Pandemie tegen pandemonium
PANDEMONIUM betekent “ helse chaos ”. Abbé de Nantes gebruikte de term om de toestand van de Roomse Kerk weer te geven na de interreligieuze bijeenkomst in Assisi op initiatief van paus Joannes-Paulus II ( 26 oktober 1986 ) : « Wanneer men de Kerk losrukt van Christus om haar open te stellen voor alle soorten religies wordt zij een soort van pandemonium en herleidt men haar tot een Beweging voor Geestelijke Animatie van de Universele Democratie » of MASDU.
Dat pandemonium lijkt zijn hoogtepunt te bereiken onder het pontificaat van paus Franciscus, dat de mondaine successen aaneenrijgt : akkoord met communistisch China op 18 september 2018, verklaring van Abu Dhabi op 4 februari 2019 « over de menselijke broederschap voor de wereldvrede en het vreedzaam samenleven »... Maar plotseling vernietigt de barmhartige hand van onze Allerliefste hemelse Vader heel deze toren van Babel en doet veel antichristelijke illusies in rook opgaan ! Hij werpt het hedendaagse pandemonium omver door een pandemie die afkomstig is uit China en die elke vorm van “ samenleven ” verbiedt !
In tegenstelling tot de technocraten in Parijs, Brussel en Manhattan, die volkomen in gebreke blijven ten overstaan van deze goddelijke tussenkomst, tilt broeder Bruno de epidemie onmiddellijk op een hoger, bovennatuurlijk plan. Op 16 maart herinnert hij aan wat zuster Lucia van Fatima tegen pater Fuentes zei : « Geloof me, pater, God zal de wereld straffen en wel op een verschrikkelijke manier » ( 26 december 1957 ). Nu zijn we zover ! Onze prior legt meteen de nadruk op de enige echte remedie die ons ter beschikking staat : de rozenkrans. De moei
lijke tijd die wij allemaal doormaken, beroofd als we zijn van de sacramenten en vooral van de mis en de communie, vormt de gelegenheid om in de praktijk te brengen wat abbé de Nantes vroeger uitlegde : het rozenhoedje is de Mis van de H. Maagd, het drukt wonderwel de gedachten van het H. Misoffer uit en is hét middel om geestelijk te communiceren met de Hemel.
Op 24 maart schrijft broeder Bruno : « Ja, wij moeten erkennen dat deze pandemie een verschrikkelijke straf is, omdat Onze-Lieve-Vrouw van Fatima ons al honderd jaar vruchteloos verwittigt dat onze God in de wereld de devotie tot haar Onbevlekt Hart wil instellen en dat Hij werkelijk “ al te zeer beledigd ” is door onze weigeringen, onverschilligheid en beschimpingen. Onze Vader is boos, maar zijn woede verbergt zijn verdriet, dat in Fatima geopenbaard werd en dat de herdersjongen Francisco zo van zijn stuk bracht. De goddelijke barmhartigheid drukt zich uit doorheen de mond en de hand van de Plaatsvervanger van zijn Zoon, die ons uitnodigt tot de geestelijke communie van Jezus Christus, Onze Heer. »
Onze prior bevestigt zijn trouw aan de H. Vader en onderstreept alle reacties van Franciscus op de pandemie die tegemoetkomen aan de wil van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima, zoals de uitzonderlijke zegen Urbi et orbi met de eraan verbonden volle aflaat op 27 maart. En toch kunnen we alleen maar vaststellen dat onze paus meer dan ooit een « wankelende » Opperherder is. Hij weigert hardnekkig lessen te trekken uit de “ plaag ” die de wereld teistert. In plaats van er een genezende straf in te erkennen, een ultieme uiting van de goddelijke barmhartigheid om zijn rebelse kinderen weer tot Hem te voeren, spreekt Franciscus niet over zonde of berouw en nog minder over eerherstel voor de beledigingen aan het adres van God Onze Heer en zijn goddelijke Moeder. Integendeel, op 25 maart nodigt hij alle christenen uit om « allemaal samen » op het middaguur het Onzevader te bidden, als een « unaniem gebed ». Een interconfessioneel Onzevader om het feest van de Boodschap aan Maria te vieren, op het ogenblik van het Angelus ?
Nog pijnlijker is zijn sermoen van 3 april. Na de aangrijpende vertrouwelijke mededeling dat hij zoveel troost put uit het dagelijks inroepen van de Zeven Smarten van Onze-Lieve-Vrouw, wijst hij eens te meer af dat Maria Medeverlosseres is. Hij blijft doof voor alle verzoeken die hij al gekregen heeft ten gunste van dit zo aantrekkelijk privilege voor onze hemelse Moeder en herhaalt zijn minimalistisch refrein : de H. Maagd heeft haar Zoon geen enkele titel willen ontnemen, ze heeft niets voor zichzelf gevraagd. « Zeker », zegt broeder Bruno, « maar als het de goede God is die het wil, hoe kan de paus, die kind van Maria is zoals wij allemaal, dan weigeren om te gehoorzamen aan haar die hij “ moeder en leerling ” noemt ? Anders betekenen die woorden niets. » Door zijn koppigheid berooft de H. Vader de Kerk van de hulp van Onze-Lieve-Vrouw. Een tragische vaststelling, die ons echter niet mag doen wanhopen, maar ons moet aanzetten om nog meer voor hem te bidden, naar het voorbeeld van de H. Jacinta.
