19 JANUARI 2020
Het goede nieuws van
de Goddelijke Barmhartigheid
DAT goede nieuws spreekt tot ons hart over de goedheid van het Hart van Jezus. Na de brugfunctie van de H. Johannes de Doper treden we binnen in de volheid, het ongeziene wonder van het Nieuwe Testament, zoals dat verschijnt op het Gelaat van Onze Heer Jezus Christus.
De profeten hadden dat niet kunnen dromen. Ze hadden gedroomd van een Rechter die de slechten zou komen uitschakelen en een geluk zonder einde zou schenken aan de rechtvaardigen. Maar ze hadden geen idee kunnen hebben – of het ware van ver, op een vrij duistere manier in Jesaja – welke die goedheid van het Hart van God zou zijn waarover het Benedictus zal spreken, die zachte goedheid van het Hart van God die bij Jezus zal verschijnen en die de volksmassa in Galilea zal verrukken.
In die wereld van zonde, met die ellendige mensen die onophoudelijk in hun zonde hervallen, zendt God zijn Zoon om hen te redden. Deze liefde van God wordt beleefd in Nazareth, in het leven dat er een van gebed, gehoorzaamheid en werken geweest is. Die periode van aardse vrede zal op aarde terug het Paradijs openen dat gesloten was door de schuld van Adam. Dat Paradijs wordt op aarde opnieuw gevestigd in een kleine uithoek van Palestina, in het vergeten Nazareth, in een arm huis. Zoals Adam en Eva in het Paradijs zullen daar Jozef, Maria en het Kindje Jezus leven en bloeien. Het is een Paradijs op aarde omdat de genade van God er is die hun natuur doordringt, hen herstelt in hun oorspronkelijke waardigheid en zelfs, zoals een tekst van de H. Mis ons zegt, «de natuur terug opricht» op een wijze die nog bewonderenswaardiger is dan op de dag van de schepping. De rechtvaardigheid, de goedheid van Adam en Eva zijn niets vergeleken met die volheid van deugd, van liefde tot God en tot de naaste die heerst in Nazareth.
Als Jezus dertig jaar een verborgen leven heeft willen leiden dan is dat om ons die nieuwe wet te tonen die Hij in eeuwigheid wilde vestigen tot aan het einde van de wereld. Er is nu genoeg genade op aarde opdat ieder van ons, in zijn dagelijks leven, in zijn aards, natuurlijk bestaan kan gehoorzamen aan de Wet van God en dit leven kan vullen met een goddelijk leven.
Het is precies daarom dat de monniken door de middeleeuwen heen hun abdij, hun klooster bezongen hebben als een teruggevonden paradijs. Dat is heel juist, zoals dat allereerst het geval was met de H. Familie. Jezus is ons opnieuw komen leren en geven, niet enkel het voorbeeld, maar de kracht om van ons leven en onze gemeenschappen geheel goddelijke levens te maken, gemeenschappen helemaal onderworpen aan de Wet van God en heilig.
Dát is het Evangelie, het Goede Nieuws. Alle pogingen van de mens om volgens God te leven waren mislukt, maar met de komst van Jezus in deze wereld bloeide dat wonderbaarlijk en eenvoudig opnieuw op, eerst in Nazareth en vervolgens veel verder. Uiteindelijk, wanneer Sint-Jozef sterft en Jezus meerderjarig wordt, op de leeftijd van dertig jaar, begint Hij zijn openbaar leven. Wat zal Hij anders doen dan om te beginnen deze heiligheid, die volmaaktheid van het leven uitstralen en er andere mensen toe oproepen? Door zijn mirakels en profetieën bewijst Hij dat Hij de Messias is. Ook daar richt deze Jezus van het openbaar leven zich tegelijk tot ons verstand en ons hart.
Hij richt zich tot ons verstand omdat, als Hij ons geen leven van een reus of held leert, als Hij onder de andere mensen een eenvoudig en alledaags mens is, Hij ons toch moet bewijzen dat Hij de Messias en de mens geworden Zoon van God is. Hij bewijst het voor ons verstand door mirakels en profetieën. Die mirakels zijn ronduit verbazingwekkend. De eerste mirakels van Jezus overrompelen het volk van Galilea en hecht zijn leerlingen aan Hem. Waarom? Om twee redenen: niet alleen omdat de mirakels buitengewoon zijn, maar omdat ze van Hem de bevrijder van de mensheid maken.
Er is iets zeer frappant aan deze mirakels van de begintijd in Galilea, namelijk het aantal door duivels bezetenen dat Jezus bevrijdt. Jezus toont zich Meester van de mensen en hun bevrijder uit de macht van de duivel. Hoeveel bezetenen haasten zich naar Jezus toe... en Hij drijft de duivel met kracht uit de bezetene, die zich voor Hem rolt terwijl hij luide kreten slaakt.
Maar die bezetene is slechts het beeld van de mensheid die, sedert eeuwen, door Satan in de greep van de zonde gehouden wordt. Op dezelfde manier als waarop Jezus de duivel uit deze man verjaagt, is Hij bezig de wereld te bevrijden van die boosaardige greep. Ziedaar de vreugde van het Nieuw Verbond, ziedaar de vreugde van het Evangelie.
Jezus bevrijdt de mensen van de duivels, maar ook van hun ziekten. Als Hij de zieken geneest dan is dat om te bewijzen dat Hij de mens geworden Zoon van God is. Ook is het om te bewijzen hoe zijn goedheid zich zal doen gelden voor de mensheid. Hij zal de zielen gezondheid schenken. Hij heeft het heel dikwijls gezegd: «Ik ben niet gekomen voor zij die gezond zijn, maar voor de zieken», om hen te genezen. En zelfs zal Hij doden doen opstaan.
Het zullen grote mirakels zijn om zijn goddelijkheid te bewijzen en leven te geven aan de zielen die de zonde had verwijderd en afgesneden van God. Daaraan ziet men goed hoezeer deze mirakels, die ook ons verstand raken, tegelijkertijd openbaringen van zijn leer zijn. Hij komt om de mensen lief te hebben, om hen te vergeven, om hen te bevrijden uit de slavernij, om hen te redden van hun ondeugden en hun ziekten, nog meer de geestelijke en morele dan de lichamelijke. Hij komt om hen vreugde te schenken.
De Christus van Galilea is een Messias die het volk bekoort. Hij straalt zo’n goedheid, zo’n tederheid en terzelfdertijd een zodanige kracht uit ten dienste van de liefde tot zijn broeders, de mensen, dat Hij op verbazingwekkende manier de besten aan zich bindt. Op zijn woord laten de eerste leerlingen hun netten, hun boot en hun vader in de steek om zich aan Jezus Christus te binden. Ze zijn bevrijd van de duivel en volgen Hem overal waar Hij gaat. Ze waren zondaars, ze gingen gebukt onder hun zonden, zoals de overspelige vrouw en zoals Maria Magdalena, en ze worden vergeven. Ze waren zoals Zacheüs en zoals Levi, gierig en gulzig aan geld gehecht, en na vervolgens Jezus ontmoet te hebben breken ze met deze gehechtheid, worden ze bevrijd en volgen ze Jezus.
abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de retraite over het Credo