De droom van Franciscus:
een nachtmerrie voor de Kerk

Paus Franciscus op de Wereldjongerendagen in Lissabon, 6 augustus 2023 : « Todos ! Todos ! Todos ! »

BROEDERSCHAP ZONDER GRENZEN

VANAF het moment van zijn uitverkiezing tot Opperherder van de Kerk, op 13 maart 2013, toonde Franciscus zich een paus die het hart van een echte herder bewaard had, iemand die zijn schapen kent, liefheeft en de kunst verstaat tot hen te spreken.

Maar geleidelijk aan werd duidelijk dat Franciscus in werkelijkheid het hart van een slechte herder heeft, die gedreven wordt door een verkeerde, ontregelde liefde voor de kudde die aan zijn verantwoordelijkheid toevertrouwd is. Vooral de schapen die verkeerd bezig zijn, krijgen van hem – tot hun groot genoegen – liefkozingen en aanmoedigingen in plaats van stevige en heilzame berispingen. Hij verzekert de hele kudde ervan dat zij mag rekenen op de barmhartigheid van de goede God, zonder echter ooit de voorwaarden daarvoor te formuleren.

Hij gaat zelfs zover dat hij, louter en alleen in naam van zijn persoonlijk prestige, die barmhartigheid uitbreidt tot alle ketters en scheurmakers van de verschillende dissidente christelijke belijdenissen en tenslotte tot de hele wereld. Dat bracht hem op 3 oktober 2020 tot de publicatie van een encycliek zoals er nooit tevoren één verschenen is, Fratelli tutti, overigens in de rechtstreekse lijn van het Document over menselijke broederschap voor de wereldvrede en het samenleven dat hij, de Plaatsbekleder van Christus, op gelijke voet met imam Ahmed el-Tayeb ondertekende in Abu Dhabi op 4 februari 2019.

Waar het Franciscus om gaat, is de broederlijkheid. De liefde moet iedereen ertoe drijven « uit zichzelf te treden » en de cirkels van zijn eigen relaties te doorbreken om « naar de periferie te gaan », om voortdurend nieuwe betrekkingen met anderen aan te knopen en zo tenslotte iedereen te verwelkomen, iedereen te beminnen, ieders welzijn te behartigen. Hij houdt met andere woorden een vurig pleidooi voor een universele broederschap, gebaseerd op de waarde en de waardigheid van elke persoon en op een solidariteit die ook moet uitgaan naar de zwakste leden van onze maatschappij en van heel de wereld.

Het gevolg van die visie is het alles overheersende medelijden van de paus met de migranten, dat hem elke voorzichtigheid en politieke wijsheid doet verliezen. Die compassie deed hem zijn eerste reis maken naar het eiland Lampedusa (8 juli 2013) en inspireerde hem tot de dwaasheid om naar het eiland Lesbos te trekken (16 april 2016), vanwaar hij in zijn vliegtuig twaalf migranten, allemaal moslims, mee naar Rome nam.

Wat onze paus doet, vloeit gewoon voort uit de conciliaire documenten Nostra aetate, Dignitatis humanae en Gaudium et spes : de prachtige broederlijke naastenliefde van de Kerk wordt losgekoppeld van haar inspiratiebron – Jezus Christus en zijn Kruis – en afgeleid van haar doel – de bekering en redding van de arme zondaars door het Middelaarschap van het Onbevlekte Hart van Maria – om er een louter seculiere en maçonnieke wereldwijde broederschap van te maken. De Kerk staat enkel ten dienste van dat ideaal, in zoverre er van haar nog sprake is.

Het project van wereldwijde broederschap waarin Franciscus de Kerk mee opneemt als niet meer dan een onderdeel, komt er op neer dat het mystieke Lichaam van Christus onderworpen wordt aan de Wereld. De paus wil geen onderscheid meer maken tussen wat in de Kerk is en wat erbuiten. Niets zal hem tegenhouden om die droom van universele broederlijkheid achterna te lopen, zoals hij het trouwens zonder omwegen uitgelegd heeft in de apostolische exhortatie Evangelii gaudium van 24 november 2013.