De paus zou een voorbeeld moeten nemen aan de bisschop van Cuernavaca, de hoofdstad van de Mexicaanse deelstaat Morelos, die zijn gelovigen herinnerde aan het grote gevaar voor verdoeming waarin de zielen verkeren : « De pandemie van Covid-19 is een schreeuw van God gericht aan de mensheid, met het oog op de sociale wanorde, de abortussen, het geweld, de corruptie, de euthanasie en de homoseksualiteit. »
Bij het begin van de Goede Week wordt onze prior zelf getroffen door het coronavirus en naar de kliniek overgebracht. Van op zijn ziekenhuisbed maakt hij ons duidelijk hoe wij de beproeving moeten heiligen : « Ik ben getroffen door een ziekte die de barmhartigheid verspreidt over een goddeloos en afvallig volk. We moeten ons deel ervan op ons nemen door ons te verenigen met Onze-Lieve-Heer, die heel het gewicht van onze zonden op zich genomen heeft. De Onschuldige, de Heilige Gods deed dat om erbarmen voor ons zondaars te bekomen... »
Goede Vrijdag is dit jaar van een sombere actualiteit. Bij het begin van de dienst werpt de celebrant zich ter aarde in een verduisterde kerk, voor een kaal altaar en een openstaand, leeg tabernakel. De liturgie legt ons de idee op van een verlaten Kerk, een Kerk die weduwe is. Meer nog dan de lockdown en de schrik voor de toekomst en de economische crisis valt ons het beroofd zijn van de sacramenten bijzonder zwaar. De overste van ons huis in Fons schrijft aan broeder Bruno : « Het meest indrukwekkend is de opschorting van de missen en van heel de Goede Week. Ik vind dat men daarin werkelijk de vinger kan leggen op de woede van God. Het is als een soort van excommunicatie door de goede God van alle christenen, zoals eertijds een paus dat deed voor een koning en heel zijn koninkrijk als ze zich slecht gedroegen. »
Broeder Bruno bevestigt dat vanuit het hospitaal : « Wat wordt er van onze godsdienst zonder het Offer van Witte Donderdag ? Wat betekenen de andere religies waarvoor Paulus VI de godsdienstvrijheid afgekondigd heeft ? Niets ! Wij zijn vandaag zonder God, zonder zijn Lichaam dat wij eten, zonder zijn Bloed dat wij drinken. Zonder die communie blijft er niets over, is er geen godsdienst meer. Dat is de waarheid ! »
Op paasdag krijgt onze prior te horen dat hij binnenkort weer naar ons klooster mag terugkeren. Deo gratias ! « In het ontzaglijk gevaar waarin onze afvallige wereld verkeert », luidt het in zijn laatste bericht, « is maar één zaak van dringend belang voor de redding van iedereen, op aards vlak en met het oog op de eeuwigheid : de toevlucht tot het Onbevlekt Hart van Maria. Onze Allerliefste hemelse Vader heeft ons honderd jaar geleden verwittigd van zijn wilsbeschikking om in de wereld de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria in te stellen. Vandaag begrijpen we waarom : het is het enige wat ons nog rest, het is alles wat nog overblijft van onze heilige godsdienst ! »
De apostel Johannes wou op het einde van zijn leven alleen maar het gebod van de liefde van zijn Meester herhalen. De kleine Jacinta gaf vlak voor haar overlijden als laatste aanbeveling aan Lucia mee : « Houd veel van het Onbevlekt Hart van Maria ». Ook broeder Bruno houdt niet op ons te wijzen op dat laatste redmiddel :
« In deze rampzalige tijden moeten wij het geloof van het Onbevlekt Hart van Maria navolgen : helemaal alleen heeft zij gewacht op de Verrijzenis van Jezus, op Goede Vrijdag en Stille Zaterdag, gedurende achtenveertig uur, zonder de minste aarzeling, terwijl alles voorgoed verloren leek in de ogen van al de anderen, van Maria Magdalena tot Petrus en Johannes. Zo ook, mijn liefste broeders en zusters, wachten wij op de verrijzenis van de Kerk door de macht van het Onbevlekt Hart van Maria, die er de Koningin van is vanaf de dag van Pasen. En wij doen dat met dezelfde onoverwinnelijke zekerheid. “ Regina Caeli laetare, alleluia ! ” »
broeder Guy van de Barmhartigheid
Hij is verrezen ! nr. 105, mei-juni 2020