20 MAART 2022

Gods grootheid – mijn nietigheid

GOD, zoals elke morgen aanbid ik U in het besef van uw onmetelijke Heiligheid en toch met een groot geloof in uw goedheid en grootmoedigheid tegenover mij, een zondaar die Gij tot deze morgen in leven hebt gelaten. Mochten Sint-Jozef en de H. Maagd Maria, onze voorbeelden en beschermers, voor ons in de Hemel tussenkomen opdat dit gebed zou leiden tot goede voornemens, opdat ik U zou kennen én mezelf. Ave Joseph, Ave Maria.

Want ik heb nood aan uw genade, mijn God, en aan uw hulp, aan uw doordringend licht om te begrijpen dat Gij oneindig zijt en dat ik oneindig niets ben. Tijdens mijn meditatie zal ik een beroep doen op alle heiligen van het Oude Testament (zoals Mozes bij de brandende braamstruik bijvoorbeeld), die als eerste deugd de verering hadden van uw grootsheid, uw verhevenheid, uw eindeloze volmaaktheid en het besef van hun eigen laagheid en nietigheid. Ik zou reeds graag deelgenoot zijn van hun deugden.

En eerst en vooral, mijn God, zou ik de onderdanige en kinderlijke vrees willen hebben die de grote heiligen van het Oude Testament hadden tegenover uw grootsheid en het besef van hun nietigheid: Abraham, Izaäk, Jacob, Mozes, Ezechiël, Jeremias en de anderen laten niet de minste zelfvoldaanheid zien, overtuigd als ze zijn van hun kleinheid tegenover U, mijn God!

Wie ben ik om mezelf te verkiezen boven hen, die zichzelf beschouwden als ellendige en nutteloze schepsels? En hoe heb ik in mijn leven de vermetelheid me nuttig, noodzakelijk te achten, mijn God? Want telkens als ik uw wet trotseer, trotseer ik uw macht; en die zonde heeft de hoogmoed als wortel. Ach! Wie zal me bevrijden van die zelfvoldaanheid, van die kijk op mezelf die me belet, o mijn God, mijn blik oprecht naar de Hemel te richten waar U heerst op uw troon van heerlijkheid? En wie zal ervoor zorgen dat ik mezelf vergeet om U te aanschouwen, te eerbiedigen, te gehoorzamen en te beminnen?

Ik denk aan de Moabitische vrouw Ruth op het platteland van Bethlehem… Haar nederigheid en verpletterend gevoel niets waard te zijn lagen aan de basis van haar heiligheid en hebben haar de genade geschonken van haar meester en van God.

Ik denk aan David die danste voor de ark zonder vrees voor spot en schande.

Ik denk aan Isaïas in de Tempel van Jeruzalem, gegrepen door uw Majesteit, o mijn God… en nochtans zo ontdaan van zichzelf dat hij niet vreesde zich aan U aan te bieden voor een zending die U hem voorstelde. En ik denk aan al die heilige patriarchen en profeten!

Hoe kan ik me als een belangrijk iemand beschouwen tegenover zovele getuigen die zichzelf, in zo’n hoge situatie, beschouwd hebben als stof en nietigheid!?

Ik zou U willen beminnen, mijn God, en geloven in uw liefde enkel omdat Gij goed en beminnelijk zijt en Gij heel het traject aflegt om dichtbij mij te zijn, om met een grenzeloze liefde het meest nietige van uw schepselen te omringen; en Gij handelt zo opdat ik, tot in het diepste van de gelijkheid die de liefde tussen U en mij schept (wat een onpeilbaar mysterie, mijn God!) en van de gemeenschap die deze liefde voortbrengt, ik nooit zou vergeten dat Gij alles zijt bent en ik totaal niets! Ja: mocht ik steeds het gevoel van uw volmaaktheid en genade bewaren en het heel nederige gevoel dat ik U alles verschuldigd ben en niets verdien; dat alles het effect van uw genade in mij is.

Uw dierbare ouders, Jezus, waren zich bewust van hun nietigheid en uw grootheid omdat ze wisten dat ze alles van U kregen op hetzelfde ogenblik waarop het tegendeel het geval leek te zijn. Mocht ook ik me onderwerpen aan hen die Gij mij zendt en in elk geestelijk gezag het uwe, mijn God, herkennen. Ik wil mij in het leven slechts laten leiden door uw licht dat me door mijn oversten doorgegeven wordt en zo zal ik me in een bevoorrechte situatie bevinden die in mij de hoogmoed, de ijdele roem en het belang dat ik aan mezelf hecht zal doden. Zo zal ik vandaag mediteren om de Vasten verder te zetten in eerbied, vrees en tegelijkertijd liefde voor U.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 5 maart 1978