27 APRIL 2025
De verschijning van de verrezen
Jezus aan zijn apostelen
19-20. «In de avond van diezelfde dag, de eerste dag van de week, toen de deuren van het huis waar de leerlingen zich bevonden gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden en sprak tot hen: “Vrede zij u!” En na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.»
Zijn handen en zijn zijde doorboord? Dat wisten we nog niet. De evangelisten vonden het niet eens nodig dit afschuwelijke detail te vermelden: Jezus werd met nagels aan het Kruis vastgehecht en niet vastgebonden met touwen. We zullen het zo meteen vernemen. Niets onthult beter de volkomen argeloosheid en echtheid van hun getuigenis.
«De leerlingen verheugden zich bij het zien van de Heer.» Wie zou dat niet zijn! Ook hier kon Johannes niet beter (en zonder berekening) het contrast tonen tussen de vurige liefdesbetuigingen van Maria Magdalena en de verbijstering van de apostelen, die bewijzen vragen! Maar hoe kan men nog twijfelen bij het zien van de glorieuze stigmata?
21-23. «Nogmaals zei Hij hun: “Vrede zij u! Zoals de Vader Mij heeft gezonden, zo zend Ik u.” En toen Hij dit had gezegd, blies Hij over hen en sprak: “Ontvang de H. Geest. Van wie gij de zonden vergeeft, hun zijn ze vergeven; van wie gij de zonden behoudt, hun zijn ze behouden.”»
Deze woorden vervullen de belofte van Johannes de Doper, die verkondigde dat Jezus de Verlosser van de wereld zou zijn: «Zie het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt» (Jo 1, 29). De Doper had ook verkondigd dat hij de Geest uit de Hemel had zien neerdalen als een duif en op Hem blijven rusten: «Ik heb het gezien en ik heb getuigd: Hij is de Zoon van God» (Jo 1, 34).
«Hij is het die doopt met de H. Geest», beloofde Johannes de Doper. Heel het vierde Evangelie is doordrongen van deze verwachting van de H. Geest, zonder wie Jezus zijn leer niet in volle kracht en vruchtbaarheid kan geven. Hij sprak tot doven, omdat de Geest hun nog niet was gegeven, aangezien Jezus nog niet verheerlijkt was.
Maar na zijn Verrijzenis draagt de adem van zijn Lichaam, de adem van zijn mond van vleesgeworden Woord de beloofde H. Geest. Zo schenkt Hij de apostelen de macht die Hem toebehoorde en die Hij tijdens zijn aardse leven gebruikte: de macht om zonden te vergeven en te behouden, de macht om te oordelen, om te vergeven en te veroordelen.
24. «Thomas, één van de Twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen toen Jezus kwam.»
Maria Magdalena had de Elf gewaarschuwd, rechtstreeks of via anderen. Waarschijnlijk daarom waren ze samengekomen en bespraken ze het gebeuren: sommigen twijfelden, maar behielden toch een vage hoop om de Heer te zien. Het was echter al laat en Thomas, koppig in zijn ongeloof, ging naar huis, als hij al niet geweigerd had te komen.
25. «De andere leerlingen zeiden hem dus: “We hebben de Heer gezien.” Maar hij zei hun: “Zo ik in zijn handen de wonden van de nagels niet zie en mijn vinger niet leg in de plaats van de nagels en mijn hand niet in zijn zijde steek, dan geloof ik het niet.”»
Nagels? Heer Jezus, Gij werd dus met nagels aan het Kruis gehecht! Gelukkig ongeloof van Thomas, dat ons zo’n onthulling schenkt! Het wordt generatie na generatie een bron van pijnlijk medelijden voor heilige zielen, tot aan de ontdekking door onze afvallige generatie van de “sporen van de nagels” op de H. Lijkwade van Turijn.
26-29. «Acht dagen later waren zijn leerlingen weer daarbinnen bijeen en ook Thomas was er bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden en zei: “Vrede zij u!” Daarna sprak Hij tot Thomas: “Leg uw vinger hier en bezie mijn handen; steek uw hand uit en leg ze in mijn zijde; en wees niet ongelovig, maar gelovig.” Thomas gaf Hem ten antwoord: “Mijn Heer en mijn God!” Jezus sprak tot hem: “Gelooft ge omdat ge Mij hebt gezien? Zalig zij die niet zien en toch geloven.”»
Johannes heeft het Hart van Jezus horen kloppen om ons de geheimen ervan te openbaren. Maar wat moest het dan zijn voor Thomas, die dat Hart met zijn vinger aanraakte en zijn hand langs de wonde in het geopende maar verrezen Vlees stak! Zijn uitroep verleent Jezus een titel die nog niemand Hem had gegeven: ze is niet alleen een volledige geloofsbelijdenis in Jezus’ goddelijke natuur, geboren uit het bewijs van de Verrijzenis en uitgesproken door de eerst zo ongelovige Thomas, maar ook een liefdesuiting die nooit meer zal uitdoven in het hart van de “gelovigen”, zelfs van hen die Hem nooit hebben gezien. Want van generatie op generatie «verkondigt de nagel, roept de wond het uit dat God werkelijk in Christus is en de wereld met zich verzoent.»
Bij zijn commentaar op deze tekst wijst onze vader, abbé de Nantes, er altijd op dat Jezus ook “acht dagen” eerder al aanwezig was, onzichtbaar, toen Thomas weigerde het getuigenis van zijn broeders te geloven en hun enthousiaste verslag woord voor woord met kille ontkenning pareerde, op niets anders vertrouwend dan op zijn eigen zintuigen. Jezus hoorde dit toen en besloot in te gaan op de eisen van de ongelovige. Maar tegelijkertijd openbaarde Hij de apostelen dat Hij, ook al is Hij onzichtbaar, altijd aanwezig is: «Zo worden wij gewaarschuwd dat Jezus bij ons is tot aan de voleinding van de wereld»: een aanwezigheid onder de vorm van afwezigheid, die de apostelen eraan went Jezus altijd bij zich te weten, zelfs als Hij naar de Hemel is opgevaren.
30-31. «Nog veel andere wonderen heeft Jezus in tegenwoordigheid van de leerlingen verricht, die in dit boek niet zijn beschreven. Maar deze zijn opgetekend opdat ge geloven moogt dat Jezus de Christus is, de Zoon van God; en opdat ge, door te geloven, het leven moogt hebben in zijn Naam.»
De verrezen Jezus verscheen dus, na zijn Moeder te hebben bezocht, aan Maria Magdalena om hun liefde te belonen en nieuwe vlammen in hun hart te ontsteken. Vervolgens toonde Hij zich aan zijn apostelen om hun zending te funderen op een ooggetuigenverslag, waarin wij allen worden opgeroepen te geloven, zodat ook wij tot de zaligen behoren die niet hebben gezien, maar toch geloven. Dit apostolisch getuigenis betreft feiten die lichtende “tekenen” zijn, door Gods eigen hand beschikt: het eenvoudige relaas ervan is zo vol intelligentie, wijsheid en barmhartigheid dat het hart van wie luistert het Hart van God ontmoet en daarin het Leven vindt door zich onder te dompelen in zijn Waarheid, bevestigd door zijn Bloed.
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit het commentaar op het Evangelie van Johannes
en CRC nr. 347 van juni 1998