12 SEPTEMBER 2021

Het derde lied van de Dienaar van Jahweh

DIT derde Lied van de Dienaar dat de Kerk ons vandaag ter meditatie aanbiedt,  voorspelt dat de Messias een lijdende dienaar zal zijn en dat Hij zal worden verworpen door zijn volk. Deze overweldigende profetie van Isaïas kondigt zeshonderd jaar van tevoren gebeurtenissen aan die zullen plaatsvinden tijdens de Passie van Jezus. 

Jezus, om een uur met U door te brengen vragen we de hulp van de H. Geest en de voorspraak van de H. Maagd Maria, zodat ons lauwe hart vuriger wordt, om U te troosten in uw vreselijke doodsstrijd. Wij geloven met diepe overtuiging dat U aanwezig bent in het Allerheiligste Sacrament, even waarachtig en tastbaar als in de Hof van Olijven, waar U ons, uw Kerk, toen al in aanbidding en liefde bij U wist en daar hopelijk troost uit putte.

Dit derde lied van de Dienaar van Jahweh vertelt ons over de roeping die U van uw Vader hebt aangenomen en die U naar de Hof van Olijven leidde, de Tuin van de Doodsangst. U aanvaardde de taak omdat het in alle eeuwigheid duidelijk was dat U zijn wil moest doen en niet de uwe. Dit zendingsbevel van uw Vader herinnerde U zich op het moment van uw wrede doodsangst. Het was een vreselijk moment waarop U, ondanks het protest van uw lichaam en overweldigde geest, er toch vurig naar verlangde dit uur te doorstaan en de beker te drinken die U niet kon vermijden.

«De Heer Jahweh heeft mijn oor ontsloten, en ik heb mij niet verweerd, en ben niet teruggedeinsd.»

Deze woorden hebt U al in Nazareth gelezen. U hebt er lang en veel over nagedacht. Als kind al vermoedde U – U wist het zelfs – dat het ging over stromen bloed tijdens de geseling en dat deze woorden over U werden gesproken. U wist dat U ze zou vervullen, omdat dat de wil van de Vader was.

«Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen, die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing.»

Dit is wat God wilde. En omdat Uw hemelse Vader het wilde, hebt U het gedaan.

«De Heer Jahweh staat mij bij; daarom kom ik niet bedrogen uit. Daarom maak ik mijn gezicht hard als een steen, ik weet dat ik niet beschaamd zal staan.»

Uw Vader laat U niet in de steek. Zelfs tijdens dit uur van doodsangst dat Hij heeft gewild, is Hij daar; Hij is uw kracht. Over korte tijd zult U opstaan en aan de vijanden die zijn gekomen om U te arresteren en aan Judas de verrader zult U een gezicht tonen hard als steen, ondoordringbaar en majestueus. Ze zullen zich doodsbang terugtrekken voor Uw majesteit; ze zullen ontzet zijn en door dit grootse visioen overtuigd worden van de omvang van hun misdaad – tegelijk hun kans tot bekering. Zo zal U Judas uw wang aanbieden, wanneer hij U verraadt met een kus.

Maar luister naar de derde strofe!

«Nabij is hij, die mij vrijspreekt; wie spant een rechtszaak met mij aan? Laat ons een proces beginnen! Wie staat tegenover mij in zijn recht? Laat hem maar naar voren treden! Zie, de Heer Jahweh staat mij bij; wie veroordeelt mij dan nog? Zie, zij zullen allen als in flarden uiteenvallen, als een kleed dat door de motten is stukgevreten.»

Dit is hoe U uw proces tegemoet ging, met de zekerheid de H. Geest aan uw zijde te hebben als uw advocaat en uw geliefde Vader als opperste en onfeilbare Rechter. Wat zou U te vrezen hebben van het perverse volk, de valse getuigen, de goddeloze rechters? Och mijn Jezus, goede moed! God is met U! Spoedig zal Hij het licht van uw glorie laten schijnen. Hij zal Uw troost zijn in uw Passie.

«Christus moest lijden om zijn heerlijkheid binnen te gaan.»

U wist het op voorhand en U volbracht het. Wij moeten het enkel proberen te begrijpen en uw voorbeeld proberen na te volgen. Want is dit niet de enige echte troost die wij U kunnen geven? Ons kruis aanvaarden, U volgen op uw kruisweg, zonder onze last af te leggen en dit te doen uit liefde voor U, uit liefde voor uw hemelse Vader, uit liefde voor de zielen die verloren gaan en gered moeten worden door de uitboeting van de zonden. Wij zijn er om U te troosten, maar wij zijn ook smekelingen die vragen om te mogen delen in uw kracht en uw moed, om U trouw te mogen volgen als leerlingen en toegewijde bruiden, tot in het uur van onze dood... en Opstanding.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit het Heilig Uur van 19 april 1984