn, de andere aan uw Eucharistie. Het mysterie van uw H. Hart wordt op gelijke wijze door het ene en het andere wonder, door het ene en het andere mysterie uitgedrukt. Mocht tot vreugde zijn van deze jonge mensen en terzelfdertijd tot stichting van hun ouders, een teken, een aanmoediging voor onze kloostergemeenschap in de onzekerheden, het verraad en de minachting van onze strijd.
O Verrezen Jezus, U die tot Thomas gezegd heeft: « Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge. Zalig zij die geloven zonder gezien te hebben.» Ik hoef niet te zien om te geloven. Het volstaat me te aanschouwen wat U mij nagelaten heeft om bevrediging te vinden in mijn hart.
Heer, maak dat we onder de heidense volkeren onze devotie tot uw Hart, de aanbidding van uw heilige Eucharistie en de kennis van uw Gelaat kunnen verspreiden. De devotie voor uw Gelaat is voor ons een "oude" devotie; mocht ze ook een zending worden voor ons. Aan hen die uw Heilig Gelaat zullen doen kennen doet U dezelfde beloften als aan hen die de verering van het H. Hart, van de Eucharistie verspreiden. Het is onmogelijk dat zo’n groot mirakel, zo’n groot mysterie aan de twintigste eeuw gegeven zou zijn zonder dat dit beantwoordt aan grootse plannen van barmhartige liefde voor de wereld. We zien ons dus als overwinnaars waarbij we onszelf veranderen in arbeiders van overvloedige oogsten voor uw heerlijkheid, voor uw liefde. En mocht uw Naam gezegend zijn in de eeuwen der eeuwen!
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 25 april 1976