15 JUNI 2025
Het heerlijke mysterie van de H. Drie-eenheid
OP deze zondag van de H. Drie-eenheid staan we stil bij het mysterie dat het wezen zelf van God betreft, zijn intieme wezen. Het is het eerste mysterie, dat alle andere mysteries uitlegt en zonder hetwelk die onbegrijpelijk, zelfs onbestaande zouden zijn. Het is het mysterie van de ene God die leeft in drie Personen: de Vader, de Zoon en de H. Geest.
Het bestaan van God dringt zich op aan ieder eerlijk verstand, eenvoudigweg door de vaststelling dat wij zelf bestaan en door de goedheid en de schoonheid van al wat bestaat. Geen enkel schepsel heeft zichzelf voortgebracht. Alleen een oneindig wijze, goede en almachtige Schepper kan alles bestaan en samenhang gegeven hebben, elk schepsel met zijn eigen aard, in onderlinge verscheidenheid én in een wonderbaarlijke complementariteit die in hun diepste wezen ligt ingebed.
God openbaart zich door de hele schepping, maar Hij heeft ook tot de mens gesproken via zijn profeten. Zo heeft Hij gaandeweg zijn mysterie en zijn bovennatuurlijke bedoelingen onthuld. Wij weten dus dat Hij werkelijk in onze geschiedenis is tussengekomen: Hij verscheen aan onze eerste ouders, aan de aartsvaders, aan de profeten; Hij openbaarde zich als de Vader van zijn volk en kondigde de komst van zijn eigen Zoon aan, zijn eeuwig en enig Woord.
Vervolgens heeft Jezus ons geopenbaard dat deze Vader ook onze oneindig goede Vader is. Hij is het die alles uit liefde heeft geschapen, met als doel dat ontelbare wezens die op Hem gelijken zouden kunnen delen in zijn glorie en zijn eeuwige gelukzaligheid. Hij is de Schepper die dicht bij ieder van ons is, de Voorzienigheid die trouw en aandachtig zelfs het kleinste schepsel in het bestaan houdt en die alles leidt naar de vervulling van zijn bestemming. Hij is overal werkzaam, Hij weet alles, Hij ziet alles. Hij is een barmhartige Vader, traag tot toorn geneigd en vol liefde. Zelfs zijn toorn en zijn rechtvaardige straffen zijn tekenen van zijn jaloerse liefde. «God is liefde» (1 Jo 4, 8).
In God, Vader en Zoon, wordt ons ook een derde Persoon geopenbaard: de H. Geest.
Sint-Lucas beschrijft het Evangelie als het werk van de H. Geest vanaf het prille begin. Jezus is «ontvangen door de kracht van de H. Geest», Johannes de Doper is «al in de schoot van zijn moeder vervuld van de H. Geest». In dit verschil schuilt meer dan één nuance! Het is dezelfde onvermoeibare Geest die alles leidt. Hij drijft Jezus de woestijn in nadat Hij zich aan Hem, boven Hem, ten gunste van Hem heeft gemanifesteerd in de gedaante van een duif op de dag van zijn doopsel. Zo schenkt Hij aan de heilige Mensheid van Jezus de charismatische zalving die Hem wijdt tot profeet, priester en koning, voor de oprichting van een nieuw gewillig Volk, van een geestelijk en volmaakt Rijk van God.
De komst van de H. Geest in kracht gebeurt op Pinksteren. De elf apostelen rondom Onze-Lieve-Vrouw worden gewijd met dezelfde profetische, priesterlijke en koninklijke zalving die eerder over Jezus kwam. Hij daalde op hen neer als een krachtige wind en als vurige tongen. Ze werden «vervuld met inzicht en moed»: de kracht van de goddelijke Wil wordt hun gegeven. Ze beginnen te spreken, verrichten wonderen, overtuigen en bekeren de menigten.
De geschiedenis van de Kerk zou men kunnen lezen als de “Handelingen van de H. Geest”! De catechismus verwoordt het treffend: «De H. Geest bewaart de Kerk in de waarheid, heiligt haar en ondersteunt haar in haar strijd» Hij is altijd bij haar en dit gaat gepaard – althans in deze heldhaftige tijden – met wonderen, profetieën en overvloedige gaven of charisma’s.
Wij vieren vandaag niet het mysterie van één God met drie gezichten of drie verschillende wijzen van zijn. En het is ook niet het mysterie van drie Goden. Wat wij vieren is het mysterie van één God in drie Personen.
