1 MEI 2022

Verschijning bij het meer van Tiberias:
Geloof - Hoop - Liefde

MIJN God, ik aanbid U hier aanwezig in het Allerheiligste Sacrament des altaars. In deze paastijd zou ik me bijzonder in tegenwoordigheid willen stellen van uw heilige, levende en glorievolle Mensheid onder ons. Ik vraag U mijn voornemens, gedachten, verbeelding en wilskracht geheel te willen richten op de overweging van uw zalige Verrijzenis. Ik wil in mij de zekerheid en de herinnering doen opleven over uw verschijningen aan hen van wie Gij hield. Gij hebt hen vervuld van vreugde alvorens hen op zending te sturen.

Ik zal mijn ogen richten op de oevers van het meer van Tiberias waar uw goedheid zo duidelijk tot uiting kwam. Ik stel me teder en vroom de oevers van het meer voor in de mist van die mooie ochtend. Hoe goed en schoon zijt Gij, Jezus! Wat een verhevenheid in de grootste eenvoud van de Man van Nazareth, gestorven en verrezen!

Ik wil me tot doel stellen de christelijke vreugde te ervaren en ze te behouden opdat ze als een verdedigingswal zou zijn tegen mijn bekoringen en ondeugden. Deze vreugde is heilig want ze neemt me op in uw aanschouwing.

Ik beschouw de personen en hun wederzijdse relaties, vervolgens het mirakel van die nieuwe wonderbare visvangst. Ik ben in de boot met de apostelen. Een geheimzinnige man spreekt ons toe vanop de oever en raadt ons aan het net rechts van de boot uit te werpen. Petrus gehoorzaamt en op dat moment zien we met verbazing hoe het net zich vult. Zodra Joannes uitroept: “Het is de Heer!”, springt mijn hart op van vreugde in het Geloof, de Hoop en de Liefde die op dat ogenblik teruggevonden werden.

Ik bewonder de H. Petrus die in het water springt en tevoren toch de tijd neemt om een bovenkleed aan te trekken en zo behoorlijk gekleed voor de Meester te verschijnen. Met de andere apostelen en leerlingen haal ik snel het (zo zware!) net op en we roeien vervolgens krachtig naar de oever. Met hen kom ik tot U, vol vreugde, gezwind, vurig. Zoals zij vind ik in U opnieuw mijn kracht, vreugde, zekerheid, troost en vooral de vrede die men slechts vindt bij U, mijn Verlosser.

Onder uw blik ben ik in veiligheid en beschut tegen de aanvallen van de duivel; ik ben slechts standvastig en sterk in de deugd dankzij de goedheid van uw blik en uw liefdevolle glimlach. Gij geeft me terug de moed, de vurigheid van de Hoop, en daarom wil ik me door U laten aantrekken, Jezus, mijn enige vriend, mijn enige steun. 

Met de apostelen zijn we rondom U verzameld en gij geeft ons te eten… Wat een bekommernis! Wat een gebaar van liefde en toewijding van uw kant! Samen vormen we onderling en met U nog slechts één  hart; de liefde die heel uw wezen uitstraalt omhult ons. In onze harten ontbrandt de liefde, maar een liefde vermengd met deemoed, boetvaardigheid en berouw.

Met de gevoelens die passen bij mijn onwaardigheid zie ik me branden van een nieuwe vurigheid. Vanaf nu wil ik U volgen op een meer godsdienstige, zuiverder manier, in alle eenvoud en nederigheid. Daar waar Jezus’ liefde is, bestaat geen rivaliteit, verveling of droefenis meer. Ik moet in staat zijn mijn plaats te vinden in mijn gemeenschap en in de Kerk die de voortzetting is van uw apostolische gemeenschap.

Maar omdat onze geesten U helaas snel in de steek laten, wil alstublieft mirakels doen in ons leven om ons te bekeren! Open ook onze ogen voor zoveel weldaden en genaden die Gij ons dagelijks schenkt, opdat onze ziel zou ontvlammen zoals die van de apostelen en opdat in ons de kracht van Geloof, Hoop en Liefde opnieuw zou ontstoken worden. 

H. Maagd Maria, we vragen het aan U die leeft in volmaaktheid van Geloof, Hoop en Liefde. Gij zijt het die de apostelen het zo bemoedigende voorbeeld gegeven hebt van een volmaakt leven in eenheid met God door Jezus. Help ons dus op die weg, o lieve Moeder van de Hemel, zoals Gij de apostelen geholpen hebt door het werk van uw Zoon bij hen verder te zetten. Ze hebben er zo’n nood aan gehad… en ook wij hebben vandaag zo’n nood aan U in deze tijd van aanhoudende verwarring door de geloofsafval!

Abbé Georges de Nantes
Uit de meditatie van 23 april 1978