25 DECEMBER 2020
Kerstmis, leerschool van Gods liefde
SAMEN met de herders van Bethlehem trekken wij deze nacht opnieuw naar de kribbe. Onze harten worden ontroerd als we het pasgeboren Kindje zien liggen. Het laat zich aanbidden, strelen, misschien zelfs kussen, zoals elk kindje blij is met de glimlach van «grote mensen», hoe lelijk of slecht ze ook zijn. En wij, volwassenen die dit kleine boeleke aanbidden, herinneren ons dat het de Heer van de wereld is, onze Meester en God. Onbegrijpelijk, die vermenging van glimlachende kleinheid en opperste grootheid! Het is onvoorstelbaar dat de almachtige God ons zijn Zoon schenkt in zo’n schone vorm. Het is in de kerstnacht dat de mensheid stopt met vrezen en weet met wat voor liefde haar God haar liefheeft.
Het is niet nodig om over het mysterie van deze geboorte geheimzinnig te doen uit kiesheid. Alles aan Jezus is puur en Jezus zuivert alles wat hij aanraakt. Als Hij geboren wilde worden zoals andere mensen – weliswaar uit een maagdelijke moeder – en wilde verschijnen onder de gedaante van een klein kind, dan schuilt daar geen enkele onwaardigheid in. Integendeel, het spreekt van een ware grootsheid: blijkbaar is er in het leven van de mens niets dat Jezus zelf niet wilde aannemen.
Bij de geboorte van een kind worden we altijd diep aangegrepen. Het is de manifestatie van een groot mysterie, en dat mysterie is verbonden met de liefde. Het is liefde die twee wezens verenigt en hen vruchtbaar maakt. De onophoudelijke opeenvolging van menselijke generaties is als een stille overwinning van de liefde op de dood. Jezus koos ervoor om geboren te worden, waarmee Hij bewees dat Hij een mens was zoals wij, maar het betekent veel meer: zijn hele wezen drukt de liefde uit van God voor zijn schepsel, zoals de liefde van een bruidegom voor zijn bruid. Kerstmis is door de Kerk altijd bezongen geweest als het huwelijk van God met de mensheid.
Toen God de mens schiep uit primitieve materie legde Hij deze grootsheid al in zijn schepsel, met het oog op de Menswording van zijn geliefde Zoon. Door te bepalen dat de man zich uit liefde met zijn vrouw zou verenigen en dat uit deze verbintenis kinderen zouden worden geboren, bedacht de Schepper de best mogelijke omstandigheden waarin Jezus te zijner tijd ter wereld zou kunnen komen.
Het was Gods wil dat ieder van ons veelvuldige ervaringen van liefde en moederschap zou hebben, zodat iedereen herhaaldelijk ontroerd zou worden door de bijna bovenmenselijke grootsheid die vervat zit in alle liefde en in alle moederschap. Op die manier zou de Openbaring van Gods liefde voor de mens een bekend beeld oproepen, dankzij de intieme ervaring van liefde en moederschap die in zijn eigen vlees en hart gegraveerd staan.
Zo is alle liefde – hoe arm en misleid soms ook – alle vaderschap en alle moederschap een genster afkomstig van de goddelijke zon die we in het stalletje vinden. En daarom voelt elk gezin op kerstavond een heilige vreugde. Terwijl de gezinsleden voor de kribbe verzameld zijn, voelen ze hoe hun onderlinge liefde groeit en op een hoger niveau wordt getild omdat ze een afbeelding is van de liefde van de Heilige Familie. «Laten we de mens maken naar ons beeld en gelijkenis», zei de H. Drie-eenheid op de dag van de schepping. Toen schiep God de eigenste mysteries van het menselijk leven, die vervolgens de tekenen van zijn liefde voor de mensen zouden worden.
Dit is wat ons zo sterk aangrijpt als we stoppen voor een nederig stalletje. We voelen ons bemind, met een krachtige en zachte liefde. Een liefde die ons heeft uitverkoren, die ons zoekt en tegelijk al bereikt, die ons beschermt en ons volgens haar wil naar ons hoogste geluk leidt. Waar anders zou dit duistere verlangen in onze ziel vandaan komen om nooit nog een andere liefde te kennen? Nu deze schitterende werkelijkheid tevoorschijn komt, verzinken alle aardse figuren in de schaduw. Dat is hoe we de lofzang op de maagdelijkheid in het Evangelie en in de brief aan de Korinthiërs moeten begrijpen...
Ja, de kortste weg voor het schepsel is om zijn God te kiezen als enige liefde, zoals het de kortste weg is geweest voor Gods Zoon om de mensheid te huwen in de schoot van een Maagd en geboren te worden in een lichaam als het onze. Een langere weg, maar ook een goede, gaat langs de persoonlijke ervaring van echtelijke liefde en vader- of moederschap naar God. Wie deze weg kiest, begrijpt in het stalletje van Bethlehem dat dit een wonderlijk geschenk van God is, zomaar gekregen, met als hoogste doel de harten te leiden naar de openbaring van de grootste Liefde, die zij in eeuwigheid zullen smaken.
Langs deze twee wegen en langs een aantal tussenliggende paden komen we allemaal samen bij de kribbe. Mocht het Kindje Jezus ons deze prachtige roeping opnieuw leren ! Mocht het ons de kracht van de goddelijke liefde voor ons en de grote zachtheid ervan laten ervaren! Ongetwijfeld zal het Kindje alle menselijke genegenheid in ons hart sterker en zuiverder maken, maar het zal dat vooral doen om ons te leren dat deze liefdes en deze vriendschappen in zijn ogen geen beter doel hebben dan ons te laten geloven in de goddelijke liefde. Want velen beantwoorden die liefde niet, omdat ze ons bevattingsvermogen zo ver overstijgt. En toch zou niets op aarde betekenis of grootsheid hebben zonder de goddelijke liefde die vanuit deze kerststal naar ons uitstraalt en ons uitnodigt er met even grote liefde op te antwoorden.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de Lettre à mes Amis nr. 5, Kerstmis 1956