« DE VREUGDE VAN DE LIEFDE » 
beschouwingen bij de Apostolische Exhortatie

IN de « beslissende strijd » die Satan tegen de H. Maagd levert, zoals zuster Lucia uitlegde aan pater Fuentes op 26 december 1957, is het gezin het voorwerp van bijzonder gevaarlijke aanvallen. De zieneres schreef daarover aan kardinaal Caffara, aartsbisschop van Bologna :

« Het eindconflict tussen de Heer en het rijk van Satan zal betrekking hebben op het gezin en het huwelijk. Wees niet bang, want iedereen die werkt voor de heiligheid van het huwelijk en het gezin zal altijd op alle mogelijke manieren bestreden en tegengesproken worden : het gaat immers om de beslissende kwestie. Maar de Madonna heeft zijn kop verpletterd. »

Wellicht dacht Lucia hierbij aan de dag van 13 oktober 1917, toen zij in de hemel van Fatima de H. Familie mocht aanschouwen : « Naast de zon zagen wij Sint-Jozef met het Kindje Jezus, en Onze-Lieve-Vrouw in het wit gekleed en met een blauwe mantel. Sint-Jozef en het Jezuskind leken de wereld te zegenen met gebaren van hun hand in de vorm van kruisen. »

GEBED TOT DE HEILIGE FAMILIE
13 oktober 1917 in Fatima
Lucia, Francisco en Jacinta aanschouwen de Heilige Familie, terwijl de massa met afgrijzen ziet hoe de zon zich op hen stort  !
(schilderij in acrylverf door Elisabeth de Nantes)

Jezus, Maria en Jozef, in u aanschouwen wij de schittering van de ware liefde, in volledig vertrouwen richten wij ons tot u.

Heilige Familie van Nazareth, maak ook van onze gezinnen een plaats van gemeenschap en een cenakel van gebed, maak er waarachtige scholen van het Evangelie en kleine huiskerken van.

Heilige Familie van Nazareth, mochten er in de gezinnen nooit meer taferelen van geweld, isolement en verdeeldheid zijn ; dat diegene die gekwetst of geschandaliseerd werd weldra weer getroost en genezen mag worden.

Heilige Familie van Nazareth, maak iedereen bewust van het heilig en onaantastbaar karakter van het gezin, van de schoonheid ervan in het plan van God.

Jezus, Maria en Jozef, hoor en verhoor ons gebed. Amen !

Gegeven in Rome, bij de Sint-Pieter, ter gelegenheid van het buitengewoon jubileum van de Barmhartigheid, op 19 maart, hoogfeest van Sint-Jozef, van het jaar 2016, het vierde van mijn pontificaat.

Franciscus

 

Paus Franciscus opende op 17 december 2014 de reeks van zijn catecheses over het gezin met een gelijkaardig “ visioen ” : « Jezus werd geboren in een gezin », dat geen « kunstmatig, irreëel gezin » was. De H. Familie illustreert « de roeping en de zending van het gezin, van elk gezin », die erin bestaat « Jezus te verwelkomen, te beluisteren, met Hem te spreken, Hem te beschermen, op te groeien met Hem ; en zo de wereld beter te maken. »

Dat is « de grote zending van het gezin : plaats maken voor Jezus die komt, Jezus ontvangen in het gezin, in de persoon van de kinderen, de echtgenoot, de echtgenote, de grootouders... Jezus is dáár. » Telkens als een gezin dat beleeft, is het mysterie van de genade aan het werk. En dankzij zo’n gezin zijn het de liefde en de wederzijdse hulp « die normaal worden » en niet « de haat, de onverschilligheid ».

Door zijn apostolische exhortatie te besluiten met een gebed tot de H. Familie van Jezus, Maria en Jozef keert de paus onze blikken naar de bron van de genade en de barmhartigheid die « de ware liefde » mogelijk maken. « Amoris laetitia » is geheel gebouwd op het model van de H. Familie van Nazareth, om « van onze gezinnen een plaats van gemeenschap en een cenakel van gebed te maken, waarachtige scholen van het Evangelie en kleine huiskerken. »

Franciscus begint met te bepalen wat God bij zijn scheppingsdaad in de persoon van man en vrouw heeft ingeschreven : « het beeld van God » (nr. 10). De onverbrekelijkheid van het huwelijk vloeit voort uit deze eerste en fundamentele band van het schepsel met de H. Drie-eenheid, die niet geopenbaard wordt door een filosofische definitie van de “ menselijke persoon ”, maar door de H. Schrift. Dat is het voorwerp van het eerste hoofdstuk : « In het licht van het Woord » (nrs. 8-30).

