«Oneindige waardigheid»
OP 10 december 1948 namen de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan. Zij gaat terug op de fameuze Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen die door de Franse Revolutie werd afgekondigd in 1789. Beide documenten zijn gebaseerd op de ideeën van de Verlichting (Rousseau, Montesquieu, Locke) en zijn wezenlijk antigodsdienstig : het is niet langer God die soeverein is, maar de Mens, het menselijke individu dat het recht opeist om zichzelf in alle vrijheid te kunnen ontplooien.
Men zou denken dat deze kaakslag in het goddelijke Gelaat voor de Kerk onaanvaardbaar zou zijn. Toch heeft sinds het Tweede Vaticaans Concilie nagenoeg iedereen in de Kerk – pausen, kardinalen, bisschoppen, theologen, priesters en gelovigen – zich blijkbaar geschaard achter de Verklaring van de Rechten van de Mens, die beschouwd wordt als een afspiegeling van het Evangelie.
Ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de VN-Verklaring publiceerde kardinaal Fernández, prefect van de dicasterie voor de Geloofsleer, op 2 april jl. een document met de titel Dignitas infinita, « Oneindige waardigheid ». De hoofdbedoeling ervan is om « het onontkoombare karakter van het concept van de waardigheid van de menselijke persoon binnen de christelijke antropologie (menskunde) te onderstrepen ». Het Vaticaan wil de “ oneindige waardigheid ” van de menselijke persoon verheerlijken en rechtvaardigen en alles wat daarmee in strijd is aan de kaak stellen.
Volgens de grote kerkvader Sint-Augustinus « hebben twee vormen van liefde elk hun eigen stad gebouwd : de Liefde tot God die leidt tot misprijzen voor zichzelf en de eigenliefde die leidt tot misprijzen voor God. » Er is geen tussenweg. Wij zijn slechts stof en as en danken alles aan de genade van de goede God. De zelfverheerlijking, de liefde voor zijn eigen persoontje en zijn eigen waardigheid voert echter onvermijdelijk tot misprijzen voor God, voor Jezus Christus die onze Koning is, voor zijn heilige Moeder die het tabernakel van de H. Geest is. Heel de tekst van Fernández, die goedgekeurd werd door paus Franciscus, ademt dat beledigende misprijzen uit.
EEN OCEAAN VAN VUUR
In verband met de documenten van Vaticanum II zei abbé de Nantes dat « het Concilie er een gewoonte van maakte om ons vanaf de eerste woorden met een of ander groot principe te overdonderen, zonder daarvoor een referentie, een bewijs of een argument te geven. Overweldigd door die totaal onverwachte bewering vergeten we om te reageren en slikken we ze als zoete koek. » Met Dignitas infinita is het niet anders :
« Een oneindige waardigheid, onvervreemdbaar in zijn essentie, behoort toe aan iedere menselijke persoon, ongeacht de omstandigheden en in welke toestand of situatie hij zich ook bevindt » (nr. 1).
In elke toestand of situatie ? Behouden de zielen van de verdoemden die Lucia, Francisco en Jacinta zagen, ondergedompeld in een oceaan van vuur waar ze eeuwig zullen lijden voor hun zonden, deze oneindige waardigheid ? Als je denkt aan de hel die Onze-Lieve-Vrouw haar kleine vertrouwelingen wilde laten zien, is dat genoeg om dit document en de hele “ eredienst van de mens ” die paus Paulus VI aan het eind van het Tweede Vaticaans Concilie in de Kerk heeft ingevoerd, te veroordelen.
Niettemin gaat de tekst verder : « Dit principe, dat alleen door de rede volledig kan worden begrepen, is de basis voor het primaat van de menselijke persoon en de bescherming van zijn rechten. In het licht van de Openbaring bevestigt de Kerk op absolute wijze deze ontologische waardigheid van de menselijke persoon. » Ontologisch betekent wezenlijk : die waardigheid behoort tot het wezen zelf van de mens.
« Vanaf het begin van haar missie heeft de Kerk, geleid door het Evangelie, getracht de vrijheid te bevestigen en de rechten van alle mensen te bevorderen » (nr. 3). De H. Petrus, de H. Paulus en de andere apostelen bezorgd om de rechten van alle mensen te bevorderen...? Ze hadden genoeg om handen om aan alle schepselen het Koningschap van Christus over heel de wereld te verkondigen, tegenover de heidenen met hun afgoden en de Joden die Hem gekruisigd hadden !