EEN GEPROGRAMMEERDE VERNIETIGING VAN DE KERK

Het eerste hoofdstuk van die exhortatie is gewijd aan de noodzakelijke « hervorming van de Kerk die op missie is », aan de « missionaire omvorming van de Kerk », waarbij trouwens verwezen wordt naar de « permanente hervorming » van de Kerk die door Vaticanum II en Paulus VI in gang gezet werd. De H. Vader laat alle “ kerkelijke structuren ” de revue passeren met de bedoeling ze aan te sporen « zichzelf te hervormen », en in de eerste plaats de diocesane Kerk.

« De bisschop moet de missionaire gemeenschap altijd bevorderen in zijn diocesane Kerk en daarbij het ideaal van de eerste christelijke gemeenschappen nastreven, waar de gelovigen één van hart en één van ziel waren. Daarom zal hij soms vooropgaan om de weg te wijzen en de hoop van het volk te ondersteunen, dan weer zal hij eenvoudigweg te midden van de zijnen staan met zijn eenvoudige en barmhartige nabijheid en in enkele omstandigheden zal hij achter zijn volk aan moeten lopen om hen te helpen die achter zijn gebleven en – vooral – omdat de kudde zelf een eigen speurzin heeft om nieuwe wegen te vinden. In zijn zending om een dynamische, open en missionaire gemeenschap te bevorderen zal hij het rijpen van organen van deelname, voorgesteld door het Wetboek van Canoniek Recht, en andere vormen van pastorale dialoog moeten begunstigen en zoeken, vanuit het verlangen naar allen en niet slechts naar enkelen te luisteren die altijd bereid zijn hem complimenten te maken. Maar het doel van deze processen van deelname zal niet hoofdzakelijk de kerkelijke organisatie zijn, maar de missionaire droom allen te bereiken » (nr. 31).

Op het eerste gezicht is er niets méér evangelisch dan dit beeld van een bisschop die als een herder vóór zijn kudde uitgaat, er midden in loopt of zelfs achteraan om hen die moeite hebben om te volgen vooruit te helpen. In werkelijkheid is er echter niets méér revolutionair dan deze woorden. Want hoe kan het dat een bisschop in bepaalde omstandigheden “ achteraan ” moet blijven « omdat de kudde zelf een eigen speurzin heeft om nieuwe wegen te vinden »? Wat betekent dat ?

De verklaring volgt in nr. 119 van Evangelii gaudium : « In alle gedoopten, van de eerste tot de laatste, is de heiligende kracht van de Geest, die tot evangeliseren aanzet, werkzaam. Het Volk van God is heilig op grond van deze zalving, die het onfeilbaar “ in credendo ” maakt. Dit betekent dat het, wanneer het gelooft, niet dwaalt, ook als het de woorden niet vindt om zijn geloof uit te drukken. De Geest leidt het in de waarheid en voert het naar het heil. Als deel van zijn mysterie van liefde voor de mensheid begiftigt God het geheel van de gelovigen met een instinct van het geloof – de “ sensus fidei ” – die hen helpt te onderscheiden wat werkelijk van God komt. De tegenwoordigheid van de Geest verleent de christenen een zekere verwantschap met de goddelijke werkelijkheden en een wijsheid die het hun mogelijk maakt deze intuïtief te begrijpen, hoewel zij niet beschikken over de geschikte instrumenten om ze precies tot uitdrukking te brengen. »

Aan zo’n voorstelling van zaken is niets katholieks meer : een heilig “ volk van God ” dat volmaakt en onfeilbaar is en dat begiftigd is met een aangeboren en collectief geloofsinstinct, rechtstreeks geschonken door de H. Geest, zonder de noodzakelijke leiding van de kerkelijke hiërarchie en buiten de perfect gedefinieerde grenzen van het leergezag... Neen, dat stemt helemaal niet overeen met wat de traditionele betekenis is van de “ sensus fidei ” : “ de zin voor het geloof ” van de gelovigen is hun bovennatuurlijke bereidheid om de waarheden van de godsdienst te aanvaarden en hun bekwaamheid om zich te enthousiasmeren wanneer een lid van de onderwijzende Kerk hen die waarheden uitlegt.

