28 SEPTEMBER 2025

De hel? Eeuwig? 
Het zijn woorden uit het Evangelie!

De Kerk laat ons deze parabel van Lazarus en de rijke man lezen om ons op deze zondag te herinneren aan een fundamenteel onderricht van Onze-Lieve-Heer over de uitersten van ons leven, dat wil zeggen over wat ons na de dood te wachten staat. Christus, die uit de Hemel komt en ons erheen wil leiden, was de eerste en de enige op aarde die over dit zo angstaanjagend onderwerp met gezag en met volledige kennis van zaken onderricht kon geven. Laten we dus goed luisteren.

“Er was eens een zeer rijke man. Hij kleedde zich in purper en fijn linnen en vierde elke dag uitbundig feest.”

Deze rijke man at goed en organiseerde prachtige banketten waarop hij vele vrienden uitnodigde. Als je rijk bent, heb je – toevallig! – veel vrienden die je vleien en van je profiteren. De rijke man uit het Evangelie is hier geen uitzondering op. Aan zijn tafel werden ongetwijfeld alle zondige begeerten bevredigd. Iedereen leek tevreden, gelukkig.

“Maar daar was ook een arme man...”

De harmonie van dit uitsluitend aardse geluk wordt doorbroken. Wat doet die arme man daar opeens?!

“Een arme man, genaamd Lazarus, lag bij zijn poort, onder de zweren, verlangend zich te voeden met wat van de tafel van de rijke viel; maar het waren de honden die zijn zweren kwamen likken.”

Wij weten tegenwoordig nauwelijks nog wat een échte arme is… In de oosterse landen was een arme iemand die door iedereen werd verstoten en moest leven tussen het vuil en de dieren. Men liep hen voorbij zonder hen te zien, ze bestonden simpelweg niet.

“Hij verlangde zich te voeden met wat van de tafel van de rijke viel; maar het waren de honden die zijn zweren kwamen likken.”

Een observatie recht uit het leven gegrepen. Jezus moet zo’n scène zelf hebben gezien en het heeft Hem geraakt. Deze arme man die zich ellendig voortsleept en zelfs om kruimels smeekt… Hij besluit hem voor eeuwig vast te leggen in een onvergetelijke parabel.

“Het gebeurde nu dat de arme stierf en door de engelen werd weggedragen naar de schoot van Abraham.”

Het is Jezus, de Zoon van God, die dit vertelt, Hij die precies weet waarover Hij spreekt, want Hijzelf zal als rechtvaardige Rechter de levenden en de doden oordelen. Daarom krijgt dit verhaal van Lazarus en de rijke man een dramatische wending. Jezus is de enige mens die wist wat er na de dood is. Niemand vóór Hem kon iets zeggen over het eeuwige leven. Jezus spreekt erover met een zekerheid en een gezag die in geen enkele andere godsdienst te vinden zijn.

“De arme stierf en werd door de engelen weggedragen naar de schoot van Abraham.”

Abraham is de vader van alle gelovigen. Op oude afbeeldingen draagt hij een tuinmansschort met een grote zak waarin hij de uitverkorenen opvangt. Zo stelde men zich in die tijd de “schoot van Abraham” voor: een eenvoudig, sprekend beeld, dat we terugvinden in middeleeuwse sculpturen. Aan de portalen van onze kerken zie je vaak kleine mensjes, de uitverkorenen, in de schort van Abraham. Ze zijn blij, ze zijn gelukkig.

“Ook de rijke man stierf en hij werd begraven.”

Terwijl de arme Lazarus meteen door de engelen naar Abrahams schoot wordt gebracht, dicht bij God in de Hemel, wordt de rijke gewoon in de grond begraven. De armen worden door God meegenomen naar een goede plek; de rijke sterft als een dier. Maar let op wat er daarna met hem gebeurt:

“In het dodenrijk, waar hij gefolterd werd, sloeg hij zijn ogen op en zag Abraham van verre en Lazarus in diens schoot.”

Zijn er dan mensen die na de dood nog lijden en gekweld worden? Ja, dat openbaart Jezus ons. Hij leert ons bovendien dat deze ongelukkigen kunnen zien wat er in de Hemel gebeurt. Jezus heeft het gezegd. Dus is het waar.

“Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus, dat hij het puntje van zijn vinger in water doopt om mijn tong te verkoelen, want ik lijd hevige pijn in dit vuur.”

Wat een vreselijke kwelling! De rijke man houdt het niet meer, hij schreeuwt en roept Abraham aan. Plots herkent hij Lazarus en vraagt hem om hulp. Abraham moet Lazarus maar toestaan zijn vinger in water te dompelen – slechts dat – want de pijn is ondraaglijk. Woorden van een verdoemde: “Ik lijd in deze vlammen.” En de vader van alle gelovigen antwoordt:

“Kind, herinner je dat jij tijdens je leven het goede hebt ontvangen en Lazarus het kwade.” Een harde uitspraak. Ieder krijgt zijn beurt. Jezus zegt: “Hij heeft zijn leven verloren en het zal hem niet worden teruggegeven.” Ondertussen is Lazarus gelukkig. “Jij vond het normaal dat je tijdens je leven het goede kreeg en hij het slechte – welnu, nu is het ook normaal: hij wordt getroost, jij lijdt.”

