25 JULI 2021
De drie gouden spijkers van ons katholieke geloof
DE vermaning die Sint-Paulus vanuit de gevangenis in Efeze schreef aan de eerste christenen spoort ons aan om de mysterieuze woorden ter harte te nemen die zuster Lucia hoorde toen ze het Derde geheim van Fatima neerschreef, op 2 januari 1944: «In de tijd: één geloof, één doopsel, één Kerk, heilig, katholiek, apostolisch. In de eeuwigheid: de Hemel!»
Later, door ons te waarschuwen dat «we ons bevinden in een tijd van duivelse verwarring», probeerde zuster Lucia ons duidelijk te maken dat we leven in een wereld waar er alles aan gedaan wordt opdat we ons geloof zouden verliezen. Om gered te worden en naar de Hemel te gaan, moeten we ons hier dan ook tegen verzetten en beloven het katholieke geloof te behouden ondanks alle snode plannen van de duivel, de vorst van deze wereld.
Het katholieke geloof dat wij belijden, hangt aan drie «gouden spijkers», legt onze vader, abbé de Nantes, uit. Het gaat hier niet om holle ideeën of inconsistente mythen, maar om drie concrete, historische gebeurtenissen:
1. de zonde van de mens, door God geschapen en door God vereerd met zijn genade;
2. de verlossing door Christus;
3. de toegang tot het eeuwige leven.
Dit zijn de drie gouden nagels waaraan ons geloof hangt, dat niet gewoon een enthousiasme of een intieme ervaring is, maar een intellectuele zekerheid gebaseerd op historische feiten die zich aan het begin en in het midden van de geschiedenis hebben voorgedaan; de derde gebeurtenis zal aan het einde der tijden plaatsvinden, maar is al aangevangen tweeduizend jaar geleden, wat de apostelen deed zeggen dat we de laatste tijden zijn binnengegaan.
Dit zijn feiten, gebeurtenissen die we alleen kennen uit de Openbaring die in de H. Schrift staat, dus door het geloof in deze Openbaring.
Geloof is geen mening: het is een bovennatuurlijke deugd waardoor we weten dat Jezus Christus, Zoon van God en Zoon van Maria, de Verlosser van de wereld is en dat er een prachtige Hemel is waar God, Vader, Zoon en H. Geest, zichzelf tot de eeuwige beloning wil maken van degenen die hun hoop en hun liefde op Hem hebben gesteld.
Er bestaat geen zekerder kennis. De wetenschappen blijven hypothetisch: je bent nooit ergens zeker van als je een echt wijze wetenschapper bent. Terwijl het geloof, opgehangen aan deze drie gouden nagels, onfeilbaar is.
Maar als je een van deze gouden spijkers weghaalt, stort de religie letterlijk ter aarde: het doel van al het werk van de mens zal niet meer zijn om naar de Hemel te gaan, maar om voor zichzelf het best mogelijke natuurlijke leven te organiseren op deze aarde. Zo zien we vandaag bv. hoe men in de Kerk zelf niet meer gelooft in de erfzonde, de eerste gouden spijker waaraan alles ophangt. En het Kruis van Christus heeft geen betekenis meer als er geen erfzonde was! En de Hemel, het enige echte doel van al ons streven, verdwijnt achter de horizon...
Hoe gaan we dit bovennatuurlijke leven binnengaan dat ons hier beneden voorbereidt op onze intrede in het eeuwige leven van de Hemel? Door de H. Hostie die de Zoon van God is, mens geworden; en niet alleen mens geworden, maar die onder deze gedaante tot ons komt, zich aanwezig stelt en zich manifesteert aan ons als ons brood en onze wijn.
Door het communiceren van dit brood dat écht zijn Lichaam is en van deze wijn die zijn Bloed is, ontvangen we werkelijk het leven dat in Hem is: het leven van een slachtoffer dat is geofferd voor onze redding en opgewekt uit de dood en dat vervolgens is opgestegen naar de Hemel, vanwaar Jezus neerdaalt wanneer de celebrerende priester de woorden van de consecratie uitspreekt. Deze gemeenschap met Jezus geeft ons, als ze frequent is, een intimiteit met Onze-Lieve-Heer die ons zijn Hart openbaart, zijn H. Hart zoals het zich in de zeventiende eeuw aan de H. Margareta Maria Alacoque openbaarde in Paray-le-Monial, maar dat tot op de dag van vandaag miskend is.
God heeft ons uit liefde geschapen en Hij heeft het hele universum voor ons gemaakt. Toen zond Hij zijn Zoon, Jezus, die een sterfelijk lichaam aannam om voor ons te herstellen wat we door Adams fout hadden verloren, namelijk de genade en de belofte van bovennatuurlijk leven, het gezegende leven in de Hemel. «Voor altijd, altijd, altijd.»
Het is deze buitengewone en onvermoeibare liefde van Jezus voor ons die tot uiting komt in het embleem van pater de Foucauld: het Hart met erbovenop het Kruis, eigenlijk een samenvatting van heel onze heilige religie. Want toewijding aan het H. Hart is niet alleen een privé-aangelegenheid of een persoonlijke devotie. Het is tegelijkertijd een volgzame beantwoording aan specifieke wensen van God. God houdt van ons en zijn liefde is veeleisend, Hij reikt ons een manier aan om te volgen. Het Hart van Jezus heeft zijn kijk op de wereld, het wil heersen. Een heerschappij van zachtmoedigheid, een heerschappij van tederheid, heiligheid en reinheid, maar ook een veeleisende heerschappij met zijn specifieke verlangens, die niet zozeer stroken met de onze.
Het is een uitnodiging tot een vereniging van Hart tot hart, in toewijding aan het Eucharistische Hart van Jezus en met de zekerheid dat dit Hart de bron is van alle goedheid, van alle troost, van alle energie, van alle heiligheid, van alle apostolische moed.
broeder Bruno van Jezus-Maria
uit een preek op 15 juni 2008