1 AUGUSTUS 2021
Het brood des levens
«Brood voedt en ondersteunt het leven. Om niet te sterven moeten we ons lichaam onderhouden met voedsel en brood is onze basis. Brood is wezenlijker voor ons lichaam dan enig ander voedsel, het is voldoende om van te leven. De ziel, fysiek gesproken, heeft van God een leven ontvangen dat niet kan worden uitgedoofd: ze is onsterfelijk.
Maar het leven van genade, dat we ontvingen bij ons doopsel, het leven van heiligheid, duizend keer edeler dan het natuurlijke leven, kan ook niet zonder voedsel. Het hoofdvoedsel ervan is Jezus in de H. Eucharistie. Een leven dat door berouw en boetedoening hervonden is, zal worden vervolmaakt door de Eucharistie. Zij zal ons zuiveren van onze gehechtheid aan de zonde, onze dagelijkse zonden uitwissen en ons de kracht geven om trouw te zijn aan onze voornemens en de stenen voor onze voeten wegnemen zodat we niet voortdurend hervallen.»
«Onze Heer Jezus Christus zei: “Als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet (...), hebt gij het leven niet in u.” Over welk leven gaat het hier? Het leven van Jezus zelf: “Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.” Wie zich met dit Voedsel voedt, ontvangt er de substantie zelf van. Jezus zal zichzelf niet in ons veranderen: Hij zal ons omvormen naar een andere Jezus.»
«Ons lichaam ontvangt in de communie een belofte van wederopstanding. In dat tweede leven zal het rustiger zijn en meer onderdanig aan de ziel. Het zal na onze dood rusten in het graf, met in zich de eucharistische kiem, bron van een glorie die veel schitterender zal zijn op de Dag der beloningen.»
«Maar we eten niet alleen om te blijven leven: we eten om aan te sterken, in de mate waarin ons werk het vereist. Eten om niet dood te gaan is niet echt wijs: dat is bijlange na niet voldoende. Het lichaam moet kunnen werken en daarvoor moet het niet op zichzelf teren – het zou snel gedaan zijn – maar het moet draaien op de energie die we in ons voedsel vinden. Je kan niet geven wat je niet hebt: een man die veroordeeld is tot zwaar werk en ‘s avonds ontdekt dat er onvoldoende voedsel is, zal snel zonder krachten vallen.»
«Hoe meer we tot God willen naderen en de deugd willen beoefenen, des te meer moeten we strijd verwachten. Daarom moeten we ook meer kracht putten om niet verslagen te worden. Voor al deze worstelingen van het christelijke leven zal alleen de Eucharistie je voldoende kracht geven. Gebed en vroomheid kwijnen spoedig weg zonder de Eucharistie. Het vrome leven is slechts een voortdurende kruisiging van onze natuur, en op zich is er niets aantrekkelijks aan: men gaat het kruis niet tegemoet als men zich niet stevig en tegelijk zacht ondersteund voelt. Het is een duidelijk principe: vroomheid zonder de communie is een dode vroomheid.»
«Ga maar eens na bij jezelf: toen je ooit je communies opgaf, hoe heb je je andere taken toen vervuld? Noch het doopsel (dat leven geeft), noch het vormsel (dat het vermeerdert), noch de biecht (die het herstelt) zijn voldoende: al deze sacramenten zijn slechts een voorbereiding op de Eucharistie, die vervolledigt en bekroont.»
«Jezus zei: “Volg Mij.” Dat is moeilijk, het vraagt inspanning! Het vereist de beoefening van christelijke deugden, maar alleen hij die in Onze-Lieve-Heer blijft, draagt veel vrucht. En hoe blijven we in Onze-Lieve-Heer, anders dan door zijn vlees te eten en zijn bloed te drinken? “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem”.»
«Als we Jezus in ons hebben, zijn we met z’n tweeën, en de last die zo gedeeld wordt, is licht. Ook Sint-Paulus zei: “Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft.” En degene die hem kracht geeft, leeft in hem, net als in ons: het is Jezus Christus.»
«Zonder de communie zijn we altijd in het zware gedeelte van de strijd; we kennen de deugden alleen door wat het kost om ze te verwerven. Zo negeren we de meest aantrekkelijke kant van de deugden, namelijk de vreugde om niet alleen voor jezelf te werken, maar voor de pure glorie van God, uit liefde voor Hem, uit vriendschap, als kinderen, en niet alleen voortgestuwd door de hoop op beloning!
Wie de communie ontvangt, begrijpt gemakkelijk dat hij, als hij veel ontvangt, ook veel moet teruggeven: dat is de intelligente vroomheid die tegelijk een kinderlijke en liefdevolle vroomheid is. De communie maakt ook gelukkig in de grootste beproevingen, zalft ons met een vriendelijk en zacht geluk. Het is het toppunt van volmaaktheid om verenigd te blijven met God in het midden van de heftigste innerlijke verleidingen… en wanneer we het meest in verleiding zijn, houdt God het meest van ons. Onthoud daarom, opdat deze stormen je niet zouden breken, hoe vaak je kan terugkeren naar de bron van liefde, waar je nieuwe kracht kan putten en je je telkens meer kan zuiveren in deze stroom van genade en liefde.»
«Daarom: ga te communie! Eet het brood des levens als je een gezond leven en voldoende kracht wil hebben voor de christelijke strijd voor geluk, waar je middenin zit.»
«De H. Eucharistie is het brood van de zwakken én de sterken. Voor wie zwak is, is het noodzakelijk – dat is duidelijk. Maar ook zij die sterk zijn, hebben dit Voedsel nodig, omdat zij hun schat in lemen vaten dragen, aan alle kanten omringd door vastberaden vijanden.»
«Laten we dus zorgen voor een bewaker, een betrouwbaar escorte, een versterkend viaticum. Dat zal Jezus zijn, ons Brood des levens.»
(La Divine Eucharistie, uittreksels uit de geschriften van Saint Pierre-Julien Eymard, tweede reeks: La Sainte Communion, pp. 86-92)