“Jij lijdt nu en Lazarus is in het leven. Tussen ons en jullie is een diepe kloof vastgesteld, zodat wie van hier naar jullie zou willen gaan, dat niet kan; en evenmin kan men van daar naar ons oversteken.”

Een goddelijke beslissing. Er is geen terugweg. Geen ladder, geen brug. Geen doorgang tussen Hemel en hel. De uitverkorenen kunnen niet naar de hel afdalen en evenmin kunnen de verdoemden de Hemel bestormen.

Jezus heeft dit gezegd. Maar de Kerk leert ons ook dat de heiligen bidden voor de zondaars en dat, via het mooie mysterie van de gemeenschap van de heiligen, sommigen nog gered kunnen worden. Dat klopt: sommigen, maar niet iedereen. Onze-Lieve-Vrouw van Fatima toonde de hel aan drie kleine kinderen; zij zagen demonen en verloren zielen. Voor wie eenmaal in de hel is, is het definitief. Het goddelijke oordeel is absoluut.

En toch proberen velen vandaag die woorden te verdraaien of te interpreteren tegen hun overduidelijke betekenis in. Daarom gelooft niemand nog dat er mensen zijn die voor eeuwig lijden in de hel, dat er een afgrond is waaruit men niet terugkeert éénmaal je daarin verzeild bent..

“Dan smeek ik u, vader,” zegt de rijke man, “stuur hem naar het huis van mijn vader.” Misschien een uiting van naastenliefde? Als hij verloren is, dan alsjeblief toch niet ook zijn familie… “Want ik heb vijf broers en hij moet hun getuigen wat er van aan is, zodat zij niet ook in deze plaats van foltering terechtkomen.”

Is dat naastenliefde? Ik weet het niet. Ik mag niet oordelen. Maar misschien is het gewoon te laat. De Heer Jezus, die de goedheid zelf is, gaat niet in op dit gebed. Dat is voldoende om te denken dat het geen smeekbede was die God welgevallig was.

In Fatima toonde de H. Maagd ons de hel om ons aan te sporen te bidden en offers te brengen voor de arme zondaars. Maar wie in de hel gevallen is, is daar helaas voor altijd, altijd, altijd…

Als men mij zegt dat dit niet rechtvaardig is, antwoord ik dat ik mij niet kan veroorloven een woord uit het Evangelie, een woord van Jezus, de Zoon van de levende God, te veranderen of weg te laten. Miljoenen mensen troosten zich met valse woorden. Maar wij geloven in de hel, want Jezus heeft ze ons niet alleen geopenbaard, Hij heeft ons ook alle middelen gegeven om ze te vermijden. En Hij wil in onze harten een ijver opwekken die op die van Hem lijkt.

Het gesprek gaat verder:

“Ik smeek u dan, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broers, en hij moet ervan getuigen wat er van aan is, zodat ook zij niet in deze plaats van pijniging komen. Nee, Vader Abraham, laat iemand uit de doden naar hen gaan, dan zullen zij boete doen.”

Dan komt het goddelijke antwoord: “Abraham zei: Als zij niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen zij zich ook niet laten overtuigen als iemand uit de doden opstaat.”

Vaak zijn er in het Evangelie geestige woorden, woorden met een dubbele betekenis. Plotseling springt er een licht op uit zo’n woordspeling en dat helpt ons vooruit in het verstaan van het mysterie. Jezus houdt van die manier van spreken. Hij is heel intelligent, Jezus! Kijk maar: “...ook al staat er iemand op uit de doden, zij zullen zich niet laten overtuigen.”

Het gaat hier niet om iemand die door Abraham gestuurd wordt om een boodschap over te brengen, dat is uitgesloten. Jezus spreekt over zichzelf. Let goed op: op het moment dat Christus duidelijk maakt dat er niets meer te doen valt voor die arme verdoemden, voegt Hij eraan toe: “… zelfs als iemand uit de doden opstaat  (het staat in de tegenwoordige tijd en niet in de irrealis, want Jezus weet dat Hij zal opstaan), zullen zij zich niet laten overtuigen.” Hij zegt: Ikzelf kan niets doen, aangezien zij niet in de Schriften geloven.

Jezus heeft zijn zending samengevat in dit vers 31, waar Abraham besluit: “Als zij niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen zij zich zelfs niet laten overtuigen wanneer iemand uit de doden opstaat.”

Deze waarschuwing spreekt ons ook vandaag nog aan: als je de profeten niet gelooft, zal je ook Jezus niet geloven; als je Jezus niet gelooft, zal je ook zijn Vader niet geloven. En als je niet gelooft in de Kerk, die door de Vader, de Zoon en de H. Geest is gesticht, dan ben je verloren.

Laten we deze openbaring van de Heer Jezus goed overwegen. Zij moet zwaar op ons hart drukken, voor ons eigen heil, voor het heil van degenen die wij liefhebben, voor het heil van alle mensen op aarde. Laat dit woord van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima op 19 augustus 1917 ons levensprogramma worden: “Bid, bid veel en breng offers voor de zondaars, want vele zielen gaan naar de hel omdat er niemand is die zich voor hen opoffert en voor hen bidt.”

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 23 maart 2000