2 APRIL 2021

Goede Vrijdag: binnengaan in het lijdend Hart van Jezus

HET kruis van Christus is niet enkel een wijsheid. Naast de menselijke en goddelijke wijsheid vinden we er ook een liefde in terug. Jezus Christus heeft geleden voor onze redding. Zijn martelaarschap, gruwelijke lijden en kruisdood – wreedheden die ons misselijk maken – waren door Jezus gewild uit liefde voor ons, omdat we groot gevaar liepen verloren te gaan. Wij waren op weg naar de eeuwige verdoeming. We gingen naar de eeuwige hel omwille van onze zonden. Wij beseffen dat het lijden van onze goddelijke Verlosser niet enkel menselijk gesproken mooi en wijs was; het was een onweerstaanbaar verlangen in het H. Hart van Jezus om ons te redden en het dwong Hem deze vreselijke vermorzeling te ondergaan.

Het kruis is een oproep tot liefde. Het is haast onmogelijk om op te kijken naar de gekruisigde Jezus, uit wiens lichaam, hart en wonden het bloed wegvloeide zodat wij gered zouden worden onder de enige voorwaarde dat we het zouden willen. We staan beschaamd omdat er zo weinig van ons gevraagd wordt.

Zelfs als we doordrongen zijn van de waarheid dat, wanneer we de H. Mis bijwonen, we alleen maar hoeven te putten uit de schat van verdiensten die Jezus voor ons verzameld heeft, toch voelen we de drang om uit dankbaarheid het mysterie van zijn lijden mee binnen te gaan, het verdriet van zijn H. Hart mee te dragen. De liefde dwingt ons het mysterie van dit lijden binnen te gaan, aangezien het een mysterie van liefde is.

Desondanks blijven de mensen van generatie op generatie ondankbaar, alsof er niets gebeurd is op Goede Vrijdag, en antwoorden ze niet op Gods liefde, geopenbaard in Jezus Christus aan het Kruis, door Hem een soortgelijke liefde te betonen.

En wat doet Jezus? Elke eeuw kiest Hij uit degenen die Hij liefheeft, zijn bruiden en dienaren, mensen uit die zijn lijden mee mogen dragen, zodat het volk dat hen omringt door medelijden bewogen zou worden en zich zou bekeren.

Dat is de boodschap van het H. Hart van Jezus aan de H. Margaretha Maria Alacoque in Paray-le-Monial. Uit Jezus’ woorden aan de heilige zuster is gebleken dat hoewel Jezus in de zaligheid van de Vader verkeert en Hem aanschouwt van aangezicht tot aangezicht, Hij toch nog de mogelijkheid heeft om te lijden voor de zonden van de mensen en om voor hen ten beste te spreken bij zijn Vader. Hij vraagt zijn bruiden en uitverkorenen om ervoor te zorgen dat zijn volk bekeerd wordt.

«Op dat moment deed Hij mij de onuitsprekelijke schatten kennen van zijn zuivere liefde. Hij deed me begrijpen hoe ver Hij gegaan was terwille van zijn liefde voor de mensen, van wie Hij niets dan ondankbaarheid en minachting terugkreeg. “Wat Mij veel meer na aan het hart ligt dan alles wat Ik heb geleden tijdens mijn Passie, is dat ze Me een weinig liefde zouden teruggeven. Ik zou niet meer denken aan wat Ik voor hen heb gedaan; Ik zou nog meer willen doen als Ik kon. Maar ze zijn kil en misprijzen al wat Ik met groot verlangen voor hen doe. Doe jij Mij tenminste het plezier om hun ondankbaarheid goed te maken, in zoverre je daartoe in staat bent”

Deze klacht van Jezus, geuit in het midden van de zeventiende eeuw, over de ondankbaarheid en de misdaden van de mensen, echoot in ons hart als een oproep tot eerherstel en overgave aan Hem.

Kunnen wij dan onberoerd blijven? We zijn ver verwijderd van de afstandelijke wijsheid waarmee we onze meditatie begonnen. We zijn terechtgekomen in een vurige liefde die ons niet loslaat. Als Hij zo intens van ons heeft gehouden, als onze ondankbaarheid en onze onverschilligheid Hem zoveel pijn doen dat ze de oorzaak waren van zijn Passie, dan kunnen onze bewogen harten niet anders dan ermee instemmen om Hem lief te hebben in zijn lijden, om te delen in zijn doodsangst. Zo kunnen wij echt met Hem meeleven en samen met Hem de Vader gunstig stemmen, samen met Hem en zoals Hem Gods genade verkrijgen voor de zondaars, om Hem, onze Bruidegom, gelukkig te maken door bij te dragen aan zijn grootse werk van Verlossing.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de retraite «Esquisse d’une mystique trinitaire» (oktober 1989)