10 JANUARI 2021
Jezus ontdekken in het spoor
van Sint-Marcus
SINT-MARCUS was de secretaris van Petrus. Zijn Evangelie is daarom het getuigenis van de Prins der Apostelen zelf. Petrus heeft het op schrift laten stellen en gepredikt aan de Romeinen, die niets wisten van het mysterie van Christus. De beste manier om door te dringen in dit mysterie van Jezus dat vandaag aan ons wordt geopenbaard, is door alles wat we al weten over Onze-Lieve-Heer te vergeten en ons in de geest van een Romein te plaatsen die interesse heeft voor de nieuwe christelijke religie, maar er niets van afweet. Je luistert dus voor het eerst naar het leven van Jezus.
«Aanvang der blijde boodschap...»
Het Evangelie is in de eerste plaats niet het verhaal van het leven van Jezus, maar de aankondiging van de Blijde Boodschap: het koninkrijk dat nieuw leven en geluk zal brengen aan de wereld. Wie is degene die komt en een nieuw koninkrijk sticht? Sint-Marcus is duidelijk: het is Jezus Christus, de Zoon van God en het is aan Hem dat we ons geloof, onze hulde en onze trouw moeten wijden als we gered willen worden.
Het Evangelie wordt als volgt ingeleid: «Zoals geschreven staat bij de profeet Jesaja: “Zie, Ik zend mijn gezant (…), de stem van een roepende in de woestijn. Bereid de weg des Heren, maak zijn paden recht”.»
Aan het joodse volk werd verkondigd dat de Heer of Jahweh – God dus – zal komen om zijn heerschappij op aarde te vestigen. Hij zal aan het volk worden aangekondigd zodat het op zijn komst voorbereid zou zijn. En er zal een man zijn die zal profeteren: «Bereid de weg des Heren.»
De man in kwestie is de oudtestamentische profeet Johannes de Doper: «Johannes de Doper was in de woestijn en predikte een doopsel van bekering tot vergeving van zonden.» Johannes wordt de Doper genoemd omdat dat is wat hij deed: mensen dopen in de Jordaan. Hij kondigde geen politieke heerschappij aan, maar een spirituele heerschappij die moet worden voorbereid door onze zielen te zuiveren. Dit doopsel bestond eruit zich te bekeren en vergeving te vragen voor zijn zonden, ter voorbereiding op het krijgen van die vergeving. Zonden vergeven is iets dat alleen God kan doen. Doorheen het hele Oude Testament was de vergeving van de zonden een verlangen dat leefde in de beste zielen.
Marcus vervolgt: «En zij liepen naar hem uit, het ganse land Judea en alle inwoners van Jeruzalem, en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden.»
Ten tijde van Johannes waren het de Joden die werden uitgenodigd om zich te laten dopen om deel uit te maken van het heilige volk, ter voorbereiding van de vergeving van hun zonden (het doopsel van de proselieten kwam pas later).
«Johannes droeg een kamelenhuid (…) en at sprinkhanen en wilde honing. En hij riep uit: “Na mij komt die sterker is dan ik”» Onze-Lieve-Heer is een atleet, een sterke man die komt vechten tegen de macht van de duisternis, vechten tegen de zonde die de wereld achtervolgt en die de joodse samenleving van die tijd domineerde.
«…en ik ben niet waardig mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken.» Kijk hoe superieur de persoon is die Johannes de Doper aankondigt! «Ik heb u met water gedoopt, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.»
Johannes de Doper maakt duidelijk dat er een verschil is tussen wat komen gaat en deze onderdompeling in het water van de Jordaan. Het doopsel dat Johannes toedient, is slechts een schaduw van wat komen gaat, de zeer onvolmaakte ritus die een andere, doordringende ritus aankondigt, een echte geestelijke zuivering. De H. Geest is de Geest van God, die de mensen tot zich trekt die voorbestemd zijn.
«En op hetzelfde ogenblik dat Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen. En er kwam een stem uit de hemel: “Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde; in U heb Ik welbehagen”.»
Deze uitdrukking van «de hemelen die openscheuren» komt maar één keer voor in de Bijbel, namelijk in hoofdstuk 63 van Jesaja: «Ach! Als u de hemelen zou openscheuren en zou afdalen!» Ze wordt letterlijk gerealiseerd en de apostel is zich daar duidelijk van bewust wanneer hij aan Marcus dit feit vertelt. Wat de profeet met zoveel aandrang vroeg, is werkelijkheid geworden: het is God die afdaalt naar de aarde.
Ook heel opmerkelijk is hoe de H. Geest boven het hoofd van de uitverkoren man zweeft en de stem van God die verzekert dat Hij de Veelgeliefde is, de uitverkorene van God in wie Hij welbehagen schept. Dit is een letterlijke verwijzing naar de profetie in de verzen van de lijdende dienaar in het Oude Testament.
Deze verwijzingen naar het Oude Testament zijn heel belangrijk. Wat God zegt, is een soort kroning van Jezus, de officiële erkenning van zijn majesteit, de geboorte van zijn koninkrijk en op dit uiterst plechtige moment zijn het de woorden van het orakel van Jesaja die worden herhaald. Zo wordt duidelijk dat het Jezus is van wie eeuwen daarvoor werd gezegd dat Hij de veelgeliefde van God is, die al Zijn gunsten ontvangt.
Wat gebeurde tijdens Jezus’ doopsel in de Jordaan is een trinitaire theofanie, een verschijning van God in drie Personen: de stem die vanuit de hemel spreekt (de Vader), de Geest die op Jezus rust (de H. Geest) en de Zoon, Jezus zelf. De woorden: «Jij bent mijn geliefde Zoon» verkondingen dat Jezus de befaamde knecht des Heren is over wie Jesaja sprak, de knecht die een hele weg zal moeten afleggen, die beschreven zal worden in dit Evangelie.
Stel jullie de Romein voor die de prediking van de H. Petrus hoort, die ontdekt dat het joodse volk een uitverkoren volk is, met profeten die al eeuwen gewacht hebben op iets uiterst belangrijks dat niemand anders ooit heeft kunnen openbaren: de vergeving van de zonden. Deze belofte van zuivering trok hen enorm aan – en daarin kunnen we onszelf herkennen.
Marcus waarschuwt ons vanaf de eerste regels van zijn Evangelie: we moeten ons bekeren, onze zonden belijden en spijt hebben. Dat alles is nodig om het nieuwe koninkrijk binnen te gaan dat wij vandaag aangeboden krijgen. We bevinden ons in dezelfde situatie als de jonge Romeinen die kwamen luisteren naar de prediking van Petrus. De bekering van onze zonden door het doopsel is de aankondiging van geestelijke heiligheid. Onze zonden zijn vergeven, dat is het diepe geluk dat wij, kloosterlingen, hebben en alle goede christenen na elke biecht. Dat is de genade en het geluk die ik jullie allen toewens.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de kloosterretraite van september 1986