In een voetnoot bij de tekst lezen we : « Als we alleen naar de moderne tijd kijken, kunnen we zien hoe de Kerk steeds meer de nadruk heeft gelegd op het belang van de menselijke waardigheid. » De schrijvers van deze Verklaring zijn voorzichtig genoeg om alleen naar de moderne tijd te kijken, want nooit tevoren in de geschiedenis heeft de Kerk de revolutionaire verheerlijking van de menselijke waardigheid haar steun gegeven. De eerste paus die dat wél deed, en die in de voetnoot trouwens wordt aangehaald, is Leo XIII met zijn encycliek Rerum Novarum ; dat was een eerste tegemoetkoming aan de socialistische eisen van die tijd (cf. broeder Pascal van het H. Sacrament : Léon XIII, pape libéral ? Non, révolutionnaire ! in Il est ressuscité ! nr. 56, april 2007, p. 21).
Dignitas infinita voert dan het “ moker-argument ” aan, namelijk het gezag van “ de H. Paulus VI ” en “ de H. Joannes-Paulus II ”, die beiden inderdaad overvloedig spraken over de menselijke waardigheid. Dat is precies waar de stichter van de Katholieke Contrareformatie in de 20ste eeuw hen canoniek van beschuldigde : het vervangen van de aanbidding en verering van onze Drie-heilige God door de cultus en de dienst van de Mens in de Kerk die aan hen onderworpen was. Joannes-Paulus II beweerde deze twee erediensten met elkaar te verzoenen door een ware gnosis te ontwikkelen – grotendeels hernomen in het document van kardinaal Fernández – die van de mysteries van onze heilige godsdienst evenveel openbaringen maakte van de onvergelijkbare waardigheid en transcendentie van de mens.
In zijn Aanklachtenboek tegen paus Joannes- Paulus II schreef abbé de Nantes in verband met het boek N’ayez pas peur. Dialogue avec André Frossard :
« Dat een filosoof de transcendente aard van de menselijke persoon bevestigt en dus de ongeëvenaarde waardigheid van elke mens en van alle mensen, is absurd, onwerkelijk en onuitvoerbaar ; het zijn zulke theorieën die het beroep van filosoof vandaag de dag tot een lichtzinnig en misprezen beroep maken.
« Dat een priester, een theoloog, transcendentie en koninklijke waardigheid toekent aan de mens, aan elke mens, op natuurlijk en bovennatuurlijk vlak, zonder enige andere oorzaak of voorwaarde dan mens te zijn en zichzelf te zijn, is al veel verontrustender. Dit is duidelijk niet katholiek. Het is ook niet christelijk, zelfs niet Bijbels en helemaal niet religieus. Want voor elk normaal functionerend verstand is het God die transcendent is ; het woord werd uitgevonden om Hem aan te duiden ! En het is God die Koning is voor elke gelovige ziel.
« Wanneer dan de Paus, de opvolger van de H. Petrus, de Opperherder van de katholieke Kerk, de Plaatsbekleder van Jezus Christus, diezelfde Heer Jezus, Zoon van God en Verlosser, van wie hij de gevolmachtigde is, herleidt tot de rol van getuige, profeet, priester en martelaar van de transcendentie en het koningschap van de Mens, dat hij Hem verlaagt tot het niveau van welke mens dan ook of gelijk welke mens tot Christus’ niveau verheft : dat is zo enorm, zo onbegrijpelijk, zo schandalig, zo goddeloos en zo godslasterlijk, zo suïcidaal en ondermijnend voor de hele menselijke orde en de hele christelijke orde – om het in een notendop te zeggen, zo antichristelijk – dat je het keer op keer herleest en jezelf ervan overtuigt dat je het verkeerd begrepen hebt, dat er een andere betekenis moet zijn voor de woorden die je gelezen hebt en dat zoiets niet mogelijk is, dat het te vreselijk is om waar te zijn... » (Liber accusationis secundus, p. 11).
Het feit dat abbé de Nantes nooit een antwoord of een sanctie kreeg voor deze beschuldigingen, niet tijdens het leven van Paulus VI en Joannes-Paulus II en niet ten tijde van hun processen tot heiligverklaring, is genoeg om hun verheffing tot de eer van de altaren ongeldig te maken en bewijst de juistheid van de beschuldiging van geloofsafval : de verheerlijking van de Mens en zijn onvervreemdbare waardigheid is een afgoderij die deze twee pausen afgekondigd hebben als een “ dogma ”, zonder er nochtans in te slagen het op te leggen in naam van hun onfeilbaar leergezag. En wat niet onfeilbaar is, is feilbaar.
