20 FEBRUARI 2022
Nederigheid en vriendelijkheid
DEZE passage van het Evangelie waarin Jezus ons aanbeveelt onze vijanden lief te hebben spoort ons aan te mediteren over de zachtmoedigheid en nederigheid van Jezus’ Hart. We moeten van Jezus die dagelijkse, broederlijke vriendelijkheid leren waarbij het menselijk individu verdwijnt en het goddelijk wezen als het ware zijn plaats inneemt.
Jezus is heilig: hij is geboren om Koning der koningen en Heer der heren te zijn. Hij is onovertroffen superieur tegenover alle mensen die Hij ontmoet. Welnu, in het Evangelie zien we hem oprechte, eenvoudige en directe banden aanknopen met iedereen, met wie Hij ook maar tegenkomt. Dat is wat de Z. Charles de Foucauld noemde: een “universele broeder” zijn.
Het is een mysterie van eenvoud omdat Jezus helemaal niet oploopt met zichzelf; Hij vergelijkt zich niet met de andere (zoals de Farizeeër doet), maar Hij «vergeet» zijn onnoemelijke superioriteit! Terwijl hij die ijdel is steeds bezig is met zichzelf te beschouwen en met de anderen alleen maar banden van berekening heeft. De eigenliefde, de overdreven achting die men heeft voor zichzelf, de dreigingen die de naaste lijkt te doen wegen op ons eigen ik, op onze ijdelheid… dat belet die openheid, eenvoud, universele broederlijkheid die we in Jezus zien. Teveel liefde voor zichzelf staat gelijk met geen liefde voor de naaste!
Jezus daarentegen bewondert de honderdman, bewondert de Kanaänitische vrouw… Hij bewondert, ja echt! Hij is vrij te bewonderen omdat Hij niet aan zichzelf denkt. Hij is niet gekomen voor zijn glorie: «Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.» Zo houdt Hij ons een juiste nederigheid voor, een veroverende nederigheid, een actieve nederigheid, een nederigheid die bevrijdend is voor zichzelf en de anderen verovert. Het is niet om hen voor zichzelf te veroveren, maar voor hun goed, opdat ze gelukkig zouden zijn. Kortom: men denkt aan de anderen, men vergeet zichzelf!
Ten tweede: «Weest barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is.»
Jezus navolgen betekent vol medelijden zijn en vergeven. Het is niet meer alleen een relatie aanknopen met de anderen, het is de schok ervan opvangen. Jezus weet als eerste dat Hij geslagen zal worden, vernederd zal worden, niet begrepen zal worden, ook niet door zijn apostelen die hard, ruw en onwetend zijn.
Elk contact met de anderen houdt immers een bedreiging in voor onze vrijheid, ons welzijn, onze rust. De ander ontmoeten betekent leren offeren. Als men medelijden heeft, kent men geen rust meer als de ander lijdt en men mee moet lijden… Onmogelijk om egoïstisch de bruggen op te blazen: we zijn dus niet langer vrij.
Dit medelijden wordt verrijkt door barmhartigheid in de mate waarin de ander tegenover ons tekortschoot in rechtvaardigheid, liefde, respect. De anderen op die manier benaderen, zonder vooringenomenheid, betekent bereid zijn vermorzeld, geofferd te worden. Jezus nu is het volmaakte Slachtoffer, vanaf het begin van zijn bestaan tot aan het einde. Hij komt de mensen tegemoet; Hij weet goed dat Hij vermorzeld zal worden, Hij weet dat Hij ook bemind en getroost zal worden. Telkens als Hij, de Zoon van God die daartoe mens geworden is, een mens benadert, begint een avontuur en een drama waarvan God alleen het geheim kent. Zal die mens vriend of vijand zijn? Zal hij trouw of afvallig zijn? Zal hij een godslasteraar zijn of God aanbidden?
Als we Jezus willen navolgen in dat medelijden en die vergeving moeten we verzaken aan ons egoïsme. Jezus is goed, oneindig goed. Hij die gezegd heeft: «als iemand uw onderkleed wil afnemen, laat hem dan ook het bovenkleed, en als iemand u vordert een mijl met hem te gaan, ga er dan twee met hem» (Mt 5, 40-41), zal zich laten uitkleden zonder een kreet, zonder een traan. Hij vergeeft onophoudelijk. Daardoor zien we het reusachtige werk dat we bij onszelf te doen hebben. Dat gaat onmogelijk zonder Gods genade! Het is onmogelijk te doen zonder de morele en theologale deugden! Onmogelijk zonder de gaven van de H. Geest, dat wil zeggen zonder een waarachtig mystiek leven!
Ten derde: «Bemint uw vijanden, doet goed en leent zonder iets in ruil te verwachten. Dan zal uw beloning groot zijn en zult gij zonen van de Allerhoogste zijn, want Hij van zijn kant is goed voor wie ondankbaar is en slecht.»
Jezus navolgen door met iedereen broederlijk om te gaan en zich bij voorbaat laten beroven, zijn rechten met de voeten laten treden, brengt die derde etappe mee die erin bestaat de gekruisigde Jezus na te volgen. Jezus werd immers zijn leven lang gekruisigd, dat wil zeggen dat Hij door met de mensen in relatie te treden hun zonden op zich nam. «Hij heeft zich voor ons tot zonde gemaakt», zegt Sint-Paulus. Wat een dwaasheid! Het is een dwaze liefde die naar de dood leidt! Zo begrijpen jullie, dierbare vrienden, waarom Jezus op een dag gezegd heeft: «Niemand is goed dan God alleen.»
Wie van ons kan na deze woorden van zichzelf beweren goed te zijn? Dat is onmogelijk sinds Jezus ons Gods goedheid heeft geopenbaard! Maar wat mogelijk wordt, is dat bij de gedachte aan die barmhartige liefde die Jezus naar het Kruis voert, we zachtmoediger worden, onszelf een beetje vergeten en verzaken aan onze belangen, onze ijdelheid.
Dat zou moeten! Als iemand in een gezin een goed hart heeft, wordt heel het gezin hierdoor verlicht en uiteindelijk geheiligd en gered. Als in een kloostergemeenschap iemand heilig en minzaam is, iemand het beeld van God, van Jezus en van de H. Maagd Maria draagt, wat een weldaad is dat dan, wat een vreugde en opgewektheid worden dan verspreid en meegedeeld!
Laten we dus leerlingen van Jezus zijn: tot ons heil, tot glorie van God, Vader, Zoon en H. Geest, tot vreugde van de engelen en de H. Maagd Maria, van de heiligen, maar ook om onze broeders in dit leven te helpen. Het leven is geen lachertje! Mocht onze liefde het verlichten met zijn zachte licht om onze broeders te helpen naar de Hemel te gaan, met de goede hulp van het Onbevlekte Hart van Maria.
Broeder Bruno van Jezus-Maria
Uittreksels uit de preek van 16 april 2005