Intrede in de Goede Week
met de Z. Maria van het Goddelijk Hart
LAAT ons bij de start van de Goede Week mediteren over een instructie van de Z. Maria van het Goddelijk Hart. Zij schreef deze neer op Palmzondag 1895 en ze betekende veel voor onze vader, abbé de Nantes, die helemaal opging in de gevoelens van deze heilige zuster vanaf de dag dat hij haar ontdekte:
«Morgen, geliefde zusters, treden we binnen in de Vasten. Om onze ziel in de juiste gesteldheid te brengen moeten we even stilstaan bij de grootsheid van de liefde die onze aanbiddelijke Heiland ons heeft betoond, de vrijgevigheid en de moed waarmee Hij voor ons leed, en daaruit lessen trekken voor ons eigen leven.
«De liefde wil zoeken naar het welzijn van de geliefde en ertoe bijdragen. Hoe groter de liefde, hoe vuriger en energieker dat verlangen. Met dergelijke schenkende liefde heeft onze Heer Jezus Christus ons lief. Hij ziet de mensheid in haar ketenen van slavernij van de duivel, verstoken van goddelijke genade en bevuild met de zonde, onder de toorn van de hemelse Vader. Geen enkel schepsel, mens noch engel, was in staat om Satans ketenen te verbreken, ons terug te geven wat we door de zonde verloren hadden en ons te verzoenen met de Eeuwige Vader. Toen bood de tweede Persoon van de H. Drie-eenheid zichzelf als offer aan. Omdat Hij door zijn goddelijke aard niet kon lijden of sterven, nam Hij ons sterfelijk vlees aan om de eer van de Vader te herstellen en om ons met Hem te verzoenen.
«Jezus heeft gezegd dat het grootste bewijs van liefde is zijn leven te geven voor zijn vrienden. Maar wat deed Hij zelf? Hij daalde af van de troon van zijn heerlijkheid om een leven van armoede en lijden te omarmen, en toen stierf Hij, niet voor zijn vrienden maar voor zijn vijanden, om terug te geven wat ze verkwanseld hadden.
«Ons hart zou een hart van steen zijn als we zulke taal niet wilden horen. We willen samen met de apostel uitroepen: “Hij hield van mij en gaf zichzelf voor mij over”. Ja, Hij hield van ons, voor ons welzijn. Hij hield van ons ondanks onze schuld, ondanks onze zonden, ondanks onze ellende, om ons de overvloedige vruchten van de Verlossing aan te bieden. Zijn leven lang heeft Onze-Lieve-Heer ons overtuigende bewijzen gegeven van zijn schenkende liefde. Het Evangelie verhaalt ons hoe Hij al weldoende rondging. En hoe meer het einde van Jezus’ leven naderde, des te sterker zagen we het vuur van zijn liefde branden, zoals een vlam in dubbele hevigheid flakkert vooraleer ze uitdooft. Hoe ontroerend zijn zijn woorden tijdens het Laatste Avondmaal: “Ik heb er vurig naar verlangd dit paasmaal met jullie te eten.”
«Waarom brandde zijn hart van dit verlangen? Om ons te laten zien dat Hij die de zijnen had liefgehad, hen tot het einde toe beminde. Inderdaad, Hij hield van ons tot op het einde van zijn leven, tot de uiterste grens van wat mogelijk is.
«Was het niet zijn grenzeloze liefde die Hem ertoe bracht het prachtige Sacrament des Altaars in te stellen? Het stelt ons in staat om louter genade en voordelen te bekomen die Hij binnen ons handbereik heeft gelegd. Hij, die met een enkele blik zijn vijanden kon neerhalen, heeft alleen maar goed gedaan voor hen. Hij bad nog voor zijn vijanden toen Hij aan het Kruis hing en smeekte de genade van zijn Vader over hen af. Tenslotte gaf Hij ons het geschenk van zijn allerheiligste Moeder, waarbij Hij de hele mensheid aan haar moederlijke zorg toevertrouwde. En zelfs na zijn dood, toen zijn lieftallige Hart al gestopt was met kloppen, was het vuur van zijn liefde nog niet gedoofd. Zijn Hart moest worden geopend en er moest water uitstromen om ons van onze zonden te reinigen. Zijn bloed moest stromen om ons te vullen met zijn genade en ons te bedwelmen met de wijn van zijn heilige liefde.
«Een andere uiting van liefde is medeleven met het verdriet en het lijden van onze geliefden. Ook dit bewijs van liefde heeft onze aanbiddelijke Meester ons gegeven. In de woorden die Hij sprak tijdens de wonderbare broodvermenigvuldiging, “Ik heb medelijden met deze menigte”, zitten de kenmerken van zijn liefde vervat. De barmhartigheid en goedheid van zijn H. Hart zijn als een oceaan zonder grenzen. Hij kan geen ellende aanzien zonder te helpen. Hij huilt bij de dood van Lazarus, hij weent en zucht over het verschrikkelijke lot van Jeruzalem dat zijn liefde, zijn verlangen om het te redden heeft afgewezen. Deze goede Heiland, die al onze zorgen deelt, vindt zijn geluk in het verlichten van onze last: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”
«Was het ook niet uit medelijden met onze ellende dat Hij de H. Eucharistie instelde? In het H. Sacrament vinden we een Trooster in ons lijden, een Genezer voor onze ziekten en zwakheden, een Raadgever bij onze twijfels, een veilige Toevlucht weg van de vervolgingen van de wereld. We vinden een Vader die dag en nacht over zijn kinderen waakt, een Vriend die onze noden kent, een Echtgenoot die de diepste gevoelens van ons hart leest.
«Op de kruisweg vergeet Hij zijn eigen lijden om de vrouwen van Jeruzalem te troosten. En aan het Kruis genageld biedt Hij zichzelf aan als slachtoffer voor de redding van de wereld. Daar bekeert Hij de goede moordenaar en opent Hij voor hem de poort naar de Hemel; dan buigt Hij zijn geliefde hoofd om ons de vredeskus te geven en om met ons te spreken over zijn ontferming, die Hem ertoe had aangezet om af te dalen tot onze afgrond van ellende.
«Dus laten we vertrouwen hebben, mijn geliefde zusters, in deze goede Meester en laten we Hem aan de voet van het Kruis vragen ook medelijden met ons te hebben en ervoor te zorgen dat wij ons nooit van Hem afkeren. Ook als we ten prooi zijn gevallen aan onze eigen fouten, wees niet bang.
«Jezus is onze hoop, Jezus is onze Redder. Laten we de belofte hernieuwen ons in al onze noden en al ons lijden tot Hem te wenden en laten we er zeker van zijn dat zijn Hart voor ons open blijft, altijd bereid om naar ons te luisteren, ons te troosten, ons te vergeven.
«Laten we onszelf opsluiten in het wonderlijke Hart van onze Bruidegom, laten we ons met Hem verenigen door het genereuze voornemen om niets dan Hem te zoeken en alleen voor Hem te leven en laten we moedig zijn in het vreugdevol brengen van offers! Laten we onze God, die zoveel van ons hield, niets weigeren! Zo zullen we steeds hechter met hem verenigd worden, tot aan het eeuwige paasfeest, dat voor ons ook de beloning zal zijn voor alles wat we hebben gedaan en geleden voor ons Goddelijke Voorbeeld.»
broeder Bruno van Jezus-Maria
uittreksel uit de preek van 2 maart 2014