EVANGELISEREN ZONDER DE KERK

De paus wil dat het “ Volk Gods ” het Evangelie verkondigt, maar het is een verminkte Blijde Boodschap : geen woord over de oproep tot bekering, tot boetedoening, tot het ontvangen van de sacramenten om Jezus na te volgen... tot aan het Kruis, om tenslotte de Hemel te verdienen en te ontsnappen aan de hel. Niets van dat alles in de exhortatie. En het strafste is dat deze prachtige en ideale evangelisatie waartoe wij allemaal worden opgeroepen – ongeacht onze staat van genade trouwens – blijkbaar moet gebeuren zonder dat er sprake is van de hiërarchie. Er wordt geen enkele melding gemaakt van religieuzen, priesters, bisschoppen of welke kerkelijke instelling ook.

Het gaat met andere woorden om een evangelisatie zonder de Kerk. Vijftig jaar geleden (!) voorspelde abbé de Nantes het al : « Het gaat om een Blijde Boodschap, een boodschap van bevrijding, vreugde en hoop die aan alle mensen moet verkondigd worden opdat hun leven zou slagen... Iedereen bouwt zijn eigen Kerk of gemeenschap zonder dat iemand nog stilstaat bij de noodzaak van de Ene Kerk als bemiddelaarster tussen God en de mensen. Er is geen leergezag meer nodig, geen eredienst, geen kerkelijk bestuur. De instellingen zijn voorbijgestreefd » (CRC nr. 52 van januari 1972).

Bijgevolg beveelt de H. Vader aan dat er meer plaats in de diocesane Kerken moet ingeruimd worden voor de leken, « die eenvoudigweg de immense meerderheid van het volk van God uitmaken », en meer in het bijzonder voor de vrouwen : zij moeten « zich kunnen uitdrukken en handelen ». Dit betekent dat een « buitensporig klerikalisme » dient bestreden te worden (cf. nrs. 102-104). Zo begrijpen we waarom Franciscus zo fel tekeer gaat tegen het klerikalisme, dat hij beschouwt als het voornaamste kwaad waaraan de Kerk tegenwoordig lijdt. Hij wijt er de ontelbare schandalen aan die haar bekladden (en die door de media uitgebreid in de kijker gezet worden). Die schandalen zijn volgens de paus het gevolg van een ongebreideld klerikalisme, waarvoor een “ synodale Kerk ” de remedie zou zijn.

DE AFSCHAFFING VAN ELKE VORM VAN GEZAG

In een toespraak op 17 oktober 2015, ter gelegenheid van de herdenking van de vijftigste verjaardag van de instelling van bisschoppensynodes, heeft Franciscus op de meest volledige wijze uitgelegd wat hij verstaat onder een synodale Kerk.

Hij herneemt zijn kerngedachte dat « het Volk Gods heilig is door de zalving van de Geest die het onfeilbaar maakt “ in credendo ” », in het geloof. En hij heeft het opnieuw over de sensus fidei die volgens hem verhindert dat er « een te strikte scheiding wordt gemaakt tussen de Ecclesia docens [de onderwijzende Kerk] en de Ecclesia discens [de onderwezen Kerk] : de kudde bezit namelijk ook haar eigen “ flair ” om de nieuwe wegen te onderscheiden die de Heer voor zijn Kerk opent. » Zijn besluit is dat « een synodale Kerk een Kerk is die luistert, in het besef dat luisteren méér is dan horen. Het gaat om een wederzijds luisteren waaruit iedereen iets kan leren. Het gelovige volk, het college van de bisschoppen, de bisschop van Rome [sic] : iedereen moet naar iedereen luisteren ; en allemaal samen naar de H. Geest, de “ Geest van Waarheid ” (Jo 14, 17), om te weten wat Hij aan de Kerken zegt (Ap 2, 7). »

De synodale weg begint dus met het beluisteren van het Volk Gods. Als die weg uiteindelijk eindigt bij het beluisteren van de “ bisschop van Rome ”, dan is het toch de bisschoppensynode die de centrale plaats bekleedt : « Daarin wordt heel die dynamiek van luisteren op alle niveaus van het leven van de Kerk gekristalliseerd. » Maar de bisschoppen mogen niet van bovenaf dicteren, neen, zij moeten luisteren naar het Volk : « God beluisteren tot op het punt dat zij samen met Hem de kreet van het volk horen ; en het volk beluisteren tot op het punt dat zij er de wil van God in erkennen. »

