12 JANUARI 2019
Het getuigenis van Johannes de Doper
JEZUS trekt van Nazareth naar Judea voor een ontmoeting met Johannes de Doper, de Voorloper, de grote profeet die massa’s volk aantrekt; het is vanuit alle hoeken, en zelfs vanuit Samaria en Galilea, dat men naar hem toekomt. Johannes de Doper kondigt de Messias aan die moet komen en hij geeft een doopsel van boete. Iedereen moet erkennen dat hij zondaar is bij de komst van de Messias, bij de nadering van de Messias. En om zich als zondaar te erkennen en de genade van zuivering te verdienen daalt men af in de Jordaan als teken van nederigheid. En daar bidt Johannes de Doper voor hen en bekomt voor hen een soort van ontvankelijkheid, een kwijtschelding van zonden, een ingesteldheid om het Evangelie te ontvangen.
Laten we meteen naar de kern van het mysterie gaan: door af te dalen in de wateren van de Jordaan verrijkte Jezus deze met zijn genade. En zo hebben al degenen die zich door Johannes lieten dopen – nederig en met geloof in de Messias die moest komen – een hart gehad dat openstond om het Evangelie te ontvangen.
Op die manier zal het doopsel van Johannes het christelijk doopsel worden. En als we ons laten dopen, onze kinderen laten dopen, dan gebeurt dit voortaan omdat we weten dat Jezus het christelijk doopsel geheiligd heeft. Het is door dat doopsel dat we het bovennatuurlijk leven binnengaan.
Nauwelijks is Jezus afgedaald in het water of Hij komt er levendig terug uit. De tekst is frappant: Hij blijft er niet, Hij zoekt geen aanvullende zuivering, Hij stijgt levendig uit het water op en op dat ogenblik gaat de hemel open! De hemel opent zich voor Hem, boven zijn hoofd. En Johannes de Doper is er getuige van, hij ziet de hemel boven Christus opengaan.
Nogmaals, het mediteren over deze evangelische teksten zal nooit voltooid zijn. En terwijl we proberen te begrijpen wat die opening van de hemel kan zijn, mogen we niet lachen met de modernistische dwazen die beweren dat het beelden zijn “om te zeggen dat”! In Fatima en bij alle verschijningen in de geschiedenis van de Kerk zijn er openbaringen van dat soort geweest. De hemel opent zich plots, het licht van God verschijnt en in de lucht verschijnt een duif die uit de Hemel gekomen is.
Deze duif symboliseert de Geest van God. Uit de hemel gekomen, vanuit de schoot van de Godheid, rust deze duif op het hoofd van Christus. Johannes de Doper heeft dat buitengewoon, grenzeloos majestueus schouwspel gezien. Hij hoort een stem die zich tot Jezus richt: « Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb. » Hij is het dus die de oorzaak is van het goddelijk welbehagen, de bron van de goddelijke genade.
En als Christus zich dus onderwerpt aan deze handelingen dan is het, nogmaals, niet om zichzelf te verrijken met genade, maar om diegenen te verrijken die, vanuit hun geloof, zich samen met Hem onderwerpen aan dezelfde handelingen en aldus zijn broeders, deelgenoten in zijn genade worden.
Jezus zal tijdens het vervolg van zijn openbaar leven spreken over zijn doopsel, over het doopsel dat Hij moet ontvangen en dat het doopsel van het bloed zal zijn: « Ik moet een ander doopsel ontvangen en groot is mijn verlangen om het weldra te ontvangen. » Met dien verstande dat Jezus zich onder de zondaars tot hun broeder maakt door dit ritueel te voltrekken, niet voor Hemzelf, maar om als het ware hun zonden op zich te nemen: Hij aanvaardt daartoe al hun bezoedeling te dragen, maar door zijn heiligheid heiligt hij deze. Ziedaar de betekenis van dat doopsel van Christus.
Als Jezus afdaalt in de Jordaan om zijn openbaar leven in te leiden is dat reeds de aankondiging van wat het hoogtepunt, de volmaaktheid, de vervulling van zijn lot zal zijn. Hij zal dan moeten afdalen in de wateren van de kwelling en de dood, waar Hij vaste grond verliest totdat Hij verdronken is in de wateren van de dood, meegesleurd in zijn Lijden, dood en begraven, zal Sint-Paulus ons zeggen, begraven zoals wij begraven worden in de wateren van het doopsel, om eruit te verrijzen, om er uit tevoorschijn te komen zoals Hij vandaag uit de Jordaan komt, een en al levend en levend makend.
Ziedaar wat ons reeds van bij de eerste ritus van het openbaar leven doet denken aan Pasen, want het is de enige gedachte van Christus en zijn Heilige Moeder. Hij komt hier op aarde voor niets anders dan om onze zonden op zich te nemen, het ware ritueel volbrengen waarvan alle anderen slechts het beeld waren: het offer van zijn Lichaam en zijn Bloed, van zijn Hart en van het Hart van Maria dat met het zijne verenigd is, als losprijs voor onze zonden, met het oog op zijn verrijzenis, een verrijzenis waarvan Hij nog steeds de vruchten aan ons schenkt om ons tot in de Hemel te leiden.
Wat een voorbeeld voor ons! Laten we erop vertrouwen dat door zich met Hem te verenigen zijn genade over ons wordt uitgestort en laten we hopen dat, door ons met Hem te verenigen en dezelfde gebaren te stellen als Hij, de genade waarvan we de bestemmeling kunnen zijn over allen kan uitgestort worden die we liefhebben!
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 3 februari 1985