DE MENS, HET ONUITWISBARE BEELD VAN GOD ?
In Dignitas infinita lezen we : « De Bijbelse Openbaring leert ons dat elke mens een inherente waardigheid heeft omdat hij geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God » (nr. 11).
De redacteurs van de dicasterie voor de Geloofsleer verdraaien schaamteloos de Openbaring van de Bijbel om daarin zogezegd rechtvaardiging en erkenning van de “ oneindige menselijke waardigheid ” te vinden, ten koste van de goddelijke Waarheid die zij voor de gelegenheid opofferen en minachten.
Adam en Eva werden weliswaar geschapen « naar het beeld en de gelijkenis van God » (Gn 1, 26-27). Maar hun rebellie veranderde hun toestand en die van alle mensen, hun nakomelingen, totaal : door de grove belediging hun Schepper aangedaan verloren zij hun staat van genade en kwamen zij terecht in de slavernij van Satan. Vanaf dat moment is de mens die zich zozeer overgeeft aan duivelse ingevingen dat hij tenslotte God, zijn Schepper, haat en Hem voortdurend beledigt, in de ogen van God niets anders meer waard dan toorn en vervloeking ; hij wordt erger dan een beest en zal voor eeuwig lijden in de hel.
Dignitas infinita beweert op dit bezwaar te antwoorden door een onderscheid te maken tussen « morele waardigheid, die inderdaad “ verloren ” kan gaan, en ontologische waardigheid, die nooit teniet gedaan kan worden » (nr. 7). Maar dit onderscheid is een rookgordijn, want vanaf de allereerste paragraaf wordt beweerd dat elke menselijke persoon een oneindige waardigheid bezit die onvervreemdbaar in zijn wezen is gegrondvest en die zijn primaatschap [sic !] en de bescherming van zijn rechten onderbouwt – terwijl er nooit sprake is van de straffen en sancties die worden opgelegd als deze morele waardigheid verloren gaat.
Neen, voor het Vaticaan is de mens « het onuitwisbare beeld van God ». En « dat “ beeld ” duidt niet op de ziel of de intellectuele vermogens, maar op de waardigheid van de man en de vrouw. Beiden vervullen in hun relatie van gelijkheid [iedereen feminist !] en wederzijdse liefde de functie van het vertegenwoordigen van God in de wereld en zijn geroepen om die wereld te behouden en te voeden [sic] » (nr. 11).
Deze tekst houdt gewoon geen rekening met de zondeval van de mens, nochtans een geloofspunt zonder hetwelk het verlossingswerk van Onze Heer Jezus Christus geen enkele betekenis meer heeft... Vóór de zondeval moesten Adam en Eva de schepping onderwerpen en erover heersen (cf. Gn 1, 28), maar hun bestraffing bestond er in dat zij uit diezelfde schepping slechts met moeite het nodige voor hun overleving zouden halen, tussen de distels en de doornen (Gn 3, 17-19). In dit geïnspireerde Bijbelboek is niets te vinden over het behouden en voeden van de wereld !
« Geschapen zijn naar het beeld van God betekent dat we een heilige waarde in ons dragen die alle gender-, sociale, politieke, culturele en religieuze verschillen overstijgt » (nr. 11).
Heel de H. Schrift getuigt tégen deze bewering. Want waarlijk, wanneer Hij klaagt over zijn volk Israël, toont Jahweh weinig bekommernis om zijn “ beeld ” dat in hen nog bestaat, terwijl het religieuze verschil tussen de aanbidding die Hem toekomt en de afgoderij waaraan de Joden zich overgeven Hem diep beledigt.
In feite hebben de redacteurs van Dignitas infinita koste wat het kost geprobeerd om in het denken van de geïnspireerde schrijvers iets terug te vinden van de zogenaamde “ waardigheid van de menselijke natuur ”, waarop de filosofen van de Verlichting zich in de 18de eeuw zouden beroepen om de christelijke samenleving te emanciperen van het soevereine gezag van God. En toch is het Oude Testament het verhaal van Gods lange pedagogie om de mensen die in zonde gevallen zijn te laten begrijpen dat ze niets zijn, dat ze ondankbaar en hoogmoedig zijn, dat alleen God Heilig is, die de fouten van zijn schepselen hard bestraft, maar geduldig en barmhartig is en die oneindig veel dankbaarheid en liefde waardig is.
