17 JANUARI 2021
De vreugde volgeling te zijn
SINT-JAN de Evangelist is de leerling van wie Jezus hield. Deze bevoorrechte relatie was Johannes uiterst dierbaar en we kunnen zien hoe hij ons vanaf het begin van zijn evangelie wil laten proeven van de charme die Jezus’ eerste volgelingen voelden.
Het eerste hoofdstuk van het evangelie van Johannes toont ons Sint-Jan de Doper die tegenover de Farizeeën, die hem waren komen ondervragen, getuigt dat hij niet de Messias is, dat het zijn opdracht is een roepende te zijn in de woestijn: «Maak recht de wegen van de Heer…» Deze Farizeeën zijn vol van zichzelf, ze hebben de H. Geest niet, ze begrijpen de boodschap van de Doper niet, ze bekeren zich niet en vragen niet om de doop van boetedoening.
Zodra ze zich hebben omgedraaid, arriveert Jezus bij de Jordaan en dan komt het moment dat Sint-Jan in hem de Christus herkent. Jezus is «het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt». De Geest, in de vorm van een duif die uit de hemel komt, daalt op Hem neer en het is daardoor dat Johannes, aan wie voorspeld was dat hij een teken zou ontvangen, begrijpt dat hij de Messias voor zich heeft.
De volgende dag staat Johannes de Doper daar weer met twee van zijn discipelen. Hij «richtte het oog op Jezus die voorbijging» en zegt tegen zijn discipelen: «Zie het Lam Gods». De twee leerlingen horen deze woorden van Johannes en ze gehoorzamen hun meester, die Jezus aanduidt als de meester van hen allemaal. En dus volgen ze Jezus. Dat is een karakteristieke daad voor een volgeling. De discipel is blij om te gehoorzamen en te volgen.
«Jezus keerde zich om en toen Hij zag dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: “Wat verlangt gij?”» Jezus weet wel wat ze willen. Ze volgen Hem omdat ze naar Hem op zoek zijn. «Ze zeiden tot Hem: “Rabbi – vertaald betekent dit: Meester – waar houdt Gij u op?” Hij zei hun: “Gaat mee om het te zien.”»
Letterlijk staat er: «Komt en ziet.» Het zijn imperatieven, maar ze drukken gevoelens uit, want beetje bij beetje zien we hoe Jezus de positie inneemt van een Meester die roept, van een hart dat aantrekt. Deze woorden drukken de gretigheid van de leerling uit en de aantrekkingskracht van het hart dat hij wil volgen. Dit «Komt en ziet» is bemoedigend, maar koud. Jezus doet dat met opzet, zodat de leerlingen vrij zijn om hun ontdekking te doen. Het is de Vader die hen aantrekt, Jezus opent de deur voor hen en ze zullen blijven. «En ze zagen waar Hij zich ophield». Een eerste ontmoeting heeft altijd iets mysterieus.
«Waar houdt Gij u op?» Deze woorden hebben duidelijk een symbolische, wat raadselachtige betekenis. Jezus hield zich op bij God, woonde in God. En vanaf die dag woonden de discipelen bij Hem. Als iemand in God blijft, is het aan te raden om bij hem te blijven. Men zou kunnen zeggen dat Sint-Jan de Evangelist zijn hoofd al op het Hart van Jezus heeft gelegd, en Jezus’ Hart is dat van zijn Vader. Waarschijnlijk moeten we het hele evangelie van Johannes volgens deze symboliek lezen.
«De eerste die Andreas ontmoette, was zijn broer Simon.» Andreas is vol enthousiasme, hij ziet zijn broer en brengt hem natuurlijk meteen op de hoogte: «We hebben de Messias gevonden!» Hij brengt hem bij Jezus. «Jezus zag hem aan» en deze blik roept de woorden op: «Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas genoemd worden, dat betekent: Rots.»
Wat een doordringende blik! Wat een bovennatuurlijk woord! Het is de blik van de Schepper: deze man is veranderd en God zag dat het goed was. God ziet zijn schepselen, Hij geeft ze een naam en een nieuwe roeping. Petrus’ naam behelst het mysterie van zijn uitverkiezing. Petrus is de rots waarop de Kerk gebouwd zal worden.
Het is geweldig om een volgeling te zijn, om je door een meester geraakt en meegesleept te voelen tot God... De apostelen en vooral de H. Johannes hadden deze uitmuntende ervaring met Jezus in eigen persoon. Maar ook vandaag nog strooit de Kerk een vergelijkbare genade rijkelijk over haar kinderen uit door de sacramenten die haar priesters toedienen.
Het spreekt voor zich dat wanneer we deze wonderlijke relatie van leerling tot meester hebben, we ons levenspad met gemak kunnen volgen. Het houdt ons ook nederig, want we zijn er fier op toegelaten te zijn tot de kring rond de priester, zijn intimiteit te mogen delen, de vruchten te kunnen plukken van zijn wijsheid en zijn advies. Het is op die manier dat God zijn kinderen bij de hand leidt en hen de weg toont voor hun welzijn.
Gezegend zijn we als we een meester hebben, als we hem liefhebben en als alles daardoor gemakkelijk wordt!
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 9 november 1990