6 MAART 2022

Godvruchtig en vurig zijn Vasten houden

VOOR het Tweede Vaticaans Concilie was de Vasten echt een aanzienlijke beproeving. De boetedoening die wij nu bescheiden gaan doen is dermate licht en symbolisch dat het hypocriet zou zijn als we een zuur gezicht zouden trekken. Dan zou voor ons de waarschuwing gelden waarmee Jezus in het Evangelie als volgt de Farizeeën ontmaskert: «Jullie hebben jullie loon in deze wereld ontvangen; maar in de komende wereld zullen jullie hiervoor niet beloond worden, verre van.» Of ook nog: «Verzamel schatten in de Hemel en niet op aarde want niet de aarde is belangrijk, maar de Hemel.» Inderdaad, geprezen worden om zijn “grote heiligheid” en zijn “grote boetedoening” is niet het belangrijkste, maar wel God in de Hemel behagen.

Jezus wil ons de waarheid onder ogen brengen. Jezus leert de zijnen enkel voor God, onze hemelse Vader, te handelen. Bemerk dat Jezus niet «God» zegt zoals filosofen en geleerden; Hij zegt: «Uw Vader in de hemel»; het is voor jullie Vader in de hemel dat jullie werken.

We kunnen dus een eerste voornemen maken: glimlachend en vreugdevol de Vasten beginnen. Het gaat om een redelijke, gematigde vreugde, in afwachting van de vreugde van Pasen die des te groter, zuiverder en schoner zal zijn naarmate we eraan gedacht hebben boete te doen.

Vervolgens zullen we ons herinneren dat de eerste boetedoening die God van ons vraagt, zoals Onze-Lieve-Vrouw van Fatima geopenbaard heeft, die van onze plicht van staat is. Laten we wat we moeten doen, goed doen en niet langer middelmatig.

De tweede boetedoening is tegenspraak of tegenwerking aanvaarden: we moeten die allemaal ondergaan in deze slechte wereld, in de ontspoorde Kerk van vandaag. Hoeveel slecht nieuws overvalt ons niet voortdurend en drukt ons te neer! We moeten dat aanvaarden als boete in de Vasten.

De derde boetedoening zijn al die kleine dingen die ons, in de naaste of onszelf, aanzetten tot het stellen van kleine symbolische handelingen van onthechting. Zo zullen we toch een aantal keren per dag tot de goede God zeggen dat zijn bijzonder minzame wil het moet halen op onze heel egoïstische wil en dat we voor Jezus’ liefde in staat moeten zijn enkele offers te brengen… Zo oefent men zijn wil die, zoals alle lichamelijke of geestelijke vermogens, sterker wordt als hij wordt getraind.

In de Vastentijd zullen we dus de gewoonte aannemen tegenslagen genadevol te aanvaarden, te overstijgen wat ons doet walgen of onszelf iets dat we graag hebben ontzeggen.

«Maar dat is vreselijk!» zal je me zeggen. Probeer het… Doe het eenmaal, tweemaal; en je zal zien dat het je uiteindelijk geen moeite meer zal kosten. Als we zo handelen, zullen we het eerste doen wat Jezus ons vraagt: boete doen.

Maar dat was slechts ons eerste voornemen: boete doen. We moeten hieraan een tweede toevoegen: het doen met de glimlach. Ook al moet boetedoening discreet gebeuren, moet ze toch openbaar zijn,  of men nu in een klooster of een gezin is. Men hoeft zich niet te verstoppen om boete te doen; alleen moet men ze doen met een vreugde en hartelijkheid die haar aanvaardbaar en zelfs beminnelijk maakt voor de anderen. 

Zo zou de Vasten een tijd moeten worden van bijzondere vriendelijkheid tegenover elkaar. De liefde door de glimlach, door de vriendelijkheid, in de gesprekken, de onderlinge uitwisselingen van liefde zijn meer waard dan gelijk welke boetedoening of tuchtiging.

Derde voornemen tenslotte: de liefde tot Jezus. Want als we gedurende die veertig dagen symbolische daden van boete gaan stellen met een zekere blijdschap, zal dat vooral zijn om God te tonen dat we van Hem houden! Die kleine offers moeten even zovele kleine stapjes naar het Kruis zijn. We zullen dus proberen onze ziel meer open te stellen om concreet te mediteren over het vreselijke lijden van Jezus, onze Verlosser en Hem die we onze Bruidegom durven noemen, tijdens zijn Passie.

Zonder ons teveel vermoeid te hebben en de boetedoening van de Vasten met een zekere rust en vrede te hebben gedaan, zullen we op woensdag in de Goede Week de juiste ingesteldheid hebben, na ons gezuiverd te hebben door een goede biecht, om de drie zo korte dagen van het heilig Triduüm door te brengen in grote eenheid van hart met Jezus. Maar die eenheid zal des te oprechter, dieper en door God beloond zijn naarmate onze Vasten oprecht, vreugdevol, liefdevol en vroom zal geweest zijn.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 28 februari 1990