DE MENSWORDING VAN GODS ZOON :
EEN BEWIJS VAN DE WAARDIGHEID VAN DE MENS
« De menselijke waardigheid werd in haar volheid geopenbaard toen de Vader zijn Zoon zond, die het hele menselijke bestaan op zich nam » (nr. 19). Dat is waar, op voorwaarde dat we met Sint-Paulus preciseren dat Christus onze toestand aannam « met uitzondering van de zonde » (He 4, 15). Hij is de volmaakte Mens, de onderwerping en liefde van al zijn medemensen waardig.
Maar de tekst gaat verder : « Door het mysterie van de Menswording heeft de Zoon van God het mysterie van het lichaam en de ziel waaruit de mens bestaat, bevestigd. Door zich op de een of andere manier met elke mens te verenigen door zijn incarnatie, heeft Jezus bevestigd dat iedere mens een onschatbare waardigheid bezit, door het simpele feit dat hij tot dezelfde menselijke gemeenschap behoort en dat deze waardigheid nooit verloren kan gaan. »
Volgens kardinaal Fernández is de Menswording dus slechts een openbaring van de waardigheid die de mens al bezat, voordat Christus onder ons kwam ! Als de mens altijd al in het verleden en ook in de toekomst het beeld en de gelijkenis van God is, wat zou Jezus hem dan nog kunnen brengen ? Als er geen erfzonde bestaat, is er geen behoefte aan verlossing voor een menselijk ras dat van nature “ oneindig waardig ” is... In deze Verklaring, goedgekeurd door de H. Vader, wordt het Kruis van Christus verloochend.
« Na de schepping en de Menswording onthult de Verrijzenis van Christus een ander aspect van de menselijke waardigheid » (nr. 20). Heb je gemerkt dat er iets ontbreekt ? Tussen de Menswording en de Verrijzenis is er nog het Kruisoffer, maar dat kadert duidelijk niet in de visie van het Vaticaan...
« In feite is het meest verheven aspect van de menselijke waardigheid te vinden in de roeping van de mens om met God te communiceren, wat voorbestemd is om eeuwig te duren » (ibid.). Als we preciseren dat deze gemeenschap met God pas echt tot stand zal komen in de Hemel, na de dood en het oordeel, is deze bewering waar. Als elke mens van nature een waardigheid bezit, dan is dat omdat Jezus Christus zijn Kostbaar Bloed voor hem vergoten heeft, om hem te redden van de hel en hem naar de Hemel te leiden, in de eeuwige zaligheid van de H. Drie-eenheid. Wat een waardigheid, wat een heerlijkheid wordt ons onder voorwaarden aangeboden !
Want dan moeten we er inderdaad alles aan doen om ervoor te zorgen dat deze roeping vervuld wordt, indien mogelijk, voor alle mensen. Daarom is de kruistocht soms nodig om regeringen ten val te brengen die de christelijke naam vervolgen, ondanks wat Dignitas infinita zegt : « De intieme relatie die bestaat tussen geloof en menselijke waardigheid maakt het tegenstrijdig dat oorlog gebaseerd is op religieuze overtuigingen » (nr. 39). Integendeel : om in de Hemel van de ware waardigheid te kunnen genieten, door de heiliging van de ziel door de H. Geest, is het gerechtvaardigd op aarde oorlog te voeren tegen Satan en zijn handlangers, tegen de wereld en tegen zichzelf, in gehoorzaamheid aan Hem die zei : « Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard » (Mt 10, 34).
Deze Verklaring eist voor de mens, in naam van zijn waardigheid, rechten op die overeenstemmen met de revolutionaire rechten op vrijheid, gelijkheid en welzijn zoals gedefinieerd in die andere Verklaring, die van de Rechten van de Mens en de Burger uit 1789. Dignitas infinita is mijlenver verwijderd van de evangelische oproep om afstand te doen van alles wat hier beneden is om een schat te verkrijgen in het Koninkrijk der Hemelen.
