Mysterium fidei

« Het geheim van het geloof » voltrekt zich in het H. Misoffer, wanneer brood en wijn door de consecratiewoorden van de priester veranderen in het Lichaam en Bloed van Onze Heer Jezus Christus. Dat de mis de hernieuwing van het Kruisoffer op Golgotha is, wordt duidelijk in elk woord, elke handeling hoe klein ook van de aloude Romeinse ritus, algemeen bekend als “ de mis van de H. Pius V ”. In de nieuwe misritus van Paulus VI is dat offerkarakter helemaal naar de achtergrond geduwd. Waarom ? En wat is de reden dat de oude mis sinds het Concilie zoveel tegenstand van het kerkelijk gezag opwekt ?

« WIJ beschouwen de aloude Latijnse Mis als de volmaakte liturgische uitdrukking van de katholieke geloofsleer. Wij geloven dat het H. Misoffer het grote werk van de Heer Jezus uitmaakt, waarvan de redding van de wereld afhangt. En wij zeggen : neen, er is niets belangrijkers dan de H. Mis. Van het voortbestaan ervan hangt ons eeuwig leven af » (CRC nr. 33, juni 1970, p. 14). In 2021 moet daar geen woord aan veranderd worden !

« Wij geloven dat ons persoonlijk heil, het leven en de missionaire vruchtbaarheid van de Kerk en zelfs de toekomst van de wereld in de tijd in de allereerste plaats afhangen van het behoud van het H. Misoffer. Dat sacrament is het voorwerp van aanvallen vol razernij, zowel in de leerstellige definitie als in het liturgische celebreren ervan. Onder paus Pius XII [1939-1958] werd een restauratie en een vreedzame verrijking van de cultusvormen in gang gezet, met het oog op een wijze liturgische hervorming. Maar wie ziet niet in dat, in volledige tegenspraak daarmee, de riten kort daarna plots helemaal overhoop werden gegooid met de bedoeling en met als resultaat het geloof in het H. Misoffer ongedaan te maken en de ware goddelijke eredienst te vernietigen ? » (ibid.).

DE « NOVUS ORDO MISSAE » VAN PAULUS VI

Paus Paulus VI [1963-1978] heeft weliswaar niet expliciet, kordaat, op wettige en canonieke wijze het eeuwenoude gebruik afgeschaft en evenmin de plechtige voorschriften van de H. Pius V. De traditionele H. Mis blijft daarom onaanraakbaar. Wat Paulus VI wél gedaan heeft, is een Nieuwe Ordo Missae aan de Kerk geven waarvan hij de publicatie wou en het succes verhoopte. Dat is alles.

Zonder te ontkennen dat de oude mis goed was, dacht Paulus VI dat de nieuwe mis zoveel beter was dat zij door iedereen aangenomen zou worden, dat zij een einde zou maken aan de “ experimenten ” van de nieuwlichters en dat zij de “ nostalgieke ” verdedigers van de tridentijnse Contrareformatie snel zou troosten. Hij hoopte ook de afgescheiden broeders te doen aansluiten bij de nieuwe ritus, in het bijzonder de zes protestantse “ waarnemers ” op het Concilie die er op uit waren alles aan te moedigen wat bijdroeg aan het begunstigen van de oecumenische beweging. Om dat te bereiken, letten de paus en zijn aanhangers er zorgvuldig op de nieuwigheid niet te sterk in de verf te zetten. De nieuwe definitie en de nieuwe geest van wat voortaan de eucharistische Maaltijd werd genoemd, werden eerder geïnsinueerd dan klaar en duidelijk verkondigd.

Abbé de Nantes gebruikte vaak een beeld dat inzicht geeft in het manoeuvre. In 1517 had de katholieke trein een belangrijke wissel genomen : het spoor van het lutheranisme en zijn heilig Avondmaal werd bewust voorbijgereden en de Kerk vervolgde haar weg op het spoor van de apostolische Traditie van het H. Misoffer. Maar de tweede “ Hervorming ”, die van Vaticanum II, deed de trein weer achteruit rijden, tot voorbij de fameuze wissel van 1517. In die positie staat de trein nog altijd op het katholieke spoor, maar hij kan evengoed de protestantse afslag nemen. Hoe zouden we dan de stationschef er niet van verdenken dat hij de trein enkel heeft doen achteruitrijden naar kilometer 1517 om hem vervolgens een ander spoor te doen nemen dan dat van de Contrareformatie, namelijk het spoor van de lutherse Reformatie ?

