11 JULI 2021
De mystieke moraal van Sint-Paulus
De Kerk laat ons verschillende zondagen na elkaar nadenken over de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze. Op de weg naar Damascus had Sint-Paulus Christus gezien als het begin en fundament van alles. Laten we kijken hoe hij ertoe kwam om na deze beslissende gebeurtenis een mystieke moraal te prediken.
De morele leer van de H. Paulus is niet statisch. Ze ontwikkelde zich al naargelang de openbaring die Christus hem deed op de weg naar Damascus zich steeds dieper in Sint-Paulus verankerde.
Aanvankelijk predikte Sint-Paulus een ascetische moraal: een mens moet zich verdedigen tegen zijn lichaam, tegen het vlees. Maar de heilige apostel wijzigde zijn prediking toen hij een beter begrip kreeg van het mysterie van Christus tijdens zijn gevangenschap in Rome, in de jaren 62-63. Sint-Paulus ziet en begrijpt dan dat zelfs vóór de schepping van de wereld, dus boven tijd, ruimte en universum heen, de Mens Jezus Christus al bestond tussen God en ons. Deze man is de eerstgeborene van alle schepselen, Hij is in zichzelf vol goddelijkheid, zozeer zelfs dat Hij zowel het toppunt als het begin is van alles; in één woord: de pleroma. Dat is zijn roeping. God de Vader heeft het zo gewild: «Alles heeft God onder zijn voeten gelegd, en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als Hoofd gegeven aan de Kerk, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die het al in alles vervult» (Ef 1, 22-23). Deze mens Jezus Christus heeft daarom de roeping om, als hoofd van de schepping, haar te heroveren op de Vorst van deze wereld en haar te herstellen.
Deze nieuwe visie op de wereld, waarin Sint-Paulus Christus aan het begin en als het fundament van alles ziet, zal hem ertoe aanzetten een moraal te prediken die ik mystiek noem. Zijn nieuwe, mystieke blik doet hem inzien hoe alles geschapen en gewenst is in functie van Christus en de Kerk. De hele menselijke werkelijkheid wordt een sacrament van Christus. Zo komt het dat Sint-Paulus in de brief aan de Efeziërs een ongewone verheerlijking van het huwelijk neerschrijft. De vereniging van man en vrouw is nu voor hem integraal goed, want ze is het beeld of zelfs de sacramentele realisatie van de eenheid van Christus en zijn Kerk.
Aangezien we allemaal één zijn in de kosmische Christus door zijn kruis, wat zal dan zijn pastorale advies zijn? Wat moeten we in ons leven veranderen om leden van deze totale Christus te zijn, dat wil zeggen om deel uit te maken van de Kerk die het Lichaam is waarvan Christus het Hoofd is? Kortom: wat moeten we doen om deze eenheid van liefde en wijsheid binnen te gaan, een bijna goddelijke eenheid?
Het is erg makkelijk. We moeten samensmelten, opgaan in deze eenheid. We moeten ophouden te doen zoals Adam die in opstand kwam, waardoor hij zich afscheidde van Gods plan. Wij moeten daarentegen zijn Mysterie binnengaan om daar onze plaats in te nemen, die te allen tijde voorbestemd is. «Broeders en zusters, ik, de gevangene in de Heer, vraag u met aandrang: leidt een leven dat beantwoordt aan de roeping die gij van God ontvangen hebt, in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede; één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot een en dezelfde hoop, waarvoor Gods roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God en Vader van allen, die is boven allen, en met allen, en in allen» (Ef 4, 1-6).
Dat er maar één Lichaam en één Geest is, wil niet zeggen dat we elk niet onze roeping hebben: God de Vader heeft ieder van ons in Christus bedacht om een functie te vervullen, een taak op ons te nemen als lid van dit Lichaam. Wat moeten we dan doen? Ieder van ons moet zijn functie, zijn plicht goed vervullen om de volheid van het Lichaam te voltooien. Dus: «Laten wij de waarheid spreken in liefde en zo geheel naar Christus toegroeien. Hij is het hoofd waaruit het hele lichaam kracht put. Als een welsluitend geheel bijeengehouden door de steun van al zijn gewrichten bereikt het zijn volle wasdom door de werkzaamheid die ieder deel is toegemeten en bouwt het zichzelf op in liefde» (Ef 4, 15-16).
Zo ziet het nieuwe leven in Christus eruit. Het is relationeel: een geheel van relaties in de eenheid van één lichaam. Zo spreekt Sint-Paulus ons over de eenheid. Daarna, in verzen 17 en verder, geeft hij ons een idee mee van dit nieuwe leven: het is de naastenliefde. Christenen moeten de oude mens in zich afleggen, dat wil zeggen ze mogen niet meer leven zoals zij vóór hun bekering deden, toen ze zich onderwierpen aan alle instincten van hun verdorven wezen: «… dat gij de oude mens van uw vroegere levenswandel, die te gronde gaat aan zijn bedrieglijke begeerten, moet afleggen en dat geheel uw denken zich moet vernieuwen. Bekleedt u met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid» (Ef 4, 23).
We moeten ons altijd met Christus bekleden, want de Nieuwe Mens is natuurlijk Jezus Christus. Zich met de nieuwe mens bekleden is het Lichaam van Christus binnengaan om te leven van het leven van Christus, niet meer te zijn dan een ledemaat dat alle bewegingen en zijn instructies ontvangt van Christus, die er het hoofd van is.
Het is duidelijk een nieuwe moraal die alle werkelijke waarden, alle ware rijkdommen van het Lichaam, ik zou zelfs durven zeggen van het hele universum omvat. Zo ziet Sint-Paulus nu hoe alles doordrenkt is met Christus, doordrongen van het leven van de genade, vervuld met en getransfigureerd door de H. Geest.
Daaruit is ook zijn schitterende beschrijving voortgevloeid van de echtelijke liefde en van de liefde van Christus voor zijn Kerk (Ef 5, 21), die daarmee parallel loopt. Deze tekst kennen we goed; hij wordt vaak in huwelijksmissen voorgelezen. Het gaat over Christus die voortkomt uit de gedachte van God, die vóór alle eeuwen bestond en die naar de aarde wordt gestuurd om daar zijn bruid te zoeken, de zondige mensheid. Door zijn bloed aan het kruis te vergieten om haar te verlossen, zal Hij haar met zich verenigen zodat zij nog maar één lichaam met Hem vormt. Wij zijn – samen – stuk voor stuk geroepen om één lichaam te vormen met Christus zoals een bruid met haar bruidegom. Het is de totale vereniging van het verloste schepsel met de Zoon van God, zijn Schepper. Dat was het plan van God, uitgedacht vóór de eeuwen...
Abbé Georges de Nantes
fragmenten uit de communauteitsretraite over «Sint-Paulus, apostel en martelaar» (1972)