In een tweede hoofdstuk heeft de paus het in dat « licht » over de sombere toestand waarin onze hedendaagse maatschappij verkeert, zoals beschreven in de synodes van 2014 en 2015. Toch wijst Franciscus niet op wat de hele situatie ontegensprekelijk verergerd heeft : door de « opening op de wereld », afgekondigd door het Tweede Vaticaans Concilie, is de algemene laksheid, die aangemoedigd wordt door de wetten van de staat, ook kunnen binnendringen in de Kerk. Het resultaat is dat de Kerk als het ware “ gescheiden ” is van haar eerste Bruidegom ! Indertijd formuleerde Mgr. Couëdic, de toenmalige bisschop van Troyes, het al zonder omwegen bij zijn terugkeer van de eerste conciliaire zitting : « De Kerk heeft in zekere zin de wereld gehuwd » (herfst 1962).

Vermits het christelijk huwelijk dat van Christus met de Kerk navolgt en vervult, is het niet verwonderlijk dat de ontrouw van de Kerk aan haar Bruidegom zich vertaalt in het opdrogen van de genade, die de bron is van de echtelijke trouw onder de gelovigen. De paus onderstreept dat trouwens in het derde hoofdstuk : « In het geloof is het mogelijk om de banden van het huwelijk als een gemakkelijker engagement op te nemen met de hulp van de genade van het sacrament » (nr. 73).

Wat blijft er dan over van « de vreugde van de liefde » in het huwelijk ? Dat is het voorwerp van het vierde hoofdstuk : « In het gezinsleven moet men de kracht van de liefde cultiveren die toelaat om te strijden tegen het kwaad dat het gezin bedreigt. » Wat is dan om te beginnen dat kwaad ? « De liefde laat zich niet domineren door verbittering, misprijzen tegenover personen, het verlangen om kwaad te doen of zich te wreken » (nr. 119).

Het commentaar op het « hooglied van de liefde » van Sint-Paulus (nrs. 90-119) is een kostbare schat die in staat is om de huwelijken die het meest bedreigd zijn door de tweedracht tot verzoening te brengen en ze te doen « groeien in de liefde », dat wil zeggen in het toenemend navolgen van « de eenheid die bestaat tussen Christus en de Kerk » (nrs. 120-122).

Het vijfde hoofdstuk, « De liefde die vruchtbaar wordt », zou volstaan om het geboortecijfer van onze egoïstische maatschappij weer op te krikken : « Het gezin is de plaats van verwelkoming van het leven dat ontvangen wordt als een geschenk van God » (nr. 165). Alleen moeten onze parochieherders hun schapen dan wel weiden volgens de richtlijnen van paus Franciscus, waarmee hij « enkele van de grote pastorale uitdagingen » bij de horens wil vatten waarover hoofdstuk 6 het heeft : « Enkele pastorale perspectieven ». Vanaf de voorbereiding van de verloofden op het huwelijk tot aan de wrede scheiding van de dood is het huwelijk « een roeping », waaraan « het ferme en realistische voornemen » moet beantwoorden « om samen alle beproevingen en moeilijke momenten van het leven door te maken » (nr. 166).

