8 JUNI 2025

De Geest van Liefde, totaal miskend

DE H. Geest is zwaar miskend. De Vader: alle lof gaat naar Hem. De Zoon is aan ons verschenen en blijft op vele manieren bij ons: als Meester en reisgezel, in de H. Hostie, in het Evangelie en aan het Kruis – het is allemaal één. Maar de Geest heeft zich alleen getoond in symbolen, als een verborgen aanwezigheid, omgeven door mysterie.

Hij is die stroom van vuur die de profeet Daniël zag vloeien vanuit de troon van God en die op een dag neerdaalde over de samengekomen apostelen. Hij is ook de rivier van levend water die opwelt uit de troon van het Lam in de visioenen van Johannes, zoals Hij ooit onstuimig opsprong uit de doorboorde zijde van Jezus en uiteindelijk stroomt over de vele hoofden van de gedoopten: levend water dat zuivert en op barmhartige wijze nieuw leven schenkt.

Vitrail du Saint-EspritHij is de Duif die stil over de Kerk van God zweeft na zich te hebben getoond boven het hoofd van  Jezus tijdens zijn doopsel in de Jordaan; de Geest die vanaf het begin over de oervloed zweefde om de schepping te ordenen ten dienste van de mens, zoals Hij ook boven de Maagd Maria zweefde om haar te heiligen en vruchtbaar te maken en zoals Hij ook boven ieder van ons zweeft om ons te vereenzelvigen met Christus Jezus.

Als we Hem niet goed kennen, deze hardwerkende en onvermoeibare Geest, zou dat dan niet komen omdat Hij te dicht bij ons is, te nauw vermengd met de bewegingen van ons innerlijke leven om ons door zijn aanwezigheid te verrassen en te fascineren? Is Hij niet in ons als een tweede natuur, zo nauw verstrengeld met onze gedachten en goede daden, zo discreet de bezieler van onze hemelse liefdes dat onze gebruikelijke blindheid ons doorgaans aan onze eigen geest doet toeschrijven wat van de Zijne komt?

Toch maakt de H. Geest zich elke dag en onophoudelijk met zachtheid kenbaar aan de aandachtige ziel... De mens, verscheurd en uiteengerukt door de tegenstelling tussen zijn lichaam en zijn geest, leert al snel welke angstaanjagende, zondige krachten hem verleiden en meesleuren. Van zodra zijn geestelijke energie een weinig verslapt, zijn vreugde hem verlaat, spreekt het vlees met zo’n autoriteit en overtuigingskracht, zo sterk en met zo’n levendige verbeelding, dat we uiteindelijk toegeven en het vlees volgen.

Hoe zwak is de geest, altijd geneigd zichzelf als overwinnaar te beschouwen, terwijl hij zo vaak zonder enig sterk argument en zonder enige moed staat tegenover de grillige, tirannieke en werkelijk weerzinwekkende eisen van het vlees! Zo is de huidige staat van de mens:  «Ongelukkige mens die ik ben,» roept Sint-Paulus uit, «wie zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood?»

Zonder de H. Geest is ons geloof duister, als een les die men op school heeft geleerd, maar die door de minste opflakkering van het vlees en de zgn. zekerheden van de zintuigen zonder strijd wordt overweldigd! En er is geen hoop, maar slechts de alles verterende hartstochten van de aarde voor de mens die aan zijn eigen zwakte is overgeleverd, want alles wat van God komt, ontgaat hem volkomen. 

Maar «de liefde van God is in onze harten uitgestort door de H. Geest die ons gegeven is», vervolgt de apostel, en ook: «De H. Geest komt onze zwakheid te hulp en bemiddelt voor ons met onuitsprekelijke influisteringen», totdat Hij ons uiteindelijk tot een nieuw schepsel maakt... Wie van ons heeft die zachte en krachtige overrompeling van de Geest van God niet gevoeld, die ons hele wezen opnieuw in evenwicht brengt door zijn kracht en goddelijke gaven?

Is het voldoende om zo in onze daden de aanwezigheid van deze zoete Gast van de ziel, deze Trooster, te erkennen? Natuurlijk niet. Het is goed voor ons en het behaagt Hem dat we Hem aanbidden in ons, Hem zelf kennen en met Hem spreken dankzij zijn gaven.

Het is door Hem te zoeken dat we Hem kennen, het is door Hem te kennen dat we Hem liefhebben, het is door Hem lief te hebben dat we ons hechten aan zijn impulsen, dat we Hem vuriger zoeken en dat Hij ons hart krachtiger in vuur en vlam zet. De aandachtige en nederige ziel wendt zich elk ogenblik tot Hem om zijn hulp te vragen. En door Hem onmiddellijk te ontvangen, wordt men afgewend van de werken van de dood en helemaal verlicht en doordrongen van de dingen van Boven. De ziel betuigt deze goddelijke Geest dan haar dankbaarheid en haar vreugde. Ze bewondert de zuiverheid, de heiligheid, de heerlijkheid van zo’n goddelijke Persoon die zich verwaardigt zich zo intiem en zo vaak aan haar mee te delen.

Dit gesprek tussen de ziel en de H. Geest leidt ongetwijfeld naar de Vader en naar Jezus Christus, het unieke model, maar de derde en onzichtbare Persoon verliest er niets bij, integendeel. Want hoe meer de ziel verrukt is in God, des te meer wordt en voelt zij zich overrompeld door de Geest van liefde, waarbij haar eigen natuur enkel nog gelijkenis is met de zijne en haar eigen wil enkel nog een vreugdevol “ja” aan de overstelping van deze stortvloed, deze pracht, deze zalige goddelijke vlam.

Sint-Paulus zegt dat we «deze vlam dragen in het lemen vat van ons aardse wezen.» Als dat waar is, mocht deze vlam de aardse klei van ons wezen dan glanzend en mooi maken als email, hem bakken en herbakken tot hij doorschijnend wordt als kristal, opdat uiteindelijk ons wezen nog enkel hemels zou zijn, vlam van vlam, licht van licht, liefde teruggeschonken aan Hem die voor ons enkel liefde is!

Abbé Georges de Nantes

Uittreksels uit de Lettre à mes Amis nr. 34, Pinksteren 1958