17 APRIL 2025
Witte donderdag: Liefde tot Jezus,
doodsangst van de kerk
O mijn Jezus, hier zijn wij, verenigd om een uur bij U te waken en te denken aan uw doodsangst op de Olijfberg, terwijl uw leerlingen sliepen. Daaruit ontstond de vrome gewoonte van de christenen om in de nacht van Witte Donderdag aan de voet van het rustaltaar bijeen te komen. Zij willen U gezelschap houden en overwegen hoe Gij die strijd hebt gestreden tot op het ogenblik waarop Gij de kelk aanvaard hebt waarvan ons eeuwige leven afhing.
Vanavond willen wij ons hart bewegen tot medeleven, liefde en een diep verlangen om U na te volgen, om ons samen met U op weg te begeven in deze ballingschap en naar de Hemel te gaan met vele andere zielen in ons kielzog.
«Vader, niet mijn wil, maar de Uwe geschiede.» Wat buitengewoon is aan deze woorden is dat Gij, Jezus, in uw mensheid, dit offer niet wilde brengen, hoewel het heil van de wereld ervan afhing. Maar het was de wil van uw Vader, die alle mensen wilde redden. Hij wilde dit Kruis dat de redding van alle mensen zou bewerken. Het is uw hemelse Vader die U dit offer vraagt en Gij aanvaardt het ondanks uw angst en terneergeslagenheid als mens.
Gij hebt de zonden van de wereld op U genomen en deze last verpletterde U. O mijn Jezus, geef mij door uw H. Geest de genade om mee te lijden met uw pijnen.
«Waakt en bidt.» Door de intensiteit van uw pijn verlangt Gij naar menselijke troost. Gij wilt uw leerlingen leren bidden om sterk te zijn in de beproevingen. Als zij met U hadden gebeden, waren zij misschien niet bezweken in het uur van het gevaar. Ik zou willen dat Gij mij wakend en biddend vindt wanneer op een dag de beproeving komt, zodat ik niet val in de bekoring. Ik begrijp dat wij eigenlijk ons hele leven moeten bidden en waken om niet verrast te worden door de bekoring, want «de geest is gewillig, maar het vlees is zwak.»
Gij weet dat allen U zullen verraden. Daarom vraagt de Kerk ons om met U te waken zonder toe te geven aan vermoeidheid, opdat wij U niet verraden in het uur van de beproeving. Geef ons uw genade zodat wij trouw blijven.
«Een engel uit de Hemel»: Sint-Lucas leert ons dat God U, zijn geliefde Zoon, een engel uit de Hemel zond om U te sterken. O Jezus, de gedachte schiet me te binnen dat Gij nu in uw heerlijkheid zijt en uw tijd besteedt aan het doen van goed op aarde. Nu is het de Kerk die in doodsangst verkeert. Heer, als wij dezelfde bede mogen richten tot U die Gij tot uw Vader deed opstijgen, dan vragen wij U om erbarmen met uw Kerk, die vanavond in doodsstrijd is en uw gebed nodig heeft om niet in verzoeking te geraken.
Gij stond alleen op deze aarde tegenover het enorme Kruis dat Gij moest dragen. Vandaag ziet Gij uw Kerk verloren in een afvallige wereld. Wij durven te zeggen: «Zie neer, Heer, op uw Kerk in doodsstrijd, zie met hoe weinig wij zijn, hoe wij de verschoppelingen van de wereld zijn. In het besef van de toekomstige beproevingen, de last van het apostolaat, de hardheid van het dagelijkse leven in een heidense wereld, smeken wij u: zend ons uw engel, zend ons uw H. Geest.»
Gij hebt uw apostelen gevraagd om bij U te waken in die verschrikkelijke nacht, maar zij deden het niet. Wij vragen U om vannacht bij ons te blijven en wij weten dat Gij dat zult doen om ons te troosten. Wij hebben U nodig, wij zijn slechts kinderen. Niet voor uzelf vraagt Gij deze nacht om gebed, maar voor ons, opdat wij trouw zouden blijven.
O mijn God, kom uw Kerk te hulp in deze duisternis waarin het geloof verborgen is, waarin de rechtvaardigen verstrooid zijn en waarin de wereld brutaal triomfeert over uw Kerk. Sta de beproefden bij, de vervolgden, de eenzamen, de angstigen, diegenen die op het punt staan het geloof te laten vallen omdat het te moeilijk is. Er zijn zoveel zielen, mijn God, mijn Jezus, die in doodsstrijd verkeren. Wij weten dat Gij met hen meeleeft, want Gij hebt dit zelf doorgemaakt.
Uw kinderen zijn in doodstrijd om de Kerk. Mocht ons gebed ons moed, trouw en kracht in de bekoringen schenken en het verlangen naar het martelaarschap. Mocht de Kerk door ons gebed de genaden verkrijgen die nodig zijn om deze duisternis door te komen.
Laten wij nu even mediteren over de rampspoed van de Kerk, om ons hart tot medelijden met haar te bewegen en Jezus aan te sporen haar te bevrijden.
Wat gebeurde er aan het einde van dat Heilige Uur? Gij zijt voor de derde keer teruggekeerd naar de apostelen om dezelfde woorden uit te spreken, maar nu met een toevoeging: «Slaap nu maar. Waarom «Slaap»? Omdat Gij, Jezus, in dit gebed tot uw Vader de moed voor uw zending, uw gehoorzaamheid aan uw Vader had hervonden. Nu konden zij rustig slapen, want Gij hadt uw doodsangst overwonnen.
«Sta op!» Gij zijt klaar voor uw offer. Het is tijd om in actie te komen.
Wij zijn het wat moe en verlangen naar een wonder, wij zijn een beetje zoals de apostelen in de boot toen zij U wakker maakten. Het is ondraaglijk om te leven in de huidige wanorde van de Kerk. Wij betreuren de mooie dagen van weleer, waarvan wij de waarde niet hebben beseft. Nu wij beproefd worden, willen wij eruit ontsnappen! Maar Gij hebt ons het voorbeeld gegeven: zoals Gij hebt gedaan, zo moeten ook wij doen.
Zolang Gij deze beproeving wilt, moeten wij haar aanvaarden, haar met moed helpen dragen en fier zijn dat wij door U, mijn God, zijn uitgekozen om in dit moeilijke uur te leven.
Wij willen het vaste voornemen maken om elke dag ons kruis te dragen in uw voetsporen, om de kelk die Gij ons aanreikt te aanvaarden en met U te drinken, om zoals Gij de rug te rechten in het oog van de vijand, met vertrouwen, wetend dat onze kracht van boven komt. O, wat zal dit Heilige Uur ons goed hebben gedaan als wij, zoals Gij, onszelf transformeren om onze zwakheid te bekleden met uw kracht!
O lijdende Jezus, wij aanbidden U met eerbied, wij beminnen U om uw zo goede Hart, wij verlangen vurig U trouw te blijven en U niet te verlaten in het uur van beproeving, zodat wij U eens in de hemelse glorie mogen ontmoeten, opdat het getal van de uitverkorenen vol mag zijn en de vreugde volmaakt, tot lof en eer van uw heerlijkheid, in de eeuwen der eeuwen.
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit het Heilig Uur van Witte Donderdag 23 maart 1978