Alleen Jezus heeft dit mysterie aan de mensen geopenbaard tijdens zijn openbare leven. Hij is het die het met een volkomen helderheid uiteengezet heeft toen Hij zijn apostelen zond om alle mensen die in Hem zouden geloven te dopen «in de Naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest» (Mt 28, 19). De term “Naam”, in het enkelvoud, geeft aan dat de Drie één en dezelfde God zijn, één enkele goddelijke substantie of natuur. “De Vader, de Zoon en de H. Geest” verwijzen onmiskenbaar naar drie onderscheiden Personen, «in alles gelijk, want als één en dezelfde God bezitten zij alle drie dezelfde volmaaktheden», aldus de kleine catechismus.
De woorden “persoon” en, in het Grieks, “hypostase” zijn onfeilbaar door de Kerk gekozen om duidelijk te maken dat de Vader, de Zoon en de H. Geest bestaan zonder verdeling, zonder verwarring en niet slechts door een morele eenheid, maar werkelijk en wezenlijk: zij zijn Drie in één en dezelfde “substantie”.
De Vader brengt zijn Woord voort, de Zoon van God, die «één in wezen» met Hem is (Concilie van Nicea). Uit de Vader en de Zoon «als uit één enkel Principe» (Sint-Augustinus) komt de H. Geest voort, die dezelfde «aanbidding en verheerlijking» waardig is (Concilie van Constantinopel). Het zijn hun «wederkerige relaties» waardoor de Personen van elkaar onderscheiden worden en als zodanig bestaan en benoemd worden (elfde Concilie van Toledo). Dit is moeilijk, het overstijgt het menselijke verstand. God vraagt van ons dat wij in Hem geloven op zijn Woord – en dat is volkomen redelijk. Het is passend, rechtvaardig en heilzaam om te luisteren wanneer God zich openbaart aan zijn schepsel!
Toch is het de mens gegeven om een glimp van dit mysterie te mogen zien, aan te raken en te smaken, toen de Vader zijn Zoon in de wereld zond, mens geworden uit ons geslacht, en toen Hij zich openbaarde met een Stem uit de Hemel en hun H. Geest toonde die zweefde in de gedaante van een duif of later op de apostelen neerdaalde in een machtige wind, in de vorm van vurige tongen.
De beste en meest traditionele voorstelling die wij dan ook van de H. Drie-eenheid kunnen maken, is die welke zovele heiligen in visioenen hebben ontvangen, net zoals zuster Lucia van Fatima, in Tuy, op 13 juni 1929: onze hemelse Vader, als een eerbiedwaardige grijsaard, vol majesteit en goedheid, met open armen gebogen over zijn eniggeboren Zoon aan het Kruis, terwijl de H. Geest tussen hen in zweeft als een onbevlekte duif.
In dit beeld worden ons alle mysteries van onze heilige godsdienst getoond, die ontspringen aan het Hart van God onze Vader, van zijn gekruisigde Zoon en van hun gemeenschappelijke liefde: de Maagd Maria, Tempel van de H. Geest. We zien wie God is, hoeveel Hij van ons houdt en hoe Hij door ons bemind wil worden.
Ondanks alle aanvallen van de seculiere propaganda, die erop gericht is om ons en onze kinderen het geloof te doen verliezen, hebben wij geen enkele reden om te twijfelen, geen enkele aanleiding om ons af te keren van de goddelijke godsdienst waarin wij bij onze geboorte zijn gedoopt of waarin wij zijn gaan geloven door onze bekering. Want alles daarin is waar, alles is heilzaam, alles is onvergelijkelijk mooi en draagt het zegel van zijn goddelijke oorsprong. Daarentegen laten andere religies of ideologieën, door hun vele dwalingen, gruwelen en ellende, zien dat zij menselijke uitvindingen zijn.
Een katholiek hoeft zich dan ook alleen maar te verdiepen in zijn katholieke geloof; hij moet hem beoefenen, wordt geroepen hem te verdedigen en hem bekend te maken aan anderen, tot hun heil. Dat is het geloof waarin wij willen leven en sterven, om in de Hemel God de Vader te aanschouwen, zijn Zoon Jezus en hun gezamenlijke Duifje, de H. Maagd Maria.
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit “Heel onze godsdienst”,
een antwoord op de catechismus “Pierres vivantes”