Dat komt neer op de installatie van een democratisch regime in de Kerk : het Volk van God is soeverein en bepaalt de wet. Het verwondert dus niet dat de paus het persoonlijke gezag van de bisschoppen in het vizier heeft. Dat wil hij verzwakken door een « herwaardering » van de verschillende organen die hen bijstaan [en die door Vaticanum II al in het leven geroepen werden om de bisschoppelijke macht te beperken] : de bisschopsraad, de diocesane priesterraad, het consultorencollege, het kapittel van de kathedraal enz. Bedoeling is dat « deze organismen verbonden blijven met de “ basis ” en in hun werking vertrekken van de mensen, van de problemen van elke dag ». Over alles zal kunnen gediscussieerd worden, ook om stellingen te verdedigen die gewoon ketters zijn of tegengesteld aan de wetten van de Kerk, zoals de zegening van koppels van hetzelfde geslacht.

Wat de H. Vader nastreeft, is de volledige en grondige liquidatie van elke vorm van gezag in de Kerk. Een synodale Kerk, geïnspireerd door een ongrijpbare “ Geest ”, is het tegenovergestelde van een hiërarchische en monarchale Kerk. Het is de voltooiing van het proces dat in 1964 ingezet werd met de aanvaarding van het principe van de “ collegialiteit ” van de bisschoppen, die hun persoonlijk gezag ongedaan maakte ten voordele van de bisschoppenconferenties. Vandaag belanden we aan bij de “ participatie ” van alle gedoopten aan het bestuur van de Kerk.

WEG MET DE VERDEDIGERS VAN DE TRADITIE !

Het ordewoord is voortaan « de conversatie in de Geest » : praten en luisteren, zonder ophouden. En zal daar dan iets uit voortkomen ? Zeker : « De Heer is immers de hoeksteen die zal zorgen dat de opgebouwde constructie overeind blijft. » Sterker nog : vanaf het moment dat het gebed niet vergeten wordt en iedereen met belangstelling en welwillendheid beluisterd wordt, zal de H. Geest – of beter “ de Geest ” – voor de rest zorgen. « De Geest, meester van de harmonie, zal helpen om van de kakafonie tot een symfonie te komen. » Komt een dergelijke onzin werkelijk uit de pen van de Plaatsbekleder van Christus ?

Wat zal in die optiek het lot zijn van het geloof, de leer, de Traditie, de wetten van de Kerk, de katholieke discipline ? Die vallen allemaal buiten het toepassingsveld van « de conversatie in de Geest », waarin de aanhangers van wat Franciscus het “ neopelagianisme ” noemt overduidelijk niet welkom zijn : « zij die zich superieur voelen ten opzichte van de anderen omdat zij vaststaande normen volgen of omdat zij onwankelbaar trouw zijn aan een bepaalde katholieke stijl die typisch is voor het verleden ». Wie het zou wagen op te merken dat « men nochtans altijd zo gehandeld heeft » wordt door de paus categoriek veroordeeld : « Die uitspraak is een vergif in het leven van de Kerk » (toespraak van 9 oktober 2021).

Die zienswijze komt er op neer dat zij die, zoals wij, getuigenis willen afleggen aan Onze Heer Jezus Christus door « onwankelbaar trouw » te blijven aan het katholieke geloof dat van een goddelijke volmaaktheid is en dat hun onderwezen werd door een Kerk die volgens de H. Vader voltooid verleden tijd is, naar de uitgang verwezen worden : de nieuwe synodale Kerk zal ons aansporen tot zelf-excommunicatie omdat we de ingevingen van de “ Geest ” ontberen...

Het besluit ligt voor de hand. De synodale hervorming van de Kerk wordt het orgelpunt van een proces dat al lang bezig is : dat van desacralisering en deklerikalisering. Missie in plaats van de Mis ! De leek in plaats van de priester !

