34. De sacramenten: eucharistische en mariale eenwording van hart
In de dagelijkse strijd vormt de Mis het bolwerk dat onmogelijk kan ingenomen worden dankzij de werkelijke, substantiële aanwezigheid van Jezus Christus.
De christen ziet Jezus, hij eet Hem en raakt Hem aan. Het is Gods Zoon in Persoon die zijn offer hernieuwt en zich verstrengelt met de ziel van de trouwe gelovige in de communie. Het is een mysterie “van Lichaam tot lichaam” met de bedoeling die ziel te hernieuwen door het middelaarschap van het Onbevlekt Hart van Maria.
1. Het H. Misoffer, waaraan de falangist dagelijks deelneemt in de praktijk of intentioneel, is bijgevolg de gedachtenis van Jezus’ mysterie, de hernieuwing van zijn lijden en dood die Hij zelf bewerkt in zijn Kerk om de vruchten ervan onophoudelijk te verspreiden en mee te delen aan al zijn broeders.
2. Zoals op Golgotha is de Onbevlekte Ontvangenis onafscheidelijk van haar Zoon: zij is Medeverlosseres telkens als het H. Misoffer wordt opgedragen. Het is in haar bedroefd en Onbevlekt Hart dat de falangist zich voorbereidt op het ontvangen van de Eucharistie. Hij weet dat de Maagd Maria altijd daar is waar Jezus verblijft, in alle tabernakels ter wereld. Zij is werkzaam bij Hem en met Hem, volgens haar eigen Hart dat antwoordt op zijn Hart. De falangist wil graag het H. Sacrament een bezoek brengen telkens als hij de kans heeft, om de zo misprezen Wezens die hem het dierbaarst zijn gezelschap te houden.
3. Maar in deze tijden van wereldwijde geloofsafval waarin de Mis steeds minder wordt opgedragen, put hij zijn dagelijkse genade uit de vereniging met het Offer van zijn Verlosser door het gebed dat de Engel geleerd heeft: « Allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en H. Geest, ik aanbid U diep neergebogen en ik offer U op het Allerkostbaarste Lichaam en Bloed, de Ziel en de Godheid van Jezus Christus, tegenwoordig in alle tabernakels op aarde, tot eerherstel voor de beledigingen, heiligschennissen en onverschilligheden waardoor Hij gekwetst wordt. En door de oneindige verdiensten van zijn Allerheiligste Hart en het Onbevlekt Hart van Maria vraag ik U de bekering van de arme zondaars. »
Hij weet dat hij op die wijze voor zichzelf en voor de arme zondaars, zijn broeders, genade en barmhartigheid kan verkrijgen van het eucharistisch Hart van Jezus en Maria, brandhaard van alle genaden, dat zo verlangt naar gebeden en ook zo verlangt ze te verhoren.
Omdat hij niet zo vaak de H. Communie kan ontvangen als hij zou wensen, maakt de falangist zich het gebed van de H. Teresia van het Kindje Jezus eigen: « Blijf in mij zoals in het tabernakel, verwijder u nooit van uw kleine hostie. »
4. Het middel tot die voortdurende vereniging met de Hemel is voor hem het rozenhoedje, dat als een “mis van de Maagd Maria” is: zozeer stemmen de vormen en gedachten van het H. Misoffer overeen met die van de vijftien mysteries van de H. Rozenkrans. Voor de falangist is het gebed tot Maria als de Eucharistie, het geestelijk brood van de arme. Bij elk weesgegroetje wil hij, door zijn spontaan en genereus offer, met Jezus nog slechts één Hart en één Hostie zijn, voor zijn eigen redding en die van de wereld en om de Maagd Maria, zijn Moeder, te troosten.