6 NOVEMBER 2022

Gods strijd

«Het is beter voor ons op het slagveld te sterven dan hulpeloze toeschouwers te moeten zijn van de ellende van ons volk en van onze Tempel. Laat dus gebeuren wat de Hemel wil» (1 Mac 3, 51-60).

IN deze maand november laat de Kerk ons mediteren over het boek van de martelaren van Israël, een van de grote teksten van het Oude Testament. In het door God geliefde Glorierijke Land was sinds anderhalve eeuw het Griekse heidendom binnengeslopen dankzij de gigantische veroveringen van Alexander de Grote en de overheersing die daarop volgde. De Griekse bezetting, verdraagzaam, verfijnd en beschaafd, had geleidelijk de joodse ziel veroverd en haar afgewend van haar God en haar Wet.

De Griekse namen van de steden in Palestina, hun tempels, hun gymnasia, hun theaters en hun eindeloze zuilengangen dateren uit deze tijd. Alles is voor de glorie van de mens en zijn passies, niet voor de lof van de God die Israël, zijn uitverkorene, liefheeft! De sabbatrust wordt veracht en nog meer de besnijdenis; heidense zeden worden verspreid onder de dekmantel van de bewonderenswaardige Atheense wijsbegeerte. De priesters van Jeruzalem, geïsoleerde personen zoals ben Sira, de schrijver van het boek Ecclesiasticus, proberen zich te verzetten tegen de stroom die alles meesleurt en verkiezen de wijsheid die van God komt boven die van mensen, de wet van Mozes en de tempel van David boven de pracht en praal van de moderne wereld. Maar het joodse volk staat op de rand van afvalligheid.

Onhandig beweerde Antiochus Epiphanes deze morele capitulatie op brutale wijze te hebben bekomen, waar hij dat door vrede en zachtheid zeker ook zou hebben bereikt. Hij vestigde een Syrisch garnizoen in Jeruzalem, bouwde een gymnasium, dwong de Joden op straffe van dood te offeren aan Griekse afgoden. En tenslotte, “gruwel van de verwoesting”, richtte hij een standbeeld van de Olympische Zeus op in de Tempel. In december 167 werd de verering van Jahweh gestaakt en de geterroriseerde stad beleefde drie jaar van harde vervolging.

Op de berg Modin wordt dan het verzet geboren, rond een uit Jeruzalem gevluchte priester, Mattathias, en zijn zeven zonen, de Makkabeeën. Ongetwijfeld hebben zij geprofiteerd van de spanningen en externe moeilijkheden van de tegenstander, maar het was toch door hun schitterende moed, altijd strijdend als één tegen dertig, dankzij het wanhopige gevoel van hun geloof – winnen voor God of sterven – dat zij de Grieken dwongen het land te ontruimen en het zijn vrijheid teruggaven. De strijd zou vijfentwintig jaar duren, elke Jood dwingen partij te kiezen en de slapende messiaanse hoop in het hele land doen ontwaken. Tenslotte zal dit kleine volk, na een vreselijk bloedbad en door elkaar geschud door de immense inspanning, van zijn wankele religieuze onafhankelijkheid genieten door de schitterende Verlosser te aanroepen die het een minder wankele vrede, een definitieve soevereiniteit en een duurzaam geluk zal schenken.

Hoofdstuk 7, waarover we deze ochtend kunnen mediteren, vertelt over het martelaarschap van de zeven broers en hun moeder. Het is de voorafspiegeling van wat weldra christelijke martelaren gedurende driehonderd jaar zullen zijn, tot de bekering van keizer Constantijn. Het is ook in dit hoofdstuk dat voor het eerst in het Oude Testament het vooruitzicht van het hiernamaals verschijnt, waar God recht zal doen geschieden aan degene die sterft. Deze vrouw en haar zeven zonen zullen met buitengewone standvastigheid en moed getuigen van hun geloof: «zij stierven liever dan de wetten van onze voorvaderen te overtreden.» (2 M 7, 2)

De geest van deze heldhaftige moeder zal in veel christelijke moeders terug te vinden zijn, zoals we zien in de geschiedenis van de Cristeros. Er zijn dingen die niet bespreekbaar zijn. Hoezeer hebben we vandaag een soortgelijke vrouw nodig die, met haar door pijn verscheurde ingewanden, de moed heeft om met haar zeven zonen de tiran te bespotten. Zeker, deze voorbeeldige vrouw sprak tot hen niet over pluralisme, interreligieuze dialoog en openheid naar de wereld, maar over trouw aan de goddelijke Wet zonder compromissen te sluiten met dwaling en liberalisme.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de Lettre à mes Amis nr. 43 (6 oktober 1958)
en uit de homilie van 18 augustus 2013