Het is erg bemoedigend en begeesterend om in het zevende hoofdstuk, « De opvoeding van de kinderen versterken », onder de pen van de paus terug te vinden wat abbé de Nantes ons onderwezen heeft en wat wij aan de gezinnen proberen door te geven : « Elke uitnodiging aan adolescenten om te spelen met hun lichaam en hun gevoelens, alsof zij de rijpheid, de waarden, het wederzijds engagement en de doelstellingen eigen aan het huwelijk zouden bezitten, getuigt van onverantwoordelijkheid » (nr. 283). Nog beter zou zijn : « is verantwoordelijk » voor al het ongeluk dat er het onvermijdelijk gevolg van is. Jacinta had het in haar onschuld van de H. Maagd zelf vernomen : « Mama, Onze-Lieve-Vrouw heeft gezegd dat het grootste aantal zielen naar de hel gaat door de zonde van het vlees. »

« Als men alles tegelijk wil geven, is het meer dan waarschijnlijk dat men helemaal niets geeft. Maar wie spreekt er vandaag de dag nog over die zaken ? » Wij, H. Vader ! Abbé de Nantes heeft zomerkampen in het leven geroepen en bijeenkomsten met Allerheiligen en Pinksteren « om de jongeren ernstig te nemen », zoals u het formuleert, « om hen te helpen zich ernstig voor te bereiden op een grote en genereuze liefde » : zuiverheid van de jonge vrouw, een zuiverheid die ontoegankelijk is voor alles wat de verleiding onderneemt ; kracht in het geloof van de jongeman, die hem in staat zal stellen zich te ontplooien als verantwoordelijk gezinshoofd.

Als die vorming verwaarloosd wordt, komen de jongeren terecht in alle vormen van verdwazing die de paus aanhaalt in zijn achtste hoofdstuk : « De gebrokenheid begeleiden, onderscheiden en integreren ».

De paus herinnert er aan dat « elk verbreken van de huwelijksband tegen de wil van God is. » Niettemin « moet de Kerk met aandacht en zorg haar zwakste, door gewonde en verloren liefde getekende kinderen begeleiden en hen weer vertrouwen en hoop geven, als het licht van een vuurtoren in een haven of van een fakkel die te midden van de mensen wordt gedragen om hen te verlichten die de koers zijn kwijtgeraakt of zich in stormachtig weer bevinden » (nr. 291).

Niet toevallig herneemt Franciscus het beeld dat hij vroeger al opgeroepen heeft : het werk van de Kerk is als dat van een veldhospitaal in volle oorlog.

« Het is zorgwekkend », gaat de paus verder, « dat heel veel jongeren tegenwoordig het huwelijk wantrouwen en gaan samenwonen, waarbij zij het huwelijksengagement eindeloos uitstellen. Anderen zetten een punt achter het aangegane engagement en beginnen onmiddellijk een nieuwe relatie » (nr. 293).

Een jongeman die in de tijd van de H. Pius X zo handelde, bv. door zijn bijzit voor het kerstfeest mee naar zijn ouders thuis te nemen met de bedoeling haar gelijk te stellen met de wettige echtgenotes van zijn oudere broers, werd simpelweg de toegang ontzegd. Hij was een “ publieke zondaar ” en voorwerp van schandaal voor zijn (on) gehuwde broers en zussen, doordat hij rebelleerde tegen het katholiek, goddelijk geloof, fundament van de maatschappelijke orde en de familiale traditie.

Dat is de christelijke sociale orde, dat is de wet van de katholieke Kerk. Buiten ! Het gezag primeert in dienst van het geloof en de wet van God. Het is hard, zeker, maar het is de voorwaarde om onze samenleving te laten overleven in de gehoorzaamheid aan God.

Vanaf het pontificaat van Pius XI komen er al barsten in die gestrengheid. De ouders aanvaarden om de vrouw met wie hun zoon ongehuwd samenleeft op kerstdag te ontvangen, maar benadrukken wel dat ze niet akkoord gaan. Ze rechtvaardigen hun tolerantie door de hoop op een regularisatie, met het idee dat hun toegeeflijkheid zal helpen om hun zoon en zijn bijzit op het goede spoor te krijgen. Ze verwittigen wel hun andere kinderen voor de situatie waarin hun broer en “ schoonzus ” verkeren.

Dat laatste verandert met Vaticanum II, dat immers de Kerk zelf in een toestand van “ overspel ” plaatst met de afkondiging van de godsdienstvrijheid.

