4 MEI 2025
“Nostalgische” verschijning
van de Verrezen Jezus aan het meer van Tiberias
De verschijning van de Verrezen Jezus aan het meer van Tiberias, die de Kerk ons op deze derde zondag van Pasen ter overweging geeft, heeft iets nostalgisch. De feiten zijn eenvoudig. Jezus had zijn apostelen profetisch verwittigd dat Hij hen na zijn Verrijzenis in Galilea zou ontmoeten. Over Galilea spreken, was mystiek gezien het paradijs op aarde oproepen. Het was immers aan de oevers van het meer van Tiberias dat de apostelen Jezus voor het eerst ontmoetten en zijn oproep kregen om Hem te volgen. Ze herinneren zich dat alsof het gisteren was.
Het was ook daar dat Jezus zich aan zijn leerlingen kenbaar maakte door een wonderbare visvangst. Jezus wil hen dus in Galilea ontmoeten om hen te herinneren aan de gezegende tijden van vroeger. Hij wil samen met hen de herinnering aan die gelukkige gebeurtenissen herbeleven.
Johannes schrijft dat de apostelen, teruggekeerd naar Kafarnaüm in Galilea, werkloos waren. Het leek alsof Jezus zijn belofte en afspraak was vergeten. Petrus zei tegen de anderen: “Ik ga vissen, want er is niets te doen, ik kan niet stilzitten.” Jezus is verrezen, maar Hij laat zich niet zien. De apostelen vissen de hele nacht zonder iets te vangen. Dan, in de mistige vroege ochtend, verschijnt Jezus aan hen. Een man op de oever roept hen alsof hij vis wil kopen. Hij stelt hen de vraag die je een visser die met lege handen thuiskomt beter niet kan stellen:
– “Hé, jongens, hebben jullie vis?”
– “Nee!”
– “Gooi jullie netten uit aan de rechterkant!”
Of je het net nu links of rechts uitwerpt, er zijn niet meer vissen aan de ene kant dan aan de andere. Maar toch gehoorzamen ze. Hebben ze een voorgevoel? Hebben ze Jezus herkend? Johannes was ongetwijfeld ontroerd door deze gestalte, deze stem die hen aansprak. Na een nacht vruchteloos vissen, werpen ze hun netten uit en onmiddellijk stromen de vissen toe. Een wonder! De netten dreigen te scheuren en ze keren vlug terug naar de oever.
Johannes zegt als eerste tegen Petrus: «Het is de Heer!»
Wie anders zou het kunnen zijn? Hij beseft dat hij de ervaring van hun eerste wonderbare visvangst opnieuw beleeft. Petrus, die sneller bij Jezus wil zijn, knoopt een schort om zijn middel en springt in het water om naar de oever te zwemmen. Moeizaam slepen de twee boten het net vol grote vissen mee.
Verbijstering. Het is alsof een film zich voor hun ogen afspeelt, waarin verleden en heden samenvloeien. Want deze Man is Jezus. Niemand durft Hem te vragen of Hij het wel echt is, maar er brandt een vuurtje met vis erboven en Jezus zegt tegen hen: «Breng wat van de vis die jullie net gevangen hebben.»
Een intieme uitnodiging om samen het ontbijt te bereiden. De apostelen zwijgen, Jezus ook. Ze herbeleven intens hun verleden en herinneren zich dat het na een wonderbare visvangst was dat ze de Heer Jezus gevolgd zijn, toen Hij hun zei dat Hij hen tot vissers van mensen zou maken. En nu is er een overvloed aan vis. Dat is het bewijs dat ze spoedig op missie zullen gaan, om de wereld te veroveren, want Jezus had hun gezegd dat ze tot aan de uiteinden van de aarde moesten prediken.
Na het ontbijt neemt Jezus Petrus apart en stelt hem drie vragen die het hart van de apostel verscheuren:
«Simon, zoon van Johannes, houdt gij meer van Mij dan dezen?» – «Ja, Heer, Gij weet dat ik van U houd!» – «Weid mijn lammeren…»
«Simon, zoon van Johannes, houdt gij van Mij?» – «Ja, Heer, Gij weet dat ik van U houd!» – «Hoed mijn schapen...»
«Maar Simon, zoon van Johannes, houdt ge meer van Mij dan dezen?» – «Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U innig liefheb.»
Petrus begrijpt dat hier zijn verraad wordt goedgemaakt. Hij had zijn Meester verloochend en nu moet hij zijn ontrouw goedmaken met een belijdenis van zijn trouw. Door zijn woorden: «Hoed mijn schapen», stelt Jezus hem aan als de herder van zijn kudde. Vervolgens kondigt Hij Petrus’ martelaarschap aan, dat zal plaatsvinden zoals Jezus laat verstaan.
Dit ochtendvisioen verdampt geleidelijk aan. De apostelen keren terug naar hun dagelijkse leven. Jezus verdwijnt. De volgende keer dat ze Hem zullen zien, is voor zijn grote vertrek bij de Hemelvaart. Ze staan aan het begin van een groot avontuur dat hen allemaal naar het martelaarschap zal leiden en uiteindelijk naar de eucharistische tafel van de Hemel.
We beginnen te dromen…
Laten we er zeker van zijn dat we Jezus op de grote ogenblikken van ons geestelijke leven zullen terugvinden. We zullen Jezus ontvangen in de Communie, waarin Hij ons voedt met zijn Lichaam, zijn Bloed, zijn Ziel en zijn Goddelijkheid, zoals hij de apostelen voedde met die vis, die natuurlijk het symbool van zijn eigen Persoon is.
Met Jezus kunnen we vol vertrouwen verdergaan en trouw blijven, door de genade van de H. Geest en onze toewijding aan de Maagd Maria.
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 27 juli 1996