NIEUWE NORMEN VOOR BOVENNATUURLIJKE “ FENOMENEN ”
Tijdens de persconferentie waarin de Verklaring over de « Oneindige waardigheid » werd voorgesteld, kreeg kardinaal Fernández volgende vraag voorgeschoteld door de Amerikaanse journaliste Diane Montagna : « Als de mens een oneindige waardigheid heeft, hoe kan hij dan veroordeeld worden tot het eeuwige lijden van de hel ? »
Op deze rake vraag antwoordde de prefect : « Paus Franciscus heeft bij verschillende gelegenheden gezegd dat de mogelijkheid van een veroordeling tot de hel in de eerste plaats een soort van viering van de menselijke vrijheid is [!?]. De mens kan kiezen en God wil die vrijheid respecteren [sic], zelfs als het een beperkte vrijheid is en zelfs als het soms een verduisterde of verzwakte vrijheid is. Dat is het principe. Maar de vraag die paus Franciscus stelt, is de volgende : “ Zou het niet mogelijk zijn, met alle limieten die onze vrijheid in werkelijkheid heeft, dat de hel leeg is ? ” »
Dat zouden de paus en de kardinaal misschien wel graag hebben, maar Christus spreekt in het Evangelie bij meer dan één gelegenheid andere taal. En dan is er natuurlijk Fatima : de Maagd Maria heeft de drie herdertjes de verschrikking van de hel getoond en gezegd : « Om de arme zondaars te redden van het vuur van de hel, wil God in de wereld de devotie tot mijn Onbevlekte Hart instellen. » En niet de Rechten van de Mens en zijn oneindige waardigheid.
Maar de prefect van de dicasterie voor de Geloofsleer heeft er iets op gevonden om van die vervelende waarheid van Fatima af te geraken.
Op 19 mei publiceerde hij Te volgen normen om veronderstelde bovennatuurlijke fenomenen te onderscheiden, ook weer met goedkeuring van de paus. Het gaat om een radicale breuk met de procedures die eeuwenlang in de Kerk van toepassing waren. Om te beginnen verbiedt de prefect aan de bisschoppen over heel de wereld om het bovennatuurlijke karakter van een bijzondere openbaring, verschijning of mirakel te erkennen : dat komt voortaan alleen Rome toe. Maar het ergste is dat vanaf nu geen uitspraak meer gedaan zal worden over de oorsprong en de aard van het “ fenomeen ” om te bepalen of het van God komt of van de duivel.
Tweeduizend jaar lang hebben de herders van de Kerk hun kudde beschermd tegen de meest subtiele toverkunsten van Satan. Kardinaal Ottaviani, de laatste pro-prefect van het H. Officie voordat dit werd vernietigd door de hervorming van Vaticanum II, herinnerde eraan : « Jezus zelf waarschuwde ons voor “ valse christussen en valse profeten ” die grote tekenen en wonderen zullen verrichten, in staat om de uitverkorenen zelf te verleiden als dat mogelijk zou zijn (Mt 24, 24). Dergelijke gebeurtenissen hebben zich sinds het begin van de Kerk voorgedaan (Hd 8, 9). Daarom is het een recht en de plicht van het leergezag van de Kerk om een oordeel te vellen over de waarheid en de aard van feiten of openbaringen waarvan beweerd wordt dat ze het gevolg zijn van een speciale tussenkomst van God » (Osservatore romano, 4 februari 1951).
De weigering van de dicasterie voor de Geloofsleer om zich nog uit te spreken over de bovennatuurlijke realiteit van de verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw en dus de waarachtigheid van haar boodschappen heeft maar één doel : Fatima in diskrediet brengen. Alles wordt teruggebracht tot op het niveau van het individu, want de hoofdzaak is dat « een bepaalde spirituele ervaring een positieve invloed uitoefent op het leven van de gelovigen. » Als Medjugorje dat doet, is dat dus prima en moeten we niet meer onderzoeken welke kracht daar eigenlijk aan het werk is !
Kardinaal Fernández wil een einde maken aan wat « zelfs recentelijk » nog gebeurde : « Bepaalde bisschoppen hebben zich willen uitdrukken in termen als : “ Ik stel vast dat de feiten absoluut waar zijn ”, “ de gelovigen moeten dit onbetwistbaar als waar beschouwen ” enz. »
Eminentie, u verwekt schandaal. Want u valt ons geloof aan en beledigt het, het geloof van de Kerk in de goddelijke waarheid van authentieke hemelse manifestaties. En « wie ergernis geeft aan een van deze kleinen die in Mij geloven, het ware hem beter dat hem een zware molensteen om de hals werd gehangen en dat hij zo in de zee werd geworpen » (Mc 9, 42).
broeder Joseph-Sarto van Christus Koning & broeder François van Maria ter Engelen
Hij is verrezen ! nr. 131, september-oktober 2024