Sindsdien roepen de ouders hun kinderen voor Kerstmis bijeen en zeggen ongeveer het volgende : « Jullie zijn allemaal onze kinderen en jullie hebben allemaal in gelijke mate recht op onze genegenheid, ons huis en onze tafel. Wij willen dus dat er een einde komt aan de commentaren over Wouter en Griet. Ieder van jullie heeft zijn mening en zijn geweten, het is niet aan ons om te oordelen of onze zienswijze op te leggen... »

Dwaasheid, want het betekent dat de kinderen de wet bepalen. « Ieder van jullie heeft zijn mening ». Waar haalt men die dan ? Het zijn de ouders die door God met zijn gezag bekleed zijn om de moraal van het gezin te bewaken. “ Iedereen zijn God, zijn religie, zijn moraal ! ” Dat komt neer op de omverwerping van de natuurlijke orde en de ontbinding van de maatschappij, zoals we vandaag moeten vaststellen.

En er is geen remedie meer sinds Vaticanum II in 1965 de godsdienstvrijheid heeft afgekondigd als een recht van de mens. Door dat nieuwe “ dogma ” heeft de Kerk de ouders ontslagen van hun plichten tegenover hun kinderen, en de kinderen van hun plichten tegenover hun ouders, tegenover God, tegenover gelijk wie. In haar overspeligheid heeft de Kerk de eredienst van haar Bruidegom Jezus Christus ingeruild voor de « cultus van de Mens », gedefinieerd door paus Paulus VI in de conciliaire aula op 7 december 1965.

Moet het ons dan verwonderen dat het overspel vijftig jaar later veralgemeend is ? Paus Franciscus betreurt het kwaad en wil het bestrijden, maar hij ziet niet wat er de diepere oorzaak van is : de geloofsafval waaraan het jongste Concilie zich schuldig gemaakt heeft. Door op zoek te gaan naar de 99 schapen die het spoor bijster zijn, riskeert de H. Vader dat hij de redding compromitteert van het honderdste schaap dat braaf in de schaapsstal gebleven is : « Het is niet meer mogelijk te zeggen dat iedereen die zich in een zogenaamd “ onregelmatige ” situatie bevindt daardoor in een toestand van doodzonde leeft, beroofd van de heiligmakende genade. »

Dat is waar, als men denkt aan alle gedoopten die in “ onregelmatige situaties ” leven omdat ze niet goed gevormd zijn, niet goed getrouwd. Vóór het Concilie had een “ hertrouwde ” gescheiden katholiek die verzachtende omstandigheden niet, maar nu...

Door deze woorden, uitgesproken vanaf zijn cathedra, wil de H. Vader dus de deur openen voor een waarachtig onderscheid in het werk van de genade in de ziel van de “ hertrouwde gescheidene ”. Die moet dat tonen door bekering en spijt over het verleden – hoewel de paus die noodzaak niet duidelijk in herinnering brengt – gevolgd door het zich toeleggen op een echt christelijk leven. De onmogelijkheid om een einde te maken aan de tweede band zou toelaten om de persoon in kwestie de sacramenten te verstrekken, op voorwaarde evenwel dat er rond zijn geval geen publiciteit wordt gevoerd ; dat zou namelijk de oprechtheid van het berouw in twijfel doen trekken.

Maar het volstaat niet dat de paus deze nieuwe pastoraal onder de bescherming van de H. Familie plaatst opdat zij er zou in slagen zoveel afgedwaalde gezinnen terug in de schoot van de Kerk te krijgen. Men moet de werkelijke oorzaak van de wanorde aanpakken. Aan de zo evangelische pastoraal van Franciscus ontbreekt dus slechts één ding : hij moet de conciliaire verklaring « Dignitatis humanae » over de godsdienstvrijheid herroepen en iedereen, “ goeden ” en “ slechten ”, eraan herinneren dat het gaat om een kwestie van leven en dood... voor eeuwig ! Honderd jaar geleden heeft Onze-Lieve-Vrouw in Fatima aan drie jonge kinderen de hel getoond, die vlak voor hun voeten openging en hen de arme zondaars liet zien die er in branden. Waarom ? Om iedereen te waarschuwen die ernaar op weg is en hen te beletten er in neer te storten.

