4 JULI 2021
Jezus in Nazareth: de eerste mislukking
JEZUS was op terugtocht uit Transjordanië en was begonnen aan een tweede predikingsronde in Galilea. Na het weer tot leven brengen van Jaïrus’ dochtertje is het normaal dat Hij naar Nazareth trekt, waarschijnlijk met het verborgen verlangen om zijn heilige Moeder terug te zien.
«In die tijd ging Jezus vandaar weg om zich naar zijn vaderstad te begeven en zijn leerlingen gingen met Hem mee. Toen het sabbat was, begon Hij te onderrichten in de synagoge.» We zijn getuige van een traditie van de joodse religie. Het is een sabbat en op de ochtend van die rustdag komen de mannen bijeen in de synagoge om een passage uit de wet van Mozes te horen voorlezen. Het hoofd van de synagoge geeft dan commentaar op de passage of vraagt een vooraanstaande gast om dat te doen. Jezus, die is uitgenodigd om de wet van Mozes te becommentariëren, zal al zijn luisteraars verrassen. «De talrijke toehoorders vroegen verbaasd: “Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid, die Hem geschonken is?»
We moeten beseffen dat Jezus thuis is in Nazareth, bij zijn familie, tussen mensen die Hem al dertig jaar kennen. Ze weten dat Hij elders buitengewone dingen heeft gedaan. Hier wordt Hij geoordeeld doordat men de onopvallende man van dertig jaar stilte vergelijkt met de Meester die hen vandaag onderwijst. Hij is niet meer dezelfde man! Dus: waar komt deze wijsheid vandaan?
«Is dat niet de timmerman (…)?» Sint-Marcus wil ons de identiteit van Jezus meegeven en roept zijn verleden in een paar woorden op. Het zijn erg belangrijke woorden die ons veel onthullen. “Is dat niet de timmerman?” betekent dat Sint-Jozef niet meer onder de levenden is. «De zoon van Maria...», lezen we verderop. De evangelist gebruikt het bepaalde lidwoord: de zoon van Maria, niet een zoon. Ze heeft er geen andere. Dit is een zeer sterk taalkundig argument tegen de bewering dat de volgende genoemden Jezus’ broers zijn: «... en de broeder van Jacobus en Jozef en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?»
Men zegt graag dat Luther de “moed” had om de wereld te onthullen dat de Kerk al 1500 jaar teksten publiceerde zonder het verstand en de eerlijkheid te hebben om toe te geven dat Maria vele andere zonen en dochters had, terwijl ze toch genoemd worden in het Evangelie. Het tegendeel is echter waar. Laten we ons beroepen op de intelligentie van het geloof. Als we geloven in de eeuwige maagdelijkheid van de Maagd Maria, dan is dit omdat we duidelijk moeten begrijpen dat de generieke naam «broeder» de nauwe verwantschap aanduidt met de neven, zoals het in die tijd gebruikelijk was [en ook nu nog bij bv. de Russen: neven en nichten noemen zij «tweedegraadsbroers en -zussen», maar meestal gewoon «broers en zussen»]. Daarover bestaat geen twijfel.
«En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: “Een profeet wordt overal geëerd, behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring”.» Dat was zelfs een spreekwoord geworden, bevestigd door de hele profetische traditie. Nu de Zoon van God het zelf heeft ervaren, is het een soort vanzelfsprekende waarheid geworden. De profeet wordt door de zijnen niet geloofd. Zo weten we dat Jezus zelf leefde als de lamp onder de korenmaat. Jezus, de zoon van Maria, leefde dertig jaar als timmerman. Merk ook op dat Marcus niet zegt dat Jezus de zoon van Jozef is, omdat Hij maar één Vader heeft: God zelf.
Dus Jezus woonde dertig jaar in Nazareth, maar Hij had niets gezegd of gedaan dat zijn superieure wijsheid deed vermoeden of zijn macht om wonderen te verrichten. De inwoners van Nazareth zijn geschokt en boos; ze begrijpen niet waarom Jezus zijn kracht niet aan hen heeft geopenbaard en nemen het Hem kwalijk dat Hij hen niet heeft laten profiteren van zijn macht.
«Hij kon geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een klein aantal zieken genas, die Hij de handen oplegde. Hij stond verwonderd over hun ongeloof.» Commentatoren merken op dat Onze-Lieve-Heer zijn eerste mislukking hier in Nazareth ervaart. Het zijn niet alleen sektariërs, Farizeeën, Schriftgeleerden of Sadduceeën die zich tegen Hem verzetten, maar het is een hele menigte; Jezus moet het hoofd bieden aan de hele bevolking. Deze mensen die Hem al dertig jaar kennen, zijn niet in staat een daad van geloof voort te brengen. Daarom zal Jezus geen wonderen onder hen kunnen verrichten.
Is het het geloof van de mensen dat het wonder verricht of is het de kracht van Jezus? Hij die de macht heeft om de doden op te wekken, zou Hij niet de macht hebben om wonderen te verrichten in Nazareth, ook al hebben de mensen geen geloof? Het is een bezwaar tegen de goddelijkheid van Jezus Christus! Maar Marcus is openhartig, hij vertelt de dingen zoals Petrus ze zag en begreep: Jezus kon geen wonder verrichten! Dat wil zeggen, in zijn wijsheid en voorzichtigheid kon Hij er niet mee instemmen om wonderen te doen voor mensen die geen geloof hadden. Toch stond Jezus verbaasd over hun gebrek aan geloof en dit woord «verwonderd» is sterk: het houdt ook in dat Jezus geërgerd is. «Hoe kunnen deze mensen dertig jaar bij mij wonen,» denkt Hij, «en vandaag geen vertrouwen in Mij hebben?!»
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit het commentaar op het Evangelie van Sint-Marcus (1986)