HET INDULT VAN JOANNES-PAULUS II

In 1984 publiceerde de Congregatie voor de goddelijke eredienst in opdracht van paus Joannes-Paulus II een indult voor het gebruik van het Romeinse Missaal van 1962. Daarmee werd plots de aloude tridentijnse ritus uit het verdomhoekje gehaald. Abbé de Nantes reageerde opgelucht, maar was niet naïef :

« Vijftien jaar lang heeft Rome zelf geprobeerd om de aloude Romeinse mis te doen verdwijnen. Dit indult betekent een volkomen logenstraffing van die waanzinnige pogingen. Alle andere missen ontvingen van de geestelijke overheid groen licht : alle paraliturgieën, alle hervormde missen, zelfs de meest schandalige en, ik aarzel niet om het te zeggen, zelfs de meest godslasterlijke ; alle vieringen kregen de zegen van Rome, hoe vulgair, nietszeggend, lelijk, lauw en betekenisloos ze ook waren, tot de missen die formeel ongeldig waren toe (want er waren er zo, dat weet iedereen, en er vinden er zeker nog altijd plaats). Al die missen werden officieel toegelaten of minstens getolereerd, zonder dat de verantwoordelijken ervoor ooit gesanctioneerd werden of gehinderd in hun carrière. Want al die missen of heiligschennende schijnmissen lagen in de lijn van de pauselijke en conciliaire hervorming en stemden overeen met de gereformeerde godsdienst van Vaticanum II.

« De enige liturgie die verboden werd en waarvan de geestelijken die ze aanhingen hatelijk verklikt werden, op pensioen gestuurd of beroofd van hun jurisdictie, was de mis “ van de H. Pius V ” (of “ van de tridentijnse ritus ”), die in haar nagenoeg onveranderlijke vorm meer dan duizend jaar ouder is dan die heilige Opperherder en het heilig Concilie van Trente – al doet men met opzet alsof zij een 16de-eeuwse uitvinding is. Die aloude liturgie kaderde niet in de conciliaire Hervorming ; eraan gehecht blijven stond gelijk met een bekentenis van ongehoorzaamheid aan Paulus VI, van opstandigheid tegen de Kerk, kortom : van een slechte geest die rook naar schisma en ketterij. Terwijl Rome op hetzelfde ogenblik alle andere schisma’s en ketterijen rehabiliteerde !

« De mis van altijd werd de aanleiding voor een echte klopjacht op verdachte priesters en hun vogelvrijverklaring : “ Welke mis zegt hij ? – Welaan dan, wat hebben wij nog getuigen nodig ! Hij verdient de dood... ” (CRC nr. 205, nov. 1984, p. 4).

Betekent dit dat Joannes-Paulus II zuivere bedoelingen had met het indult van 1984 ? Helemaal niet. Abbé de Nantes zag er een « dubbelzinnig manoeuvre » in met de bedoeling « om alle onschuldigen die nog weerstand boden aan zijn charme, uit liefde voor de Traditie en trouw aan de ware godsdienst, aan zijn kant te krijgen. Ze kregen de mis waarvan zij hielden, in het Latijn, in het gregoriaans, op voorwaarde dat zij de katholieke Contrareformatie de rug toekeerden en de Reformatie van Vaticanum II omarmden. De mis is wel een apostasie waard... » Op een kwarteeuw tijd kwam de voorspelling van onze vader letterlijk uit : het pontificaat van Joannes-Paulus II heeft het traditionalisme haast volledig geliquideerd.

« SUMMORUM PONTIFICUM » VAN BENEDICTUS XVI

Met zijn motu proprio Summorum Pontificum ging paus Benedictus XVI een hele stap verder dan zijn voorganger. Hij rehabiliteerde en restaureerde op 7 juli 2007 de aloude Romeinse liturgie, na 38 jaar van vogelvrijverklaring. « Het is dus toegelaten om het H. Misoffer te vieren volgens het Romeinse Missaal dat Joannes XXIII in 1962 uitvaardigde » (art. 1).

