27 JUNI 2025
Waarom heeft het Hart van Jezus
onze liefde nodig?
Waarom wil Jezus, die ons bemint en ons door zijn heilig Lijden en zijn heilig Kruis heeft verlost, nu nog bemind, omringd en getroost worden door zijn Kerk en door de hele mensheid, generatie na generatie, door alle eeuwen heen?
Hebben wíj Jezus nodig? Het lijkt van wel: zijn werk is voltooid, Hij heeft ons alles geschonken; wij hoeven het alleen maar te ontvangen. Of moeten we daarentegen denken dat Hij onze hulp nodig heeft om getroost te worden? Bij zijn verschijning aan de H. Maria-Margareta Alacoque klaagde Hij erover dat Hij in zijn Lijden alleen was. Moeten wij dus tranen vergieten om Hem moed of kracht te schenken, dáár waar Hij nu is?
Ons antwoord is zonder aarzelen neen. De verrezen Heer sterft niet meer, Hij schenkt leven. Hij lijdt niet meer en als Hij al lijdt, dan is het in een mysterieus lijden: het goddelijke verlangen naar het heil van de zielen. Hij verkeert niet langer in angst; Hij is opgestaan en zijn vijanden kunnen Hem niets meer doen. Hij is met zijn verrezen mensheid binnengegaan in de glorie van de Vader.
Waarom vraagt Jezus ons dan om met Hem te lijden, ons te versterven, overvloedige tranen van medelijden te storten om zijn marteling?
Als Jezus ons vandaag, op dit hoogfeest van het H. Hart, gevraagd heeft om de Mis bij te wonen en aan de processie deel te nemen, heeft Hij dan een behoefte aan lofprijzing, aan extra glorie? Heeft Hij ons nodig om “reclame” voor zichzelf te maken? In zekere zin moeten we hier ja antwoorden. De glorie van God is natuurlijk volmaakt en de Vader schenkt zijn Zoon in de Hemel oneindige heerlijkheid. Maar op geheimzinnige wijze heeft Jezus zijn Kerk de opdracht gegeven om van generatie tot generatie de zielen te raken. Hij heeft ons om zo te zeggen zijn erfdeel nagelaten, het patrimonium van zijn zweet, zijn tranen, zijn bloed, heel de kostbare schat van de verlossing.
Als dus christenen massaal zouden afvallen, zou de wereld elke bron van licht en verlossing verliezen. Daarom staan wij hier om die traditie te verdedigen die Jezus ons heeft nagelaten: opdat er nog over Hem gesproken wordt in de nieuwe generatie en opdat zijn Offer niet vergeefs zou zijn. In die zin rust er een vreselijk zware verantwoordelijkheid op ieder van ons.
Ik zeg dit voor het verleden, maar ik zeg het ook voor de toekomst. Voel dus hoe Jezus u een zending van heil, medewerking, apostolaat toevertrouwt: met Hem en met de Kerk meewerken aan de redding van de wereld. Het is mysterieus en wonderlijk: de gekruisigde Christus roept ons, elke van ons, om zijn deel te dragen in de verlossing.
Maar er is iets diepers: de ultieme reden waarom Onze-Lieve-Heer riep: «Ik heb dorst!», alsof Hij werkelijk onze liefde nodig had, is dat Hij daarmee van ons wilde verkrijgen wat ons, op edele wijze, kan redden.
Als Hij ons medelijden vraagt, dan is dat niet om Zichzelf te troosten. Heel zijn troost vindt Hij in de schoot van de Vader, Hij heeft ons in die zin niet nodig. Maar Jezus weet heel goed dat, naarmate wij meeleven met zijn lijden, wij ook zullen delen in zijn heerlijkheid.
Wanneer Jezus vanaf het Kruis tot ons roept om deel te nemen aan zijn lijden, om de Kruisweg te gaan en tranen van medelijden te vergieten, dan doet Hij dat om onze harten zacht te maken, om ónze bestwil, niet de zijne. Het is, zoals de H. Paulus het zo treffend zegt: door ons eigen lijden voltooien wij wat nog ontbreekt aan het lijden van Christus.
Daar is dus het antwoord op onze vraag: Hem ontbreekt niets, uiteraard, maar wat nog ontbreekt, is onze deelname. Wat ontbreekt, is dat wij ons de weldaden van dat Kruis eigen maken; dat wij het waard zijn de genaden te delen die Hij voor ons heeft verworven op het Kruis. Het is zoals met de H. Bernadette, aan wie Onze-Lieve-Vrouw de Hemel had beloofd: «Ik beloof je niet je gelukkig te maken in deze wereld, maar in de andere.» Ze was dus zeker van haar redding, ze hoefde zich daar geen zorgen meer over te maken. En toch antwoordde ze, wanneer men haar geruststelde dat ze dus naar de Hemel zou gaan: «De Hemel? Ja, maar ik moet hem eerst nog verdienen!» Dat is het antwoord van de hele Kerk.
Jezus zegt: «Ik heb dorst!» omdat Hij wil dat wij naar Hem toegaan, dat wij Hem troosten en, doordat wij Hem troosten, wij zouden binnentreden in het mysterie van zijn Verlossing.
Dat is opnieuw een teken van liefde van Onze-Lieve-Heer: dat Hij ons een teken geeft en ons zegt dat Hij ons nodig heeft om onszelf te redden. Hij weet dat wij op Hem moeten gaan gelijken, om ons te zuiveren van ons egoïsme en onze trots, om verlost te worden van de straf voor onze zonden, om ons echt te bekeren en God welgevallig te zijn. Want de Vader houdt in ons alleen van het beeld van zijn welbeminde Zoon, doorboord aan het Kruis.
In de mate waarin wij dus op Hem gaan lijken, waarin wij tot Hem naderen, zal de Vader op ons een blik van welbehagen werpen en over ons en over de hele Kerk zeggen wat Hij eenmaal, tweemaal over Jezus Christus heeft gezegd: «Dit is mijn welbeminde Zoon, mijn welbeminde dochter, in wie Ik al mijn welbehagen heb gesteld.»
Dat is het geheim van dit Hart. Als het ons aantrekt om in Hem te leven, dan is dat opdat wij hier op aarde in Hem zouden lijden, om zo ooit zijn heerlijkheid in de Hemel te mogen delen.
Onze-Lieve-Heer wilde vanop het Kruis de aantrekkingskracht zijn voor onze harten, opdat wij dorst zouden krijgen naar Hem, zoals Hij dorst heeft naar ons en opdat wij elkaar zouden vinden in een wederzijdse liefde, hier op aarde en voor de eeuwigheid.
Daarom zeg ik: het is schoon wanneer kinderen, jonge meisjes, zich aan Hem toewijden op dit feest van het H. Hart. Zich toewijden aan dit Goddelijke Hart, Hem beloven de wereld te verlaten, afstand te doen van de duivel, van zijn pralerij en zijn werken, dat wil zeggen: van zijn feesten, zijn schijnbare luister, zijn blinkende betovering, zijn verleidingen, zijn slavernij, afstand doen van dat alles, waarom? Om naar Jezus toe te snellen, die ons zijn doorboorde handen en voeten toont, zijn geopende zijde, naar Hem toe te snellen om deel te nemen aan zijn lijden, om Hem lief te hebben in zijn lijden, om zijn Bloed en zijn zweet af te wissen, om Hem het grootste bewijs van liefde te geven en zo, hier op aarde trouw aan Jezus en zijn Kerk, reeds de weg te gaan naar de gelukzaligheid van de Hemel.
Abbé Georges de Nantes
Uittreksel uit de preek van 24 juni 1979