De conciliaire Kerk daarentegen, die van Christus “ gescheiden ” is om de wereld te huwen, is slechts een stiefmoeder. Zij is de tweede vrouw, de nieuwe vrouw, die toegeeft aan alle grillen van de kinderen, met de bedoeling dat ze bij haar zouden blijven in plaats van terug te keren naar hun echte moeder. Zijn jullie liever protestants of mohammedaans ? Doe maar ! Ik ben breeddenkend omdat jullie toch niet van mij zijn... En de eeuwige hel, daar geloof ik niet in !

De godsdienstvrijheid ? Een zaak die zo tegengesteld is aan de liefde van God, die ons allemaal wil redden, kan men niet afkondigen zonder bezeten te zijn door een slechte Geest. De apostelen hebben zich laten oordelen en ter dood veroordelen door de joodse autoriteiten, maar ze hebben nooit de godsdienstvrijheid ingeroepen. Ze zeiden : « Wij kunnen onmogelijk niet spreken. » En wat Sint-Paulus betreft, die heeft in Corinthe met al de kracht van de tijdelijke en eeuwige straffen bevolen : « Verwijder wie niet deugt uit uw midden ! » (1 Co 5, 13).

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 83, september-oktober 2016

DE KARDINAAL EN DE MARTELAAR

Op 27 juli droeg de Franse kardinaal André Vingt-Trois in de Notre-Dame in Parijs een mis op ter nagedachtenis van pater Jacques Hamel, de priester die daags tevoren de marteldood stierf toen hij in zijn kerk van Saint-Etienne-du-Rouvray vermoord werd door twee moslims.

Het initiatief op zich verdient alle lof. De eucharistische liturgie is inderdaad het christelijke antwoord dat aan de wereld moet gegeven worden. Zij engageerde de celebranten en de gelovigen in het spoor van Jezus, die tijdens de mis zijn offer vernieuwde op een sacramentele en onbloedige wijze, terwijl zijn priester precies tijdens de mis zijn bloed vergoten had.

Om het martelaarschap van pater Hamel te verheerlijken had de kardinaal als thema voor zijn homilie een woord van abbé de Nantes kunnen nemen, uitgesproken in het kader van de marteldood van pater Charles de Foucauld, waarvan we dit jaar het eeuwfeest vieren (1 december 1916) : « In het Koninkrijk Gods heeft nieuw bloed gevloeid, een nieuwe blijk van liefde heeft zich geuit. Dat heeft onze aarde en haar onbezonnen of misdadige mensen verrijkt met een overvloedige genade van vergiffenis en glorie. » De gelovigen waren zeer talrijk opgekomen om gesterkt te worden door een gelijkaardig woord van bovennatuurlijk geloof, een waarachtig, hartelijk en krachtig woord.

De kardinaal ontgoochelde hen allemaal. Sterker nog, hij “ desoriënteerde ” hen met een toespraak die niet die van een man Gods was, maar die van een expert in de menselijkheid. De aanwezigen kregen een lijst opgedist van de collectieve angsten, gaande van de atoombom over het gat in de ozonlaag tot het blind verderf gezaaid door roekeloze automobilisten... André Vingt-Trois maakte geen enkele zinspeling op de islam of op de moslims, evenmin trouwens als op de katholieken. De kardinaal sprak met betrekking tot pater Hamel op geen enkel moment het woord martelaar uit ; hij wil daar niet van horen, want hij gelooft er niet meer in.

Zijn gnosis, dezelfde als die van paus Joannes-Paulus II, overtuigt hem ervan dat er, voorbij de godsdiensten van vóór het Concilie, ergens een God bestaat van wie Jezus Christus een louter menselijk symbool van hoop is. Hij is aanhanger van een eenheidsreligie die alle mensen groepeert, ongeacht hun oorspronkelijke godsdienstige cultuur. En hij vindt het prima dat de apostelen van vandaag enkel sociologen met een Romeinse col zijn die een eenvormige boodschap verkondigen, die van paus Paulus VI : « Mensen, wees mens ! De vrede is mogelijk want in de grond zijn alle mensen goed ! »

Op het ogenblik dat islamterroristen ons in het hart van het oude continent zelf komen afslachten, zijn de katholieke gelovigen meer dan ooit weeskinderen, aan hun lot overgelaten door een staat en een Kerk die vaandelvlucht plegen.

broeder Philippe van het Gelaat van God