Trouw aan zijn plan om een “ hermeneutiek van de continuïteit ” te propageren – er zou zogezegd geen verschil zijn tussen de godsdienst van vóór Vaticanum II en die van het Concilie – schreef Benedictus : « Het Romeinse Missaal afgekondigd door Paulus VI is de gewone uitdrukking van de “ lex orandi ” [de wet van het gebed] van de katholieke Kerk van de Latijnse ritus. Het Romeinse Missaal afgekondigd door Pius V en heruitgegeven door Joannes XXIII moet beschouwd worden als de buitengewone uitdrukking van de “ lex orandi ” van de Kerk en geëerd worden omwille van zijn eerbiedwaardig en antiek karakter. Deze twee uitdrukkingen van de “ lex orandi ” van de Kerk voeren geen enkele scheiding door in de “ lex credendi ” [de wet van het geloof] van de Kerk : het zijn inderdaad twee toepassingen van de ene Romeinse ritus. »

Het ging om een echte vrijmaking : elke priester mocht voortaan naar keuze een van beide Missalen gebruiken en had daarvoor « geen enkele toelating nodig, noch van de apostolische Stoel, noch van zijn bisschop ». Zo verkregen de gelovigen wat onze vader vroeger al vurig gewenst had : « het celebreren van missen volgens de oude Romeinse ritus, in het bijzonder voor de grote gebeurtenissen van het gezinsleven zoals huwelijken, doopsels, plechtige communies en uitvaarten, zonder dat men hun dat kan weigeren als er geen sprake is van terechte en ernstige beletsels ». Benedictus XVI ging zelfs zo ver dat hij aan elke geestelijke het recht gaf om opnieuw het oude Romeinse brevier te gebruiken.

Als paus Franciscus het motu proprio van zijn voorganger behouden had in plaats van het af te schaffen, hadden wij de bevestiging gezien van wat abbé de Nantes essentieel vond, namelijk « dat de Roomse Kerk haar katholiciteit indachtig is en afstand neemt van het sektarisme van de hervormers ; en zelfs als daarmee de leerstellige disputen niet verdwenen zouden zijn, dan zou niettemin de caritas uitgestraald zijn vanuit Rome over heel het universum ».

Dat alles neemt niet weg dat Benedictus XVI ons met zijn “ hermeneutiek van de continuïteit ” een rad voor de ogen probeerde te draaien. Binnen de ene Kerk van Christus zijn er twee godsdiensten die elkaar op leven en dood bestrijden, zoals hijzelf neerschreef toen hij nog kardinaal Ratzinger was en aan het hoofd stond van de Congregatie voor de geloofsleer : « Het is overduidelijk dat wij vandaag een grondige wijziging van model, van paradigma (om deze modieuze uitdrukking te gebruiken) meemaken. Er gaapt een afgrond die de geschiedenis van de Kerk in twee onverzoenbare werelden scheidt : de preconciliaire wereld en de post-conciliaire wereld. »

Reactie van abbé de Nantes : « Voor de kardinaal bestaat er onverzoenlijkheid tussen het christelijke gedachtengoed van de jaren 1900-1914 – zeg maar de doctrine van de H. Pius X – en het huidige gedachtengoed van de kardinaal en zijn vrienden, die bewuste modernisten zijn. [...] De ideeën van de H. Pius X beantwoordden aan de verwachtingen en eisen van het begin van de twintigste eeuw, vindt hij, zoals de visie van Joseph Ratzinger beantwoordt aan die van het einde van de eeuw. Hij trekt dus de onvermijdelijke conclusie : het anti-modernistische katholicisme van de H. Pius X is vandaag absoluut ondraaglijk ; het is niet te verzoenen met de moderne geest en dus moet het vernietigd worden, net zoals de aanhangers ervan uitgeschakeld dienen te worden » (Autodafe, 1996, pp. 12-13).

« TRADITIONIS CUSTODES » VAN FRANCISCUS

Het recente motu proprio van onze huidige Opperherder maakt een einde aan elke dubbelzinnigheid : « De liturgische boeken afgekondigd door de heilige [sic] pausen Paulus VI en Joannes-Paulus II, overeenkomstig de decreten van het Tweede Vaticaans Concilie, zijn de enige uitdrukking van de “ lex orandi ” van de Romeinse ritus » (art. 1).

Als reden geeft paus Franciscus op dat uit een bevraging van de bisschoppen over de toepassing van Summorum Pontificum gebleken is dat hij dringend moest ingrijpen : « De gelegenheid gegeven door de H. Joannes-Paulus II en, met nog meer grootmoedigheid, door Benedictus XVI om terug tot eenheid te komen binnen een kerkelijk lichaam met uiteenlopende liturgische gevoeligheden, werd uitgebuit om de kloof nog te verbreden, de verschillen te versterken en de meningsverschillen die de Kerk kwetsen aan te moedigen. » En dan komt de aap uit de mouw : « Ik ben bedroefd door het feit dat het gebruik van het Missale Romanum uit 1962 vaak gekenmerkt wordt door een verwerping niet alleen van de liturgische hervorming, maar van het Tweede Vaticaans Concilie zelf ; met beweringen die niet gefundeerd zijn en niet houdbaar stelt men dat deze kerkvergadering de Traditie en de “ ware Kerk ” verraden heeft. »

“ Beweringen die niet gefundeerd zijn en niet houdbaar ”? Nochtans zijn de beschuldigingen tegen het Concilie en tegen de pausen die het gepatroneerd hebben klaar en duidelijk door abbé de Nantes geformuleerd in drie Aanklachtenboeken. Door het manifeste plichtsverzuim van de Opperherders in kwestie zijn die Libri accusationis nooit beantwoord en liggen ze nog altijd in de Vaticaanse archieven, als een luis in de pels van iedereen die valselijk beweert dat het hele volk Gods de conciliaire Hervorming aanvaard heeft.

GEEN SCHISMA, GEEN KETTERIJ

« Ik ben zoon van de Kerk », schreef abbé de Nantes in het editoriaal van CRC nr. 34 (juli 1970). « Van de Ene, Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk. De gevangene van Christus Zoon van God wil ik zijn, maar niet de slaaf van de mensen en hun sekten. Post-conciliaire Kerk, Kerk van de armen, Kerk van het mirakel, Kerk van de catacomben, hervormde Kerk, nieuwe Kerk – en we zouden er vandaag nog het jongste uitvindsel van paus Franciscus aan kunnen toevoegen : synodale Kerk ! – daar wil ik allemaal niet van weten. Al die opdelingen kwetsen Christus, die zelf niet verdeeld is. Al die barrières en muren moeten omvergegooid worden zodat enkel de stevige, onschendbare grenzen van de Ene Heilige Kerk overblijven.

« Jezus had medelijden met de menigte van de armen van Israël, die door de sekten verdrukt werden. Hij kwam hen verlossen uit de onverdraaglijke greep van de lekentheologen van zijn tijd, de Farizeeën, en evenzeer uit die van de immorele priesters, de Sadduceeën, van wie hij niet de functie bekritiseerde, maar hun gedrag. En ook dit is belangrijk : Hij negeerde bewust de Essenen, die “ meest zuiveren onder de zuiveren ”, die gebroken hadden met de hiërarchie, de liturgie van de Tempel de rug toegekeerd hadden en zich afgescheiden hadden van het gewone volk om verder te gaan als enige messiaanse gemeenschap en zo de ware godsdienst te redden, in de woestijn van Juda, aan de oevers van de Dode Zee. Hij, Jezus, was toen al en voor altijd de Ene Goede Herder. »

Wij van de katholieke Contrareformatie doen niet mee met de ketters en evenmin met de scheurmakers. « Contrareformatie betekent niet Tegenkerk. Wij kunnen met een gerust geweten lid zijn van de Kerk, terwijl we elke dag bewijzen dat het de Hervorming van de Kerk is die haar echte tegenstander is ! Wij, gevangenen van Christus, maar vrij van elke menselijke slavernij, wij blijven in de Kerk – verdrukt, getreiterd, belasterd, dat lijdt geen twijfel, maar de essentie van onze strijd is buiten het handbereik van onze vijanden. Wij kunnen enkel God bidden dat Hij onze beproeving bekort. Ondertussen aanvaarden wij ze met geduld, overeenkomstig zijn heilige Wil » (ibid.).

Neen aan de Kerk van de Hervorming, neen aan de Kerk van de Rebellie : de katholieke Kerk alleen !

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 104, november-december 2021