De nieuwe “ hiërarchie ” die op stapel staat en die gevormd wordt door collegiale raden op het niveau van de parochie, het bisdom, het land en de hele wereld, leidt onvermijdelijk tot de doodsteek voor de waarheid van het katholieke geloof. Die waarheid zal niet langer met gezag onderwezen worden door een kerkelijke hiërarchie die als enige geniet van de gaven van de H. Geest om een dergelijke functie te vervullen. Alle punten van de katholieke leer en de discipline van de Kerk komen voortaan in aanmerking om democratisch, collegiaal en collectief bediscussieerd te worden op initiatief van een Geest die alleen maar die van Satan kan zijn.

Alles zal in de greep komen van kleine minderheden die erg actief, goed georganiseerd en volledig op elkaar afgestemd zijn. De meest sectaire partijgeest, het compromis, de bezetenheid om te veranderen, de dwaling en uiteindelijk de ketterij zullen het systematisch halen op de deugd, de geest van offervaardigheid en boete, de Waarheid, de Traditie... en tenslotte op het dogma van het geloof. Een synodale Kerk zal elke vorm van gezag uitvegen en elke duidelijke grens tussen waarheid en leugen ; ze zal elke vorm van geloofsgemeenschap vernietigen en een totale verwarring scheppen tussen hen die in de Kerk zijn en hen die erbuiten staan... Kortom, we worden geconfronteerd met de ontbinding en verwoesting van de Kerk, die vandaag opengesteld wordt voor iedereen en morgen geen enkele reden van bestaan meer zal hebben.

WAT MOET ER GEBEUREN ?

Wat is in deze dramatische omstandigheden de oplossing ? De Kerk de rug toekeren en ons terugtrekken in een of andere schismatieke kapel ? Zeker niet ! De Kerk kan enkel gered worden van binnenuit, dat wil zeggen door de actie van een bisschop wanneer de Opperherder in gebreke blijft.

Als er vandaag een bisschop is die tot de overtuiging komt dat een paus die dergelijke plannen koestert een ketter is, dan moet hij kleur bekennen en Franciscus daar openlijk van beschuldigen. « Want vanaf het moment dat hij in zijn binnenste in opstand komt tegen de paus », legt abbé de Nantes uit, « is er sprake van een breuk met het hoofd van de Kerk en als de betrokken bisschop ongelijk heeft, zet hij zijn zielenheil op het spel. Als hij zwijgt, uit schrik of uit respect, maar volhardt in zijn innerlijke opstandigheid, dan verdoemt hij zichzelf geruisloos. Als hij gelijk heeft, dan is het zijn plicht van liefde voor de Kerk om zijn broeders in het episcopaat op de hoogte te brengen. In de twee veronderstellingen moet die bisschop dus spreken » (CRC nr. 69, juni 1973, p. 11).

« Het is noodzakelijk dat een bisschop, die ook opvolger van de apostelen is en lid van de onderwijzende Kerk, verklaart dat hij de communio of gemeenschap met de ketterse paus opzegt zolang die laatste niet het bewijs heeft geleverd van zijn trouw aan de opdrachten verbonden aan zijn ambt van Opperherder. » Maar zal er achtenvijftig jaar na het einde van het Tweede Vaticaans Concilie, zonder dat er heel die periode ook maar enige oppositie is geweest van een lid van de onderwijzende Kerk, nu plots in de Kerk één bisschop opstaan die moedig genoeg is om de strijd van een echte Contrareformatie te voeren ? Laten we realistisch zijn : er is op dit ogenblik geen enkele bisschop op wie we daarvoor kunnen rekenen.

Onze enige hoop vandaag is daarom het Onbevlekte Hart van Maria, « hulp van de Kerk en van de christenen ». Bidden voor de paus, bidden voor zijn bekering, dat is in de eerste plaats de eerherstellende devotie omarmen. Die devotie verwijdert ons niet van onze strijd van Contrareformatie, want het is precies van die godsvrucht dat de paus en vele bisschoppen en priesters niet willen weten – terwijl God het wel wil ! Abbé de Nantes was erg onder de indruk van die wil van God, uitgedrukt tijdens de verschijning van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima op 13 juni 1917 : « God wil in de wereld de devotie tot mijn Onbevlekte Hart vestigen. »

Laten we veel bidden voor de ziel van de H. Vader en resoluut de eerherstellende devotie ter harte nemen, want het is door de triomf van het Onbevlekte Hart dat de poorten van de hel de Kerk nooit zullen overweldigen.

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 126, november-december 2023