1 APRIL 2022

De genade en de barmhartigheid

OP deze vijfde zondag van de Vasten laat de Kerk ons mediteren over het ontroerend verhaal van de overspelige vrouw, waarin we zien hoe Jezus Schriftgeleerden en Farizeeën, zijn tegenstanders, in verwarring brengt door de weg te openen naar genade en barmhartigheid.

«Jezus begaf zich naar de Olijfberg. ’s Morgens vroeg verscheen Hij weer in de Tempel en al het volk kwam naar Hem toe. Hij ging zitten en onderrichtte hen.» Het protest van de vijanden  van Jezus gaat over zijn kwalificaties om te onderrichten, omdat hij geen “letteren gestudeerd” heeft aan de school van de Schriftgeleerden en Farizeeën. Toch blijft Hij rustig verder met gezag onderrichten, zoals een nieuwe Mozes, maar groter dan deze.

«Toen brachten Schriftgeleerden en Farizeeën Hem een vrouw die op overspel was betrapt. Zij plaatsten haar in het midden en zeiden tot Hem: “Meester…”» Wat een hypocrieten! Hij is hun Meester niet, omdat ze Hem willen oordelen en reeds veroordelen… Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl ze overspel bedreef. Nu heeft Mozes ons in de Wet bevolen zulke vrouwen te stenigen. Maar Gij, wat zegt Gij ervan?” Ze zeiden dit om Hem op de proef te stellen, zodat ze iets concreets zouden hebben om Hem te beschuldigen. En niet uit bekommernis om de Wet te doen naleven!

De valstrik om Jezus bij het volk in diskrediet te brengen is goed gespannen. Als Hij antwoordt dat men de Wet moet toepassen en die vrouw stenigen, is Hij niet alleen niet groter dan Mozes, maar toont Hij zich een alledaagse Jood die zoals iedereen onderworpen is aan de Wet. En dus zal Hij moeten erkennen dat Hij eveneens flagrant betrapt is op ongehoorzaamheid aan die Wet door op de sabbat een lamme te genezen. Maar als Hij zich boven de Wet van Mozes plaatst en verklaart dat men die vrouw niet mag stenigen, brengt Jezus zichzelf in diskrediet door zich handlanger te maken van overspel… O ja! De valstrik is goed gespannen.

«Jezus echter boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond.» De gebaren van Jezus zijn nooit willekeurig. Dit gebaar verdient des te meer onze aandacht omdat het de enige gelegenheid is waarbij we Jezus zien “schrijven”. Groter dan Mozes, stelt Hij zich op gelijke voet met Jahweh door zijn nieuwe Wet te schrijven, van afkeuring van de zonde maar van barmhartigheid voor de arme zondares… Wet die meteen van kracht wordt:

«Toen ze bij Hem aanhielden met vragen, richtte Hij zich op en zei tot hen: “Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen.”» Woorden van ongeziene wijsheid, die spreekwoordelijk geworden zijn, waardoor Jezus ontkomt aan de valstrik die Hem gespannen werd omdat Hij in zijn volmaakte heiligheid soeverein vrij is: Toen zij dit hoorden, dropen ze een voor een af, de oudsten het eerst.” Niet omdat zij grotere zondaars waren, maar omdat ze meer inzicht hadden.

«En Hij bleef alleen achter, met de vrouw die nog midden in de kring stond.» Zoals de H. Augustinus het prachtig formuleert: “Nog twee bleven over: ellende en barmhartigheid.” Nochtans lijkt het dat alleen de aanklagers zich teruggetrokken hebben vermits de vrouw nog steeds “in het midden” stond.

«Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar: “Vrouw, waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?” Zij antwoordde: “Niemand, Heer.” Toen zei Jezus tot haar: “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.”»

Dit is het laatste woord van het verhaal van de H. Johannes. Zo erkennen al die Joden dat ze zondaars zijn en geven Jezus gelijk als Hij Nicodemus zegt dat al hun werken slecht zijn. In het bijzijn van Jezus, die de harten doorgrondt, heeft niemand een steen durven oprapen om de Wet van Mozes toe te passen. Daardoor beschaamt Jezus niet alleen zijn tegenstanders, maar opent Hij een nieuwe en evangelische weg naar genade en barmhartigheid.

Abbé Georges de Nantes
uit CRC nr. 343 van februari 1998