10 AUGUSTUS 2025
Richtlijnen voor tijden van vervolging
Jezus geeft zijn leerlingen duidelijke richtlijnen voor de tijden van vervolging die zij omwille van Hem zullen moeten ondergaan.
In het twaalfde hoofdstuk van het Lucasevangelie, dat de Kerk ons in deze augustusmaand laat overwegen, geeft Onze Heer Jezus Christus belangrijke richtlijnen aan zijn leerlingen: richtlijnen voor de vervolging die zij omwille van Hem zullen ondergaan.
We bevinden ons in de heilige stad Jeruzalem, in december van het jaar 29.
Deze richtlijnen richten zich niet alleen tot de eerste leerlingen die in zijn woord geloofden, maar ook tot de Kerk heel haar geschiedenis door. En ze raken ons des te meer nu wij onszelf in gelijkaardige omstandigheden bevinden: het Evangelie van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima wordt immers verworpen, we bewegen ons richting straf, lijden en vervolging. Maar op elk ogenblik en zelfs in de zwaarste beproevingen waakt de goede God over wie Hem trouw zijn:
“Ik zeg u, mijn vrienden: weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam doden, maar daarna niets meer kunnen doen. Ik zal u tonen wie gij moet vrezen: vreest hem die, als Hij gedood heeft, de macht nog bezit om in de hel te werpen. Ja, Ik zeg u: vreest hem!”
Beter sterven dan Jezus te verraden en in de hel te eindigen! Des te meer omdat onze hemelse Vader nooit hen verlaat die voor Hem lijden: “Worden niet vijf mussen voor twee penningen verkocht? En geen enkele daarvan wordt vergeten door God. Welnu, zelfs al de haren van uw hoofd zijn geteld. Vreest dus niet; gij zijt meer waard dan een zwerm mussen. Ik zeg u: wie Mij belijdt voor de mensen, hem zal ook de Mensenzoon voor Gods engelen belijden. Maar wie Mij verloochent voor de mensen, zal voor Gods engelen worden verloochend.”
Maar iemand uit de menigte, die blijkbaar de ernst van Jezus’ woorden niet heeft begrepen, zegt: “Meester, zeg aan mijn broer dat hij met mij de erfenis deelt.” Maar Hij zei hem: “Man, wie heeft Mij tot rechter of verdeler over u aangesteld?” Toen sprak Hij tot hen: “Past op en wacht u voor allerlei hebzucht; want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven is door zijn bezit niet verzekerd” (Lc 12, 1-15).
Wie leeft met het oog op het lijden, de dood en de verrijzenis begrijpt dat geld een obstakel en een bekoring kan worden. De vijanden van Jezus vallen op door hun geldzucht. Velen hebben Hem verraden omwille van geld of uit lafhartigheid, om hun maatschappelijke positie niet te verliezen. Jezus háát het geld, zei onze geestelijke vader vaak.
Om de leegheid ervan te tonen, vertelt Jezus de gelijkenis van de rijke man die na een goede oogst nieuwe schuren wil bouwen en tegen zichzelf zegt: “Rust nu maar uit, eet, drink en geniet.” Maar God zegt: “Dwaas, deze nacht eist men uw ziel van u op; en wat ge verworven hebt, naar wie zal het heengaan? Zó gaat het hem die schatten voor zichzelf belegt, maar die niet rijk is voor God.”
“Daarom zeg Ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat gij zult eten, noch voor het lichaam, waarmee gij u zult kleden. Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam is meer dan de kleding… maakt u niet angstig. Hiernaar vragen de heidenvolken ook; maar uw Vader weet dat gij dit allemaal nodig heb. Zoekt slechts zijn rijk en dit alles zal u worden geschonken als toegift. Weest niet bezorgd, kleine kudde; want het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te geven” (Lc 12, 22-32).
Het belangrijkste is dus: “een schat opbouwen in de Hemel”, zich voorbereiden op het eeuwige leven. Daarom moeten we altijd paraat zijn om voor de Heer te verschijnen: “Houdt uw lenden omgord en brandend uw lampen. Weest als mensen die wachten op hun heer, wanneer hij van de bruiloft komt, om als hij komt en klopt, terstond voor hem open te doen.”
De brandende lamp staat voor het licht van het Geloof, van de katholieke Waarheid, dat we ten koste van alles moeten bewaren in een afvallige wereld. De omgorde lendenen, legde abbé de Nantes uit, betekenen dat we waakzaam moeten blijven, niet verslappen; het betekent letterlijk de gordel aan te houden, niet toegeven aan gemakzucht en aan alle ondeugden die daaruit voortvloeien.
De Mensenzoon moet bij zijn terugkeer het Geloof nog vinden op aarde. Hij moet ons, door zijn genade, waakzaam en biddend aantreffen, trouw aan zijn gezegende Kerk, met onze lamp brandend in de hand.
En welke heerlijke beloning belooft Hij in ruil voor deze trouw? “Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakker zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u: Hij zal zich omgorden – Jezus zelf! – en hen aan tafel doen aanzitten en dan zal Hij hen de rij langs bedienen. […] Weest ook gij bereid; want de Mensenzoon komt op een onverwacht uur.” Petrus zei Hem: “Heer, zegt Gij deze gelijkenis voor ons of voor allen?” (Lc 12, 35-41).
Jezus antwoordt met de gelijkenis van de trouwe rentmeester die de Meester had aangesteld over zijn huis. Als die trouw is, zal hij bij de terugkeer van zijn Heer over nog meer worden aangesteld. Maar als hij zijn macht misbruikt om te eten, te drinken en zich te bezatten, dan zal hij samen met de huichelaars worden gestraft: “Daar zal geween zijn en tandengeknars” (Mt 24, 51). “Aan wie veel is gegeven, hem zal veel worden gevraagd; en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden geëist” (Lc 12, 48).
Laat ons dus het vaste voornemen maken om trouw te blijven in deze afvallige wereld en zeggen: Wat er ook gebeurt, wat de mensen ook zeggen of doen, ik blijf trouw. “Semper fidelis”, altijd trouw aan God, aan het geloof, aan de morele deugden, met mijn lamp brandend in de hand. De rest laat ik aan Gods wil over. Zo zal ik zijn Koninkrijk dienen op aarde en naar de Hemel gaan – en hopelijk nog enkelen meenemen op die weg, als God het wil.
Broeder Joseph Sarto
Uittreksels uit IER nr. 254 van april 2024