23 JANUARI 2021

De Kerk, Lichaam van Christus

VANWAAR komt de definitie van de Kerk als Mystiek Lichaam van Christus? Het is de definitie die Sint-Paulus ons geeft in zijn Eerste Brief aan de Corinthiërs. Laten we nagaan waarom deze relationele visie van Sint-Paulus zonder enige twijfel de beste definitie is die men van de Kerk kan geven.

Sint-Paulus begint ermee ons uit te leggen dat een hechte en goed georganiseerde samenleving zoals een lichaam is waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid heeft. Het komt er namelijk op aan orde te scheppen in een Kerk waarin iedereen zich met alles en nog wat bemoeit. Hij zal uitleggen dat iedereen zijn plaats heeft. «Zeker, er is verscheidenheid van geestelijke gaven, maar het is dezelfde Geest; verscheidenheid van ambten, maar het is dezelfde Heer; verscheidenheid van werken, maar het is dezelfde God die alles in allen bewerkt.»

Dat is het principe van de eenheid: het is dezelfde Heer, dezelfde Geest, dezelfde God, drie Personen, die de eenheid en de verscheidenheid in de Kerk bewerkt. «Want zoals het lichaam met zijn verschillende ledematen één geheel vormt en zoals de ledematen van het lichaam, ondanks hun verscheidenheid, slechts één lichaam vormen, zo is het ook met Christus. Zo ook zijn we allen in één enkele Geest gedoopt in één enkel lichaam, Joden of Grieken, slaven of vrije mensen, en allen werden we door één enkele Geest gedrenkt.»

Het betekent dat het Doopsel en de Eucharistie die eenheid als van een lichaam tot stand brengen, omdat we allen hetzelfde leven hebben ontvangen. Maar om goed aan te tonen dat de eenheid van een lichaam bestaat in de complementariteit van de in wederzijdse afhankelijkheid geordende organen, vervolgt Sint-Paulus: «Een lichaam bestaat nu eenmaal niet uit één lid, maar uit vele leden.  Veronderstel dat de voet zegt: “Omdat ik geen hand ben, behoor ik niet tot het lichaam”, dan zou hij daarom niet minder tot het lichaam behoren. En veronderstel dat het oor zegt: “Omdat ik geen oog ben, behoor ik niet tot het lichaam”, behoort het daarom niet tot het lichaam? Als het hele lichaam oog was, waar bleef dan het gehoor? Als het helemaal gehoor was, waar bleef dan de reuk?»

Sint-Paulus vermaakt zich! Waarom? Omdat hij de christenen van Corinthe wil doen begrijpen dat dit precies hetzelfde is in de Kerk: iedereen is gemaakt voor één bepaalde functie! Ieder van ons ontvangt door de Geest die in ons woont (en dat is de Geest van Christus) van de ziel een functie; hij is een orgaan dat even verschillend is als het oor ten opzichte van het oog. Als het oor oog wil zijn, zouden er nog slechts ogen zijn… En als er geen oor, knie, voet of been meer is, zou er niets meer werken! Toen God het menselijke wezen schiep, heeft Hij dat  gedaan met een veelheid van organen die goed samenwerken. «Als het geheel slechts één lid was, waar zou dan het lichaam zijn?»

Het lichaam is dus niet één enkel lid, zelfs als dat lid het meest volmaakte is. En als iedereen het meest volmaakte lid wil zijn, is er ook geen lichaam meer. «Maar er zijn verschillende ledematen en toch slechts één enkel lichaam.» Dat is uiterst mysterieus. Het staat overigens geleerde biologen toe te zeggen: als er één lichaam bestaat dat georganiseerd is vanuit een massa van miljoenen of miljarden cellen (die alle meewerken aan de groei van het ganse organische wezen), dan moet er een ziel zijn, een onzichtbare kracht die daar aan het werk is. «Het oog kan dus niet aan de hand zeggen: “Ik heb je niet nodig”, noch kan het hoofd op zijn beurt aan de voeten zeggen: “Ik heb jullie niet nodig”.»

Ik merk op dat het hoofd hier als een willekeurig orgaan wordt beschouwd. Dat is heel belangrijk in het licht van wat we verder zullen zeggen. De voet, het hoofd, het oog… Sint-Paulus maakt geen onderscheid. «Nog sterker, juist die delen van het lichaam die het zwakst schijnen te zijn, zijn onmisbaar. En diegene die wij beschouwen als minder eerbaar, omgeven wij met groter eer. Onze minder edele ledematen worden met groter kiesheid behandeld;  de andere hebben dat niet nodig.»

Hij trekt hieruit een schitterende conclusie: «God heeft het lichaam zo samengesteld dat Hij aan het mindere meer eer gaf, opdat er in het lichaam geen verdeeldheid zou zijn, maar de ledematen integendeel eendrachtig voor elkaar zouden zorgen.»

«Wanneer een lid lijdt, delen alle ledematen in het lijden; wordt een lid geëerd, dan delen alle in de vreugde.» En hij past dit toe op de Kerk: «Welnu, gij zijt het lichaam van Christus, en ieder van u is een lid van dit lichaam. En zij die God in de Kerk heeft aangesteld, zijn ten eerste de apostelen, ten tweede de profeten, ten derde de leraars…»

Sint-Paulus zal aan iedereen, als leden van één zelfde Lichaam, zijn zending toekennen om de nederigheid en de liefde in de gemeenschap te verheerlijken. Hij wil ons zo doen begrijpen dat we voor elkaar gemaakt zijn. We zijn verschillend om elkaar een grotere dienst te waarborgen. En dus zijn we elkaar een wederzijdse bekommernis verschuldigd. Dit betekent dat iedereen zijn bepaalde gave heeft, iedereen is als een orgaan of een cel van het organisme dat de gemeenschap is; deze gemeenschap heet ook «Lichaam van Christus», of eenvoudigweg «de Christus».

Het besluit van dit meesterlijk onderricht is prachtig. Het ware beeld dat de Kerk definieert, is niet alleen dat ze een lichaam is, maar beter: zij is het lichaam van de bruid van wie Christus de Bruidegom is. Het is de eerste, belangrijkste en exclusieve vergelijking die elke andere die er tegenstrijdig mee is uitsluit.  Het is evident dat vanuit dat perspectief de bruid steeds gevoed wordt door het leven, het voedsel, het Bloed zelfs, het zaad van haar Bruidegom. Zij leeft slechts door haar Bruidegom, zij is uit hem voorgekomen, zij is door hem gevoed, zij leeft slechts voor hem. Zo is de Kerk, unieke bruid van Christus, op geen enkele manier te vergelijken met de andere godsdiensten.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit «Het